ECLI:NL:RBROT:2024:12677

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
ROT 23/2201
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitspraak op verzet inzake herbeoordeling kinderopvangtoeslag

Op 18 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op het verzet van de Dienst Toeslagen tegen een eerdere uitspraak van 2 augustus 2023. In deze eerdere uitspraak was het beroep van eiseres gegrond verklaard wegens het uitblijven van een beslissing op haar verzoek om herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. De rechtbank had de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen twee weken alsnog een beslissing te nemen, met een dwangsom van € 100 per dag, tot een maximum van € 15.000. De Dienst Toeslagen heeft verzet aangetekend tegen de geboden beslistermijn van twee weken, en de rechtbank heeft geoordeeld dat dit verzet gegrond is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Dienst Toeslagen recht had op een termijn van zes weken, omdat er al een verweerschrift was ingediend. Hierdoor is de eerdere uitspraak van 2 augustus 2023 gedeeltelijk vervallen, maar de rechtbank heeft besloten dat de beslistermijn moet worden verlengd naar zes weken, te rekenen vanaf de dag na de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd in deze fase van verzet. De uitspraak is gedaan door rechter A. Dingemanse, in aanwezigheid van griffier R. Stijnen, en is openbaar uitgesproken op 18 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/2201

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2024 op verzet van

Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. R.J. Bor)
tegen de uitspraak van de rechtbank van 2 augustus 2023 in het geding tussen

[Naam] , uit [Plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N. Kose-Albayrak),

en tevens uitspraak met vereenvoudigde afdoening op het beroep van

[Naam] , uit Rotterdam, [[...]]

(gemachtigde: mr. N. Kose-Albayrak),
tegen verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank op verzet van verweerder tegen de uitspraak van de rechtbank van 2 augustus 2023. Omdat het verzet gegrond is en een zitting niet is verzocht en evenmin zinvol is, wordt direct met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) einduitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. Op 29 maart 2023 heeft eiseres beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing op haar verzoek om herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag, waarbij eiseres de rechtbank heeft verzocht de hoogte van de door verweerder verbeurde dwangsom vast te stellen en verweerder op te dragen binnen twee weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen.
3. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep wegens niet tijdig beslissen gegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank de reeds verbeurde dwangsom door verweerder vastgesteld op € 1.442. Zij heeft verweerder verder opgedragen binnen twee weken alsnog te beslissen onder verbeurte van een dwangsom van € 100 per dag, met een maximum van € 15.000. Ten slotte heeft de rechtbank bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 50 aan eiseres vergoedt en heeft verweerder in de proceskosten van eiseres veroordeeld tot een bedrag van € 418,50.
4. Met betrekking tot de beslistermijn heeft de rechtbank het volgende overwogen:
“5. Omdat verweerder nog geen besluit op het verzoek heeft genomen bepaalt de rechtbank verder dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het bestuursorgaan dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. Verweerder heeft zich over het verzoek om een termijnstelling voor de herbeoordeling niet uitgelaten.
6. Indien verweerder vraagt om een afwijkende (langere) termijn bij beroepen gericht tegen het niet tijdig beslissen op een herbeoordelingsverzoek over het recht op kinderopvangtoeslag of op een bezwaar tegen de uitkomst daarvan, houdt de rechtbank de lijn aan dat in die gevallen sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat een nadere beslistermijn wordt gegeven van 12 weken, die gaat lopen de dag na de datum van het verweerschrift. Nu geen verweerschrift is ingediend houdt de rechtbank de standaardtermijn aan van twee weken na het verzenden van de uitspraak van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb. Verweerder moet, mede gelet op artikel 6.7 Wet hersteloperatie toeslagen, binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak een vooraankondiging over de uitkomst van het herbeoordelingsverzoek verzenden. Vervolgens moet hij binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze op de vooraankondiging of binnen twee weken na het verstrijken van de termijn van zes weken om te reageren op de vooraankondiging een besluit op het herbeoordelingsverzoek bekend maken. Door snel een zienswijze in te dienen of mee te delen dat geen zienswijze wordt ingediend heeft een aanvrager het in de hand om het tweede deel van deze termijn zo kort als mogelijk te maken.”
5. Het verzet van verweerder beperkt zich tot de geboden beslistermijn van twee weken. Verweerder heeft in dit verband terecht aangevoerd dat hij wel een verweerschrift heeft ingediend. Gelet hierop kon verweerder aanspraak maken op een termijn van zes weken na de uitspraak, nu het verweerschrift reeds was ingediend op 12 april 2023 (zie bijv. ECLI:NL:RVS:2023:3209 en ECLI:NL:RBROT:2024:3349). Het verzet is dus gegrond.
6. In beginsel vervalt daarmee de uitspraak van 2 augustus 2023 (artikel 8:55, negende lid, van de Awb). Het geheel vervallen van die uitspraak zou eiseres mogelijk in een slechtere positie brengen dan waartoe het verzet van verweerder strekt. Want in dat geval zou de rechtbank mogelijk een nieuwe beslistermijn moeten vaststellen naar de toekomst. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om alleen dat onderdeel van de uitspraak van 2 augustus 2023 als aangetast te beschouwen waarop het verzet ziet.
7. Dit betekent dat na het verzet uitsluitend reparatie van de beslistermijn dient te plaats te hebben naar een datum in het verleden. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres – voor zover de uitspraak van 2 augustus 2023 is komen te vervallen – opnieuw met toepassing van artikel 8:54 van de Awb gegrond en bepaalt dat verweerder binnen zes weken alsnog diende te beslissen te rekenen de dag na 2 augustus 2023.

Conclusie en gevolgen

8. Het verzet is gegrond, de aangevallen uitspraak vervalt uitsluitend voor wat betreft de geboden beslistermijn van twee weken. De rechtbank doet opnieuw uitspraak door die beslistermijn vanaf de vervallen uitspraak te stellen op zes weken.
9. Voor een proceskostenveroordeling in de fase van verzet en voor de fase van de nu voorliggende vereenvoudigde behandeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het verzet gegrond;
 bepaalt dat verweerder binnen zes weken te rekenen vanaf de dag volgende op 2 augustus 2023 dient te beslissen op de aanvraag onder verbeurte van de dwangsom zoals die is vastgesteld in de uitspraak van 2 augustus 2023.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2024.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij opnieuw uitspraak is gedaan verzet open binnen zes weken te rekenen na de dag van bekendmaking van de uitspraak.