ECLI:NL:RBROT:2024:12619

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
C/10/688100 / KG ZA 24-1009
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen franchisegever en franchisenemer over contractuele bepalingen en voorkeursrecht inzage bod tot overname

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding tussen A.F. Benelux Holding B.V. (AFB) en een franchisenemer, aangeduid als [gedaagde]. AFB is franchisegever van de Anytime Fitness formule en heeft een franchiseovereenkomst met [gedaagde] voor de vestiging in Nesselande, die op 24 november 2019 is gesloten en op 24 november 2024 afloopt. AFB heeft aangegeven de overeenkomst niet te willen verlengen, terwijl [gedaagde] heeft aangegeven dat een nicht van de bestuurder van [gedaagde] een bod heeft gedaan op de vestiging, maar later van de overname heeft afgezien. AFB vordert in dit kort geding dat [gedaagde] haar informeert over het bod en haar verbiedt de fitnessclub te verkopen voordat AFB een besluit heeft genomen over de aankoop. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van AFB niet voldoende kans van slagen hebben in een bodemprocedure, omdat niet met zekerheid kan worden gesteld dat de bodemrechter in het voordeel van AFB zal oordelen. De vorderingen zijn afgewezen, en AFB is veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/688100 / KG ZA 24-1009
Vonnis in kort geding van 22 november 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A.F. BENELUX HOLDING B.V.,
gevestigd te Sittard-Geleen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.W. Dolphijn te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. N.H. Margetson te Rotterdam.
Partijen worden hierna AFB en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 11 november 2024, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie;
  • de akte houdende overlegging producties van [gedaagde], met producties;
  • de pleitnota van mr. Dolphijn;
  • de pleitnotities van mr. Margetson.
1.2.
Op 19 november 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1.
AFB is rechthebbende voor de Benelux van een franchiseformule voor het exploiteren van fitnessclubs onder de naam Anytime Fitness (hierna: AF) die 24 uur per dag toegankelijk zijn voor sporters.
2.2.
[gedaagde] is een franchisenemer van AFB. Zij exploiteert een AF vestiging in Rotterdam Nesselande en een AF vestiging in Rotterdam Zevenkamp. [1] [naam 1] (hierna: [naam 1]) is de (indirect) bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde].
2.3.
AFB en [gedaagde] hebben op 24 november 2019 een franchiseovereenkomst gesloten voor de AF vestiging in Nesselande (hierna: de overeenkomst). Deze heeft een looptijd van vijf jaar en loopt dus af op 24 november 2024. Artikel 13 van de overeenkomst bevat een regeling voor overdracht van de rechten en plichten van [gedaagde] onder de overeenkomst, artikel 16 een non-concurrentiebeding en artikel 17 een voorkeursrecht. Voor de AF vestiging in Zevenkamp is een andere franchiseovereenkomst gesloten. Die overeenkomst loopt, behoudens verlenging, af op 29 februari 2026.
2.4.
AFB heeft in 2023 aangegeven geen verlenging van de overeenkomst voor Nesselande te willen. [gedaagde] heeft aangegeven dat een nicht van [naam 1], (destijds) een bestuurder en werknemer van [gedaagde], de vestigingen in Nesselande en Zevenkamp zou willen overnemen. Zij heeft hiertoe een niet-bindend bod uitgebracht, maar heeft later afgezien van een overname. Verder hebben partijen gesproken over de mogelijkheid dat door AFB aan te dragen kandidaten de vestigingen in Nesselande en Zevenkamp zouden overnemen. Er is geen overeenstemming bereikt, de verhoudingen zijn verzuurd en vanaf enig moment heeft [gedaagde] geweigerd nog verder te overleggen. Op die weigering is zij in de praktijk deels teruggekomen.
2.5.
Op 18 oktober 2024 heeft [naam 1] aan de leden van [gedaagde] het volgende bericht verzonden:
“Ruim negen jaar hebben mijn team en ik in Nesselande met onze mooie sportschool Anytime Fitness, jou mogen bedienen naar een gezondere en vitalere levensstijl. Dat hebben we met enorm veel plezier en passie gedaan.
Wat ooit begon als een nieuwe ‘business’ voor mij is inmiddels uitgegroeid tot een vaste, bekende sportschool en sociale plek voor veel mensen in Nesselande. Voor mij dan ook een mooi moment om deze levendige sportschool over te gaan dragen en verder te gaan met mijn andere activiteiten.
Per 24 november 2024 draag ik Anytime Fitness Nesselande over aan een nieuwe eigenaar. Deze zal zich binnenkort aan jullie, voorstellen.
De nieuwe eigenaar heeft mooie plannen en zal de gym klaar gaan maken voor de komende 5-10 jaar. Voor de volledigheid mijn Gym in Zevenkamp blijft gewoon Anytime Fitness Zevenkamp en blijft onder mijn verantwoordelijkheid.
Ik wil iedereen veel sportiviteit wensen, mochten er nog vragen zijn dan kun je de komende periode nog bij mij of het team terecht.”
Op dezelfde datum werden in de vestiging Nesselande, met medeweten van [naam 1], posters opgehangen met de volgende tekst:
“VERBOUWING / HEROPENING
Van 21 november 20.00 uur tot 30 november 12:00 uur is de gym gesloten.
Op 30 november openen wij de deuren weer met een nieuwe 24/7 gym concept.
KOM UW NIEUWE TOEGANGSPAS OPHALEN
Op 23 november van 12.00 – 16.00
Op 24 november van 12.00 – 16.00
Op 27 november van 09.00 – 13.00
Op 28 november van 09.00 – 1300
& 17.00 – 21.00 uur
GRAND OPENING 30 november 12.00 uur”
2.6.
Op 6 november 2024 heeft [naam 2] (hierna: [naam 2]) per e-mail aan de leden van de Anytime Fitnessclub te Nesselande, zich kenbaar gemaakt als de beoogde nieuwe eigenaar. In deze e-mail, die is verzonden met een e-mailadres van de met AFB concurrerende fitnessorganisatie Snap Fitness, stond dat hij, zoals al was aangekondigd, de sportschool in Nesselande per 30 november 2024 zou overnemen, dat hij vanaf 24 november 2024 aanwezig zal zijn om zich voor te stellen en dat er dan ook verbouwingen zouden plaatsvinden. De tarieven en medewerkers blijven hetzelfde, de toegangspas wordt vervangen. Voor het verzenden van deze e-mail heeft [naam 2] gebruik gemaakt van een kopie van het ledenbestand van [gedaagde] dat hij had gekregen van [gedaagde].

3.Het geschil

in conventie (vorderingen van AFB op [gedaagde])
3.1.
AFB vordert bij vonnis dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. [gedaagde] veroordeelt om AFB onmiddellijk, overeenkomstig hetgeen bepaald is in artikel 17 van de overeenkomst, schriftelijk te informeren over de volledige voorwaarden van het ontvangen bod op de fitnessclub alsmede de naam van de bieder, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
b. [gedaagde] verbiedt om de fitnessclub te verkopen, over te dragen, te leveren dan wel op enige andere wijze te vervreemden voordat AFB binnen de daartoe in artikel 17 van de overeenkomst gestelde termijnen een besluit zal hebben genomen over de aankoop van de fitnessclub onder de kenbaar gemaakte voorwaarden op straffe van verbeurte van een dwangsom;
c. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
in reconventie (vordering van [gedaagde] op AFB)
3.3.
[gedaagde] vordert op haar beurt – samengevat en na wijziging van eis – dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, AFB verbiedt een beroep te doen op artikel 16.B van de overeenkomst voor wat betreft het Anytime Fitness filiaal in Rotterdam Zevenkamp.
3.4.
AFB voert gemotiveerd verweer.

4.De beoordeling

in conventie (de vorderingen van AFB op [gedaagde]

4.1.
De vorderingen van AFB zien er enerzijds op dat zij een afschrift wil van het bod dat is gedaan door of namens [naam 2], inclusief alle voorwaarden, en anderzijds dat [gedaagde] de fitnessclub in Nesselande niet zal verkopen zolang als AFB zich over dat bod beraad. Op zitting is door AFB bevestigd dat haar vorderingen niet zien op het bod dat de nicht van [naam 1] eerder had uitgebracht (zie 2.4).
4.2.
In dit kort geding moet beoordeeld worden of de vorderingen van AFB een zodanige kans van slagen heeft in een bodemprocedure dat vooruitlopend daarop toewijzing van de door AFB gevorderde voorzieningen verantwoord is. Daarnaast moeten de belangen van partijen afgewogen worden. Inherent aan een kort geding is dat die beslissing genomen moet worden op basis van wat partijen over en weer stellen en de overgelegde stukken omdat bewijsvoering in een kort geding niet goed mogelijk is. Het komt dus ook op de vraag wat aannemelijk is geworden in dit kort geding.
4.3.
De grondslag van de vorderingen van AFB is artikel 17 van de overeenkomst. Dat bepaalt:
"Indien Franchisenemer gedurende de looptijd van deze Overeenkomst een bod tot aankoop of huur van zijn Anytime Fitness Club krijgt of tot overname van de aandelen van de vennootschap waarin de Anytime Fitness Club wordt gedreven, zal hij gehouden zijn de volledige voorwaarden van het bod en de naam van de bieder schriftelijk aan Franchisegever bekend te maken. Franchisegever heeft als dan het recht het bedrijf op de voorwaarden vermeld in het aanbod te kopen of huren. Indien Franchisegever besluit het bedrijf te kopen of huren, zal hij Franchisenemer binnen 30 dagen na ontvangst van de kennisgeving over het bod schriftelijk van zijn besluit in kennis stellen, bij gebreke waarvan Franchisenemer het recht heeft om op de aangeboden voorwaarden aan de aanbieder te verkopen of verhuren, met inachtneming van de bepalingen betreffende Overdracht. (…)”
4.4.
Op zitting is gebleken dat [naam 2] op enig moment in de afgelopen maanden aan [gedaagde] een bod heeft gedaan om de fitnessclub in Nesselande over te nemen. Naar zegge van [gedaagde] komt dat bod erop neer dat [naam 2] de fitnessclub, zonder elementen van de AF franchiseformule en
debt free, overneemt voor een (in een keer te betalen) bedrag van € 800.000,-. De locatie van de fitnessclub is gehuurd van een derde en het is de bedoeling dat de huur daarvan overgaat naar [naam 2]. [gedaagde] stelt dat deze overname nog gefinaliseerd moet worden en gaat ervan uit dat dit na 24 november 2024 zal gebeuren. AFB gaat ervan uit dat de afspraken tussen [gedaagde] en [naam 2] meer omvatten dan alleen een bod en een voornemen tot overname. Zij wijst erop dat al op 18 oktober 2024 is aangekondigd dat de vestiging zal worden overgenomen (zie 2.5) en dat de verbouwing van de vestiging al in volle gang is. AFB betoogt dat zowel het niet doorgeven van een door [naam 2] gedaan bod, als het maken van afspraken en al in gang zetten van de overname, in strijd is met artikel 17 van de overeenkomst. AFB betwijfelt overigens wel of [gedaagde] het bod van [naam 2] juist heeft weergeven. Dat betreft met name de gestelde overnameprijs en de uitlating van [gedaagde] dat die prijs bij overname betaald zal worden. Het is volgens AFB bij dit soort overnames gebruikelijk dat de koopsom in termijnen wordt betaald, zodat een deel van de koopsom feitelijk als lening door de verkoper aan de koper wordt verstrekt. [naam 2] kan volgens AFB geen overnameprijs van € 800.000,- financieren.
4.5.
[gedaagde] heeft de e-mail waarin zij zegt dat het bod van [naam 2] is neergelegd, niet in het geding gebracht. De precieze inhoud van dat bod kan in dit kort geding in het midden blijven. Het kan ook in het midden blijven of [naam 1] en [naam 2] inmiddels al afspraken hebben gemaakt die verder gaan dan alleen maar een bod dat nog uitgewerkt moet worden, al merkt de voorzieningenrechter wel op dat het weinig geloofwaardig is dat [naam 1] en [naam 2] niet al verdergaande afspraken hebben gemaakt. [naam 1] heeft immers al op 18 oktober 2024 de leden geïnformeerd dat er een nieuwe eigenaar kwam per 24 november 2024, hij heeft [naam 2] het ledenbestand ter beschikking gesteld, [naam 2] heeft begin november zich al voorgesteld en de verbouwing is al begonnen. Hoe dan ook, dat is, zoals hierna zal blijken, niet relevant voor de beoordeling.
4.6.
Vaststaat in ieder geval dat er een bod is gedaan en het is voldoende aannemelijk dat de overeenkomst met [naam 2] erin voorziet of zal voorzien dat de fitnessclub, op basis van een tijdens de looptijd van de overeenkomst gedaan bod, maar na het einde van de overeenkomst integraal overgaat naar [naam 2], met uitzondering – voor zover op dit moment aannemelijk is geworden – van elementen die zien op de Anytime Fitness formule. Het pand (in de vorm van een huurovereenkomst met de eigenaar, niet zijnde [naam 1]), het personeel (inclusief de nicht van [naam 1]), de apparatuur en het ledenbestand zullen uiteindelijk overgaan naar [naam 2]. Dit is door [gedaagde] op zitting min of meer erkend, naar aanleiding van gerichte vragen daarnaar. Het is aannemelijk dat er op de locatie een vestiging van Snap Fitness komt (vergelijk het e-mailadres van de e-mail van [naam 2] van 6 november 2024).
4.7.
De vraag is of een dergelijke overname onder artikel 17 van de overeenkomst verboden is. Partijen hebben niet gesteld dat zij over deze bepaling hebben onderhandeld, zodat de totstandkomingsgeschiedenis van de bepaling geen aanknopingspunten biedt voor de uitleg daarvan. Tekstueel is het artikel op een aantal punten niet duidelijk. Wat duidelijk is, is dat er een bod moet worden ontvangen gedurende de looptijd van de overeenkomst. Aan die voorwaarde is voldaan. De vraag is wel: waarop moet het bod zien? Het artikel spreekt over een bod op de
Anytime Fitness Club, een begrip dat in de overeenkomst niet wordt gedefinieerd. Als een bod daarop wordt gedaan, de franchisenemer het bod en de naam van de bieder aan AFB voorlegt en die geen gebruik maakt van het voorkeursrecht, dan is een overdracht toegestaan, mits – zo bepaalt artikel 17 – daarbij de bepalingen van ‘een Overdracht’ in acht genomen worden. Dat laatste moet worden opgevat als een verwijzing naar artikel 13 van de overeenkomst. Dat artikel definieert het begrip Overdracht als, vrij vertaald, iedere vorm van een overdracht van de overeenkomst, ook als dat gebeurt door een wijziging van zeggenschap van 50% of meer. Artikel 13 bevat een uitgebreide lijst van voorwaarden voor een dergelijke overdracht, waaronder dat de overnemende partij een nieuwe franchiseovereenkomst met AFB sluit met een looptijd gelijk aan de resterende looptijd van de overeenkomst. Artikel 13 is dus gericht op een voortzetting van de bestaande franchisevestiging met een nieuwe franchisenemer voor de resterende duur van de bestaande overeenkomst. Die resterende duur is er in dit geval na 24 november 2024 niet.
4.8.
De combinatie dat het bod moet zien op de
Anytime Fitness Cluben dat de bepalingen omtrent overdracht van de overeenkomst in acht genomen moeten worden, geeft ruimte voor een uitleg van artikel 17 waar het gaat om de verkoop van de fitnessclub die gedreven wordt onder de AF franchise. In deze lezing ziet het voorkeursrecht niet op de verkoop van een sportschool, ontdaan van de AF franchise, na afloop van de overeenkomst, ook als er tijdens de looptijd van de overeenkomst al een bod was uitgebracht of zelfs overeenstemming is bereikt.
4.9.
Voor die uitleg pleit ook dat artikel 17, ook in de uitleg van AFB, niet verbiedt dat de franchisenemer de overeenkomst uitdient zonder enig bod te ontvangen en daarna de fitnessclub, zonder de AF elementen, verkoopt. Het ligt economisch gezien niet voor de hand dat de franchisenemer een dergelijke verkoop wel zou mogen doen na het verstrijken van de contractduur, maar dat hij dat niet tijdens de looptijd zou mogen voorbereiden door met een koper te onderhandelen. Dat leidt potentieel tot kapitaalvernietiging omdat de fitnessclub enige tijd gesloten zou moeten worden in afwachting van een nog te realiseren verkoop. Ook het feit dat artikel 15 van de overeenkomst niets zegt over een overdracht van de locatie bij het einde van de looptijd van de overeenkomst, is een aanwijzing dat artikel 17 niet ziet op een overdracht bij of na het einde van de overeenkomst. Artikel 15 bevat tal van verplichtingen bij het einde van de overeenkomst, maar niets over een verkoop bij of na einde overeenkomst.
4.10.
AFB beroept zich erop dat artikel 17 als doel heeft om de locatie te behouden voor de franchiseformule. Hoewel de tekst dit niet met zoveel woorden zegt, is het inderdaad voor de hand liggend dat dit het doel van de bepaling is. Franchisegevers hebben immers in het algemeen er belang bij dat locaties (en de toekomstige inkomensstromen) voor de organisatie behouden worden. Dat betekent echter niet dat een franchisenemer ook na het einde van de overeenkomst om die reden gehouden zou zijn tot een verkoop aan de franchisegever.
4.11.
Alles afwegend is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet met voldoende zekerheid gezegd kan worden dat de bodemrechter zal oordelen in het voordeel van AFB. In het bijzonder valt niet uit te sluiten dat de bodemrechter de hiervoor gesignaleerde onduidelijkheid over de toepasselijkheid van artikel 17 in de huidige situatie in het nadeel van AFB als franchisegever zal laten uitvallen.
4.12.
AFB heeft op zitting nog bepleit dat [gedaagde] zich niet heeft gedragen zoals een redelijk handelend franchisenemer betaamt. De voorzieningenrechter ziet hierin geen zelfstandige grondslag, naast artikel 17, voor een voorkeursrecht.
4.13.
Bij deze stand van zaken is er geen ruimte om de vorderingen van AFB toe te wijzen. Het is niet voldoende zeker dat de bodemrechter in haar voordeel zal oordelen. Er is ook geen reden om die vorderingen toe te wijzen doen op basis van een belangenafweging. Het belang van AFB bij toewijzing van de vorderingen is niet groter dan het belang van [gedaagde] bij afwijzing. Toewijzing zou immers betekenen dat de voorgenomen overdracht aan [naam 2] vooralsnog geen doorgang kan vinden.
4.14.
AFB wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.109,00
- nakosten
€ 178,00( plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.975,00
in reconventie (de vordering van [gedaagde] op AFB)
4.15.
De vordering van [gedaagde] op AFB ziet op artikel 16.B van de overeenkomst. Dat bepaalt:
"Het is Franchisenemer niet toegestaan gedurende een periode van 12 maanden na overdracht of na afloop of beëindiging van deze Overeenkomst, direct of indirect, voor eigen rekening of als werknemer, consultant, partner, functionaris, bestuurder, aandeelhouder of financier of vennoot van een andere persoon, vennootschap of onderneming, een andere fitnessclub dan Anytime Fitness te exploiteren of daarbij betrokken te zijn, daarmee verbonden te zijn of daarin een belang te hebben:
1. op dezelfde locatie als de fitnessclub uit hoofde van deze Overeenkomst;
2. binnen een cirkel met de locatie waar de fitnessclub uit hoofde van deze Overeenkomst gevestigd is en een straal van 15 kilometer indien de andere fitness club gebruik maakt van een sleutelloos toegangssysteem en de fitness club langer dan 18 uur per dag geopend is.”
4.16.
De vordering van [gedaagde] op AFB beoogt – zo blijkt uit de toelichting – te voorkomen dat AFB zal betogen dat [gedaagde] het non-concurrentieding uit de overeenkomst voor Nesselande schendt doordat de AF vestiging in Zevenkamp is gelegen binnen de straal van 15 kilometer van de locatie Nesselande.
[gedaagde] Deze vordering wordt afgewezen bij gebrek aan redelijk belang. Het is evident dat artikel 16.B van de overeenkomst voor de vestiging Nesselande niet ziet op de situatie dat [gedaagde], [naam 1] of een van zijn andere vennootschappen in het betreffende gebied een andere AF vestiging exploiteert onder een franchiseovereenkomst met AFB. Een andere AF vestiging is immers geen ‘andere fitnessclub dan Anytime Fitness’ en daarop ziet het verbod. AFB heeft op zitting bevestigd dat zij niet het standpunt inneemt dat de AF vestiging in Zevenkamp een schending zou zijn van artikel 16.B van de overeenkomst voor Nesselande. [gedaagde] meent dat een mondelinge uitlating haar onvoldoende zekerheid biedt en verwijst naar § 2.19 van de dagvaarding. Echter, in die paragraaf verzet AFB zich ertegen dat [naam 1] naast een AF filiaal ook een niet AF-fitness club zou hebben. Daarbij verwijst AFB naar een brief van [naam 1] waarin deze het standpunt inneemt dat hij zich niet aan artikel 16.B kan houden omdat hij een AF vestiging heeft in Zevenkamp. Maar daarmee leest [gedaagde]/[naam 1] zelf iets in artikel 16.B wat er niet staat.
4.17.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om in te gaan op de overige discussie omtrent artikel 16.B van de overeenkomst. Dat is in het licht van het voorgaande niet relevant.
4.18.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van AFB worden begroot op:
- salaris advocaat € 553,50 (factor 0,5 × tarief € 1.107,00)
- nakosten
€ 178,00( plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 731,50

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie (de vorderingen van AFB op [gedaagde])
a. wijst de vorderingen af,
veroordeelt AFB in de proceskosten van [gedaagde], begroot op € 1.975,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als AFB niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet AFB € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie (de vordering van [gedaagde] op AFB)
wijst de vordering af,
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van AFB, begroot op € 731,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2024.
[1876/3070]

Voetnoten

1.AFB had voor de AF vestiging in Zevenkamp eerst een overeenkomst gesloten met [naam 1], die later op naam van Laxmi Holding B.V. en weer later op naam van [gedaagde] is gezet, zie productie 3 en 4 bij dagvaarding.