ECLI:NL:RBROT:2024:12607

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
11313891 VV EXPL 24-456
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming opslagruimte in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Shurgard Nederland B.V. en een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres, Shurgard, heeft een vordering tot ontruiming van een opslagruimte ingediend, omdat de gedaagde zijn huurbetalingen niet heeft voldaan. De procedure is gestart met een dagvaarding op 21 oktober 2024, en de zaak is op 5 november 2024 besproken, waarbij de gedaagde niet aanwezig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan de wettelijke vereisten voldeed en heeft verstek verleend tegen de gedaagde, die in Frankrijk woont. De internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter is bevestigd, omdat het onroerend goed in Rotterdam is gelegen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien de gedaagde sinds februari 2024 huurachterstanden heeft en de opslagovereenkomst is opgezegd. De vordering tot ontruiming is toegewezen, evenals een dwangsom van € 50,00 per dag tot een maximum van € 750,00, om de gedaagde te dwingen tot ontruiming. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 1.482,09, vermeerderd met wettelijke rente, en een maandelijkse vergoeding van € 291,00 na 14 september 2024 tot de ontruiming. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van € 969,35. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11313891 VV EXPL 24-456
datum uitspraak: 12 november 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
SHURGARD NEDERLAND B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.M.W.J. Janssen te Breda,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die niet is verschenen.
Partijen worden hierna Shurgard en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 21 oktober 2024, met producties 1 tot en met 7,
  • de akte overlegging producties, met producties 8 en 9.
1.2.
Op 5 november 2024 is de zaak tijdens een zitting met mr. Janssen besproken. [gedaagde] is niet verschenen. Mr. Janssen heeft verklaard dat de akte overlegging producties, met producties 8 en 9, per e-mail aan [gedaagde] is gezonden.

2.De beoordeling

verstekverlening
2.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen [gedaagde] verstek wordt verleend. De kantonrechter heeft de termijn van dagvaarding op verzoek van Shurgard verkort naar twee weken.
internationale bevoegdheid
2.2.
Er is sprake van een internationale zaak, omdat [gedaagde] in Frankrijk woont. Daarom moet ambtshalve worden beoordeeld of de Nederlandse rechter internationale bevoegdheid toekomt. Dat is het geval, omdat het onroerend goed waarover dit kort geding gaat in Rotterdam is gelegen (artikel 24 lid 1 van de Brussel I bis Verordening).
toepasselijk recht
2.3.
Op grond van artikel 4 lid 1 sub c van de toepasselijke Rome I Verordening dient het geschil voor wat betreft de aan de orde zijnde rechtsverhouding tussen partijen naar Nederlands recht te worden beoordeeld.
spoedeisend belang
2.4.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Uit de stellingen van Shurgard volgt dat deze spoed aanwezig is.
ontruimingsvordering
2.5.
Sinds 27 februari 2024 huurt [gedaagde] van Shurgard een opslagruimte met unitnummer [unitnummer] aan [adres] (hierna: het gehuurde). Op grond van de tussen partijen gesloten opslagovereenkomst bedraagt de huur € 241,00 per maand. De opgeslagen goederen zijn via Shurgard verzekerd bij MS Amlin Insurance. Daarvoor dient [gedaagde] een bijdrage van € 50,00 per maand aan Shurgard te betalen.
2.6.
Van april tot en met 15 juli 2024 heeft [gedaagde] € 1.050,09 onbetaald gelaten. Bij brief van 26 juni 2024 heeft Shurgard de opslagovereenkomst opgezegd tegen 15 juli 2024 en de ontruiming aangezegd tegen 16 juli 2024. Op 15 juli 2024 heeft de broer van [gedaagde] namens [gedaagde] betaalafspraken met Shurgard gemaakt en € 150,00 aan Shurgard betaald. [gedaagde] is de betaalafspraken niet nagekomen. Het gehuurde is ook niet ontruimd.
2.7.
Nu Shurgard de huurovereenkomst met [gedaagde] heeft opgezegd wordt de ontruimingsvordering toegewezen zoals vermeld in de beslissing. De kantonrechter wijst de gevorderde dwangsom eveneens toe. Shurgard heeft onderbouwd waarom een extra prikkel in de vorm van een op te leggen dwangsom nodig is, namelijk om [gedaagde] tot ontruiming aan te zetten en de hoge kosten van een gedwongen ontruiming te voorkomen. De dwangsom wordt gemaximeerd op de wijze zoals vermeld in de beslissing.
geldvordering
2.8.
Ter zitting heeft Shurgard verklaard dat, in tegenstelling tot wat in de dagvaarding staat, de betalingsachterstand op 14 september 2024 in totaal € 1.482,09 bedroeg. Shurgard heeft haar vordering tot betaling van de huur/gebruiksvergoeding en verzekeringspremies daarom verminderd. De vordering wordt toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over het bedrag wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
2.9.
De kantonrechter begrijpt dat Shurgard tevens betaling vordert van een vergoeding gelijk aan de huurprijs en de verzekeringspremies na 14 september 2024 tot en met de dag van ontruiming. De vordering wordt toegewezen, met dien verstande dat als het gehuurde voor de veertiende van de maand wordt ontruimd [gedaagde] voor de resterende dagen geen vergoeding hoeft te betalen (naar rato). De gevorderde wettelijke rente wordt afgewezen, omdat het grotendeels gaat om kosten die [gedaagde] nog niet verschuldigd is.
buitengerechtelijke kosten
2.10.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten wordt eveneens afgewezen. Niet gebleken is dat eisers aan gedaagde een aanmaningsbrief hebben gezonden waarin een betalingstermijn van veertien dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist in artikel 6:96 lid 6 BW.
proceskosten
2.11.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Shurgard worden begroot op:
- dagvaarding: € 161,35
- griffierecht: € 130,00
- salaris gemachtigde: € 543,00
- nakosten:
€ 135,00
Totaal: € 969,35
uitvoerbaar bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Shurgard dat vordert. Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verleent verstek tegen [gedaagde],
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de opslagruimte met unitnummer [unitnummer] aan [adres] te ontruimen en te verlaten met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Shurgard een dwangsom te betalen van € 50,00 per dag dat zij niet aan de veroordeling in 3.2. voldoet, tot een maximum van € 750,00 is bereikt,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan Shurgard € 1.482,09 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt [gedaagde] om over de periode na 14 september 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Shurgard naar rato een vergoeding van € 291,00 per maand te betalen,
3.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 969,35, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen,
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken.
[35850]