In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en een gedaagde huurder. De eiseres, Havensteder, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand. De huurachterstand was ontstaan na de vernietiging van een oneerlijk huurprijswijzigingsbeding, waardoor de huurprijs onterecht was verhoogd. De kantonrechter oordeelde dat de huurprijswijzigingsbepaling in de algemene voorwaarden van Havensteder oneerlijk was en vernietigde deze. Dit leidde tot de conclusie dat de huurprijs die bij het aangaan van de overeenkomst was afgesproken, nog steeds geldt. De kantonrechter stelde vast dat de gedaagde een huurachterstand had van € 1.975,97, na rekening te houden met te veel betaalde huur. De vordering tot ontbinding en ontruiming werd ingetrokken door Havensteder, waardoor deze niet meer aan de orde was. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van incassokosten en rente af, omdat de bepalingen hierover in de algemene voorwaarden ook als oneerlijk werden aangemerkt. De proceskosten werden toegewezen aan Havensteder, maar de kantonrechter oordeelde dat Havensteder niet onterecht tot dagvaarding was overgegaan. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.