ECLI:NL:RBROT:2024:12672

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
10.304044.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte wegens smaad in context van publiek debat over asielzoekerscentrum

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van smaad. De verdachte had op 18 augustus 2022 een tweet geplaatst waarin hij een andere persoon, [naam], beledigde door hem te beschuldigen van seksuele misdrijven, specifiek grooming. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de smaad en een geldboete van € 500,-, evenals een schadevergoeding voor de benadeelde partij, [naam].

De rechtbank oordeelde dat de tweet op zichzelf beledigend was, maar dat de context waarin deze was geplaatst het beledigende karakter deed vervallen. De verdachte had gereageerd op een tweet van [naam] die kritiek uitte op ouders van kinderen die deelnamen aan protesten tegen de komst van een asielzoekerscentrum. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich in een publiek debat mengde en dat zijn uitlatingen niet onnodig grievend waren.

Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde smaad. De benadeelde partij, [naam], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel werd opgelegd. De kosten van de verdediging werden begroot op nihil. De uitspraak werd gedaan door politierechter mr. A.J.P. van Essen, in aanwezigheid van griffier R. van der Maarel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10.304044.22
Datum uitspraak: 19 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de politierechter van de rechtbank Rotterdam in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .

1.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek heeft plaatsgevonden op de terechtzitting van 5 december 2024.
De verdachte heeft de politierechter toen gemotiveerd verzocht schriftelijk vonnis te wijzen. De uitspraak van het vonnis is bepaald op vandaag.

2.Zaak in het kort

De beschuldiging is in het kort dat de verdachte de eer en/of goede naam van [naam] (hierna: [naam] ) heeft aangerand met een smaadschrift, te weten een bericht op Twitter (nu: X).
De officier van justitie vindt dat het feit dat is ten laste gelegd bewezen kan worden en dat dit feit - ook in de gegeven omstandigheden - een strafbaar feit oplevert.
De verdachte meent dat zijn Twitterbericht geen strafbaar feit oplevert. Hij beroept zich op de uitzonderingsbepaling van artikel 261 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en op de vrijheid van meningsuiting zoals deze wordt beschermd door artikel 10 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
De tenlastelegging is geënt op het bepaalde in artikel 261 Sr. Daarin is, voor zover nu van belang, bepaald:
1. Hij die opzettelijk iemands eer of goede naam aanrandt, door telastlegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, wordt, als schuldig aan smaad, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
2. Indien dit geschiedt door middel van geschriften (…) verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen, (…) wordt de dader, als schuldig aan smaadschrift, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
3. Noch smaad, noch smaadschrift bestaat voor zover de dader heeft gehandeld tot noodzakelijke verdediging, of te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het te last gelegde waar was en dat het algemeen belang de telastlegging eiste.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Sanderse heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 500,-
  • toewijzing van de vordering benadeelde partij [naam] tot € 500,- als vergoeding van immateriële schade.

4.Beoordeling

Op grond van de inhoud van het dossier en hetgeen op de zitting is besproken, kan het volgende worden vastgesteld.
De verdachte heeft als raadslid voor
[naam politieke partij]op 18 augustus 2022 een bericht op Twitter geplaats waarin staat: ‘Ah, de groomer die minderjarige jongens lastig viel met seksueel getint grensoverschrijdend gedrag heeft ook een mening.’ Dat bericht wordt hierna aangeduid als ‘de Tweet’.
Aanleiding voor de Tweet was het volgende. In augustus 2022 werd in Albergen, Overijssel, geprotesteerd tegen de komst van een asielzoekerscentrum (AZC). Op Twitter is daarover bericht, met daarbij beeldmateriaal van kinderen die deelnamen aan dat protest. [naam] heeft daarop op Twitter op 18 augustus 2022 gereageerd met: ‘Haat, racisme en xenofobie zijn aangeleerd en in Albergen denken ze: daar kun je niet vroeg genoeg mee beginnen’.
Dat bericht heeft de verdachte op Twitter geciteerd, met de Tweet als reactie daarop.
De beschuldiging tegen de verdachte betreft een strafbare belediging die onder specifieke, strafverzwarende omstandigheden zou zijn begaan. Om te beginnen moet daarom worden beoordeeld of de Tweet als beledigend in de zin van de wet moet worden aangemerkt.
De politierechter is van oordeel dat de Tweet op zichzelf inderdaad beledigend is voor [naam] , omdat hij daarin wordt aangeduid als pleger van een of meer seksuele misdrijven, te weten kort gezegd grooming. Daarmee wordt [naam] aangetast in zijn eer en goede naam.
In beginsel valt de Tweet daarmee onder het bereik van de strafbepaling van artikel 261 Sr.
Vervolgens moet worden beoordeeld of de Tweet ook in de gegeven omstandigheden als beledigend in de zin van de wet kan worden aangemerkt.
Volgens vaste rechtspraak kan een uitlating die op zichzelf beledigend is, het beledigend karakter verliezen als de uitlating is gedaan in een context waarin deze een bijdrage kan leveren aan het publiek debat en de uitlating in dat verband niet onnodig grievend is.
Voor de context van de Tweet geldt het volgende. [naam] en de verdachte hebben zich als (gewezen) politicus achtereenvolgens gemengd in een publiek debat over de komst van een AZC in Albergen en de protesten daartegen.
Het bericht van [naam] op Twitter valt te lezen als scherpe kritiek op de ouders die hun kinderen lieten deelnemen aan de protesten tegen het AZC. Hij beticht hen er namelijk van dat zij hun kinderen zo jong mogelijk haat, racisme en xenofobie bijbrengen.
De verdachte heeft zich kennelijk daarop genoodzaakt gevoeld zich in het debat te mengen, en op te komen voor de mensen hij als verwant ziet aan zijn achterban. Met de Tweet bestrijdt de verdachte dat [naam] in de positie verkeert kritiek te hebben op de deelname van kinderen aan die protesten. Met zijn bewoordingen refereert de verdachte kennelijk aan de omstandigheid dat [naam] in 2021 in opspraak was geraakt door de beschuldiging dat hij minderjarige jongens met seksueel geladen berichten zou benaderen; berichten daarover waren verschenen in de media, waaronder een landelijk dagblad, ook wel geflankeerd door een uitleg van het begrip ‘grooming’.
De bewoordingen die de verdachte heeft gebruikt zijn in díe context niet onnodig grievend.
Bij deze stand van zaken is voldaan aan beide voorwaarden waaronder de bewoordingen van Tweet hun beledigende karakter verliezen. Omdat de Tweet niet is aan te merken als beledigend in de zin van de tenlastelegging moet de verdachte worden vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij

[naam] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. [naam] vordert een vergoeding van materiële en immateriële schade.
Omdat er geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a Sr niet wordt toegepast, wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.

6.Beslissing

De politierechter:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [naam] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, politierechter,
in tegenwoordigheid van R. van der Maarel, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 18 augustus 2022 te Rotterdam opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [naam] heeft aangerand,
door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht,
door berichten te plaatsen op Twitter met daarin de woorden:
- "Ah, de groomer die minderjarige jongens lastig viel met seksueel getint grens over schrijdend gedrag heeft ook een mening."
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.