ECLI:NL:RBROT:2024:12628

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
C/10/688569 / JE RK 24-2368
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening ondertoezichtstelling van een ongeboren kind

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 december 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een ongeboren kind. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, die verzocht om het nog ongeboren kind voor een periode van twaalf maanden onder toezicht te stellen. De kinderrechter heeft de moeder, die op een bij de rechtbank bekend adres woont, als belanghebbende aangemerkt. De vader is als informant aangemerkt, maar is niet verschenen tijdens de zitting. De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de moeder en haar advocaat, alsook een vertegenwoordigster van de Raad aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de situatie van de moeder, waaronder middelengebruik en haar woonsituatie, wat ook gevolgen heeft voor het ongeboren kind. De moeder heeft aangegeven dat zij in januari 2025 kan beginnen met een behandeltraject bij Brijder Verslavingszorg. De kinderrechter heeft op basis van de wettelijke criteria in het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat het noodzakelijk is om het ongeboren kind onder toezicht te stellen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/688569 / JE RK 24-2368
Datum uitspraak: 9 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad, Rotterdam,
over
Het nog ongeboren kind [achternaam moeder],
hierna te noemen: het nog ongeboren kind.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.A. Oosterveen, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam vader] ,
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 1 november 2024, ontvangen op diezelfde datum;
  • de reactie van de moeder op het conceptrapport van de Raad, ontvangen op 4 november 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [persoon A] .
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen. Ook is namens de GI niemand verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de GI wel juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan een tweetal begeleidsters van de moeder, mw. [persoon B] en mw. [persoon C] .

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over het nog ongeboren kind zal (in beginsel) vanaf de dag van de geboorte van rechtswege worden uitgeoefend door de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt het nog ongeboren kind voor een periode van twaalf maanden onder toezicht te stellen.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. De moeder doet haar best om alle gemaakte afspraken na te komen. Wel blijven er zorgen om de situatie van de moeder en daarmee om het nog ongeboren kind bestaan. Zo bestaan er zorgen om het middelengebruik en de huidige woonomstandigheden van de moeder. Op dit moment is er nog geen vaste verblijfplek gevonden, waar de moeder kan verblijven als het nog ongeboren kind geboren is. Daarnaast bestaan er zorgen om de relatie van de moeder met de vader. Het is van belang dat het nog ongeboren kind onder toezicht wordt gesteld, zodat meer zicht komt op de situatie. Daarbij dient de GI regie te voeren over de reeds ingezette hulpverlening en nog in te zetten hulpverlening voor de moeder.
4.2.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek van de Raad. De moeder begrijpt de zorgen. Waarschijnlijk kan zij in januari 2025 terecht bij Brijder Verslavingszorg, waar zij tijdens haar behandeltraject kan verblijven. De moeder is voornemens om goed mee te werken aan de behandeling bij Brijder, zodat zij vervolgens bij een moeder-kind huis terecht kan.

5.De beoordeling

5.1.
Gelet op artikel 1:2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) merkt de kinderrechter het nog ongeboren kind als reeds geboren aan, nu zijn belang dit vordert. Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 BW. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er zorgen bestaan om de situatie van de moeder en daarmee om het nog ongeboren kind. Zo bestaan er zorgen om het middelengebruik en de woonsituatie van de moeder. Ook bestaan er zorgen om de relatie van de moeder met de vader. Het is nog onduidelijk welke rol de vader in het leven van het nog ongeboren kind zal spelen. Het is positief dat de moeder haar best doet om alle gemaakte afspraken na te komen. Ook is het positief dat zij in januari eventueel bij Brijder Verslavingszorg terecht kan voor een behandeling en dat zij hier tijdens haar behandeltraject kan verblijven. De aankomende periode is het van belang dat de GI betrokken is, zodat het welzijn van de moeder en het nog ongeboren kind kan worden gemonitord en meer zicht komt op de algehele situatie. Daarbij dient de GI regie te voeren over de hulpverlening die voor de moeder wordt ingezet.
5.3.
Gelet op voorgaande acht de kinderrechter de betrokkenheid van een jeugdbeschermer, in het kader van een ondertoezichtstelling, noodzakelijk. Er is geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De kinderrechter zal het nog ongeboren kind daarom onder toezicht stellen voor een noodzakelijk te achten duur van twaalf maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
beschouwt het nog ongeboren kind als geboren;
6.2.
stelt het nog ongeboren kind onder toezicht van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 9 december 2024 tot 9 december 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.N. Melkert, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2024, in aanwezigheid van mr. L.L.N. Snijder als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgelegd op 13 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.