ECLI:NL:RBROT:2024:12683

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
11372509 CV EXPL 24-26613
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming bedrijfsruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Van der Wal Bedrijfshuisvesting B.V. en een gedaagde die onder een handelsnaam opereert. De eiseres, Van der Wal, heeft een vordering ingesteld tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de bedrijfsruimte vanwege een huurachterstand. De huurovereenkomst betreft een bedrijfsruimte waar de huurprijs € 568,70 per maand bedraagt. De gedaagde heeft erkend een huurachterstand te hebben van € 1.137,40 over de maanden juni en juli 2024, en heeft daarnaast nog een bedrag van € 37,73 aan energiekosten en € 600,00 aan contractuele boetes verschuldigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om de huurachterstand, de energiekosten en de contractuele boetes te betalen, en heeft de gedaagde opgedragen om de bedrijfsruimte binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van Van der Wal begroot op € 794,39. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11372509 CV EXPL 24-26613
datum uitspraak: 29 november 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Van der Wal Bedrijfshuisvesting B.V.,
vestigingsplaats: Zuidland,
eiseres,
gemachtigde: [naam],
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam [handelsnaam],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Van der Wal’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 oktober 2024, met bijlagen;
  • het antwoord.

2.De feiten

2.1.
Tussen Van der Wal als verhuurder en [gedaagde] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte aan [adres].
2.2.
De huur bedraagt momenteel € 568,70 per maand en moet voor de eerste van de maand betaald worden.

3.Het geschil

3.1.
Van der Wal eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen om de bedrijfsruimte te ontruimen;
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 2.041,40 met rente en de lopende huur vanaf 1 november 2024;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit € 1.137,40 aan huurachterstand over de maanden juni en juli 2024, € 37,73 aan afrekening energiekosten, € 600,00 aan contractuele (verzuim)boetes voor de maanden juni en juli 2024 en € 266,27 aan buitengerechtelijke kosten.
3.2.
Van der Wal baseert de eis op het volgende. [gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt dat de huurovereenkomst wordt ontbonden. Daarnaast is [gedaagde] de nog openstaande afrekening energiekosten, de contractuele verzuimboetes over de maanden juni en juli 2024 en een vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] erkent de gevorderde huurachterstand. Hij heeft geprobeerd een betalingsregeling te treffen met Van der Wal maar dit is niet gelukt. De lopende huur wordt sinds augustus 2024 weer betaald. [gedaagde] is het niet eens met de contractuele boetes die zijn opgelegd, omdat hij de ruimte voor privédoeleinden heeft gehuurd.

4.De beoordeling

Huurachterstand
4.1.
Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] de huur over de maanden juni en juli 2024 niet heeft betaald en dat de huurachterstand ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding € 1.137,40 bedraagt. [gedaagde] wordt veroordeeld om dit bedrag aan Van der Wal te betalen.
Afrekening energiekosten
4.2.
[gedaagde] heeft niet betwist dat hij nog een bedrag van € 37,73 aan energiekosten aan Van der Wal verschuldigd is. Dit bedrag wordt daarom toegewezen.
Contractuele boete
4.3.
De gevorderde contractuele boetes van in totaal € 600,00 worden toegewezen. In artikel 23.2 van de toepasselijke algemene voorwaarden is een boetebeding opgenomen. Daarin staat dat als de huur niet op tijd wordt betaald, [gedaagde] een direct opeisbare boete van minimaal € 300,00 per maand aan Van der Wal is verschuldigd. [gedaagde] heeft de huur over de maanden juni en juli 2024 niet tijdig betaald en is daarom over deze twee maanden de boete verschuldigd (2 x € 300,00). Geen reden wordt gezien om de boete te matigen. De stelling van [gedaagde] dat hij de bedrijfsruimte voor privédoeleinden heeft gehuurd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Op welke wijze en voor welke doeleinden [gedaagde] de ruimte gebruikt, staat namelijk los van de vraag of [gedaagde] de contractuele boetes verschuldigd is.
Incassokosten
4.4.
De gevorderde incassokosten van € 266,27 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
Rente
4.5.
Van der Wal vordert de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over een bedrag van € 1.775,13 vanaf de datum van dagvaarden tot de dag waarop volledig is betaald. De kantonrechter begrijpt dat het bedrag waarover de rente wordt gevorderd, opgebouwd is uit € 1.137,40 aan huurachterstand, € 37,73 aan energiekosten en € 600,00 aan contractuele boetes.
4.6.
De gevorderde rente over het bedrag van € 1.137,40 aan huurachterstand wordt afgewezen. De onder 4.3. besproken contractuele boete heeft het karakter van een (gefixeerde) schadevergoeding. Artikel 6:96 lid 2 BW bepaalt dat de boete in de plaats treedt van een schadevergoeding op grond van de wet. Partijen kunnen afspreken dat boete en schadevergoeding naast elkaar verschuldigd zijn, maar daarvan is niet gebleken. Van der Wal kan daarom alleen aanspraak maken op de boete en niet op de rente over de huurachterstand.
4.7.
Ten aanzien van de energiekosten van € 37,73, wordt de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW toegewezen zoals onder de beslissing vermeld, omdat Van der Wal genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
4.8.
Over het bedrag aan contractuele boetes van € 600,00, wordt de wettelijke rente van artikel 6:119 BW toegewezen zoals onder de beslissing vermeld. Van der Wal eist over dit bedrag de handelsrente van artikel 6:119a BW, maar die is niet van toepassing. [gedaagde] moet namelijk weliswaar betalen op basis van een handelsovereenkomst, maar het is niet de primaire betalingsverplichting. [1] Daarom wordt de rente over dit bedrag toegewezen op basis van artikel 6:119 BW.
Ontbinding huurovereenkomst
4.9.
De huurder is verplicht om de huur op tijd te betalen. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Daarom vraagt Van der Wal de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst dit alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan twee maanden genoeg zijn, maar de rechter moet rekening houden met alle omstandigheden. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen. [2]
4.10.
De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst. Daarbij weegt zwaar mee dat [gedaagde] niet inzichtelijk heeft gemaakt of en op welke termijn hij de huurachterstand kan afbetalen. Ook heeft [gedaagde] geen omstandigheden gesteld die maken dat ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd zou zijn. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de bedrijfsruimte wordt daarom toegewezen.
Ontruimingstermijn en gebruiksvergoeding
4.11.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet [gedaagde] de bedrijfsruimte met al zijn spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen nadat dit vonnis is betekend. De kantonrechter machtigt Van der Wal niet om de bedrijfsruimte zelf te ontruimen. Alleen de deurwaarder mag namelijk gedwongen ontruimen (artikel 556 Rv). Daarbij kan de deurwaarder de hulp van politie en justitie inroepen (artikel 444 en 557 Rv).
4.12.
Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een gebruiksvergoeding van € 568,70 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Van der Wal heeft niet uitgelegd waarom [gedaagde] een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand. De gevorderde overeengekomen rente van 1% over de periode na de ontbinding van de huurovereenkomst wordt afgewezen. Uit de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden volgt namelijk geen overeengekomen rente van 1% per maand. Voor zover Van der Wal daarmee doelt op de contractuele boete van 1%, wordt deze ook afgewezen. Deze boete vindt immers zijn grondslag in de huurovereenkomst en na ontbinding bestaat deze overeenkomst niet meer.
Proceskosten
4.13.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Van der Wal moet betalen op € 116,39 aan dagvaardingskosten, € 372,00 aan griffierecht, € 204,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 102,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 794,39. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
4.14.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Van der Wal dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Van der Wal te betalen € 1.137,40 aan huurachterstand over de maanden juni en juli 2024 en € 266,27 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Van der Wal te betalen € 37,73 aan energiekosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over dit bedrag vanaf 16 oktober 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Van der Wal te betalen € 600,00 aan contractuele boetes, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 16 oktober 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
5.4.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Van der Wal te stellen;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf november 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Woonplus te betalen € 582,46 per maand;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Van der Wal worden begroot op € 794,39;
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
62828

Voetnoten

1.Hoge Raad, 8 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3106.
2.Zie Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.