ECLI:NL:RBROT:2024:12585

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
FT RK 24-492
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling met verlenging van de duur

Op 15 augustus 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van de heer [verzoeker], die zich in een problematische schuldensituatie bevindt. De heer [verzoeker] heeft verzocht om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, maar heeft ook de duur van de schuldsaneringsregeling met zes maanden verlengd. Dit besluit is genomen omdat de heer [verzoeker] niet te goeder trouw is geweest in zijn financiële verplichtingen, met name ten aanzien van zijn schulden aan de belastingdienst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [verzoeker] zijn situatie inmiddels heeft verbeterd door zijn onderneming op te heffen en hulp te aanvaarden van budgetbeheer. De rechtbank heeft de ingangsdatum van de WSNP vastgesteld op 15 augustus 2024, en de einddatum op 15 augustus 2026. Het verzoek van de heer [verzoeker] om een eerdere ingangsdatum vast te stellen is niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit verzoek te laat is ingediend. De rechtbank heeft ook de bewindvoerder aangesteld en bepaald dat de post van de heer [verzoeker] gedurende dertien maanden door de bewindvoerder moet worden ingezien. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
insolventienummer: [nummer]
vonnis van:
15 augustus 2024
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres] ,
[postcode] [woonplaats] .
Waar deze zaak over gaat
De heer [verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. Daarnaast verzoekt de heer [verzoeker] na afloop van de zitting om de ingangsdatum van de WSNP vast te stellen op 15 november 2023. Dit verzoek wordt niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
De heer [verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 8 augustus 2024. Op de zitting zijn verschenen:
- de heer [verzoeker] ,
- de heer [persoon A] , schuldhulpverlener van de gemeente Rotterdam,
- mevrouw [persoon B] , schuldhulpverlener van de gemeente Rotterdam.

2.De beoordeling van het verzoek

De toelating

2.1.
De heer [verzoeker] kan worden toegelaten tot de WSNP als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat de heer [verzoeker] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.2.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan de heer [verzoeker] dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de heer [verzoeker] kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van de heer [verzoeker] voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
2.3.
In dit geval heeft de rechtbank in het bijzonder gekeken naar de schulden aan de belastingdienst. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de heer [verzoeker] bij de belastingdienst onder meer schulden heeft laten ontstaan terzake van omzetbelasting van € 14.648,00 en motorrijtuigenbelasting van € 6.929,00. De belastingdienst heeft verklaard niet te zullen mee werken aan een minnelijke regeling omdat de heer [verzoeker] een dure auto heeft verkocht en de opbrengst niet heeft gebruikt om zijn gezamenlijke schuldeisers te betalen. Daarnaast zou de heer [verzoeker] over de eerste twee kwartalen van 2019 geen aangifte hebben gedaan voor de omzetbelasting.
2.4.
De heer [verzoeker] heeft ter zitting verklaard dat hij zijn auto heeft verkocht in oktober 2023 voor een relatief laag bedrag van € 8.800,00 in verband met motorische schade. De heer [verzoeker] heeft verklaard dat hij met dit bedrag andere schuldeisers heeft betaald. De heer [verzoeker] had er niet aan gedacht om de schulden aan de belastingdienst af te lossen of het geld te reserveren. Voor wat betreft de verschuldigde omzetbelasting heeft hij verklaard dat het aan zijn boekhouder lag. De schulden aan de belastingdienst zijn naar haar aard niet te goeder trouw ontstaan, althans onbetaald gelaten en staan in beginsel aan toelating in de weg.
2.5.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid, van de Faillissementswet, ondanks het ontbreken van goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de heer [verzoeker] de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is.
2.6.
De heer [verzoeker] heeft zijn situatie inmiddels ingrijpend veranderd. Hij heeft zijn onderneming opgeheven en heeft zijn auto verkocht. Daarnaast aanvaardt hij hulp van budgetbeheer sinds 28 november 2023.
2.7.
De heer [verzoeker] erkent zijn verantwoordelijkheid voor het ontstaan van de schulden en laat zien dat zijn situatie voldoende is gestabiliseerd. De heer [verzoeker] toont een saneringsgezinde houding. Door het vorenstaande is bij de rechtbank het vertrouwen ontstaan dat de heer [verzoeker] de verplichtingen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen.
2.8.
De schuld van de heer [verzoeker] aan de belastingdienst vloeit voort uit het feit dat de heer [verzoeker] deels geen aangiften omzetbelasting heeft gedaan en ook geen gelden heeft gereserveerd om zijn belastingaanslagen te kunnen voldoen in de periode dat hij werkzaam was als ondernemer. Ook na de verkoop van zijn auto heeft de heer [verzoeker] nagelaten om geld te reserveren voor zijn schuldeisers, meer in het bijzonder voor de belastingdienst die een wettelijk voorrecht had op de opbrengst. De schuld aan de belastingdienst rekent de rechtbank de heer [verzoeker] ernstig aan en kan om die reden niet zonder consequenties blijven. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de duur van de schuldsaneringsregeling met zes maanden te verlengen. De rechtbank heeft zijn voornemen hiertoe aan heer [verzoeker] voorgehouden, waarna hij zijn verzoek tot toelating heeft gehandhaafd.
2.9.
De heer [verzoeker] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de WSNP.
2.10.
Als de heer [verzoeker] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op de heer [verzoeker] kunnen verhalen.
2.11.
De eerste 13 maanden van het traject geldt een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan de heer [verzoeker] . Als de schuldsaneringsregeling eerder eindigt, stopt ook de postblokkade.
2.12.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van de heer [verzoeker] in Nederland ligt.
De ingangsdatum
3.1.
Het WSNP-traject duurt in principe 18 maanden. De Faillissementswet bepaalt dat de termijn van de WSNP ingaat op de dag van dit vonnis.
3.2.
De heer [verzoeker] heeft na de zitting, op 8 augustus 2024, de rechtbank verzocht de looptijd van de WSNP negen maanden eerder in te laten gaan. Het verzoek is te laat, want na sluiting van de zitting, gedaan en daarom niet-ontvankelijk.
3.3.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat een tijdig verzoek om een eerdere ingangsdatum te bepalen wordt toegewezen als vanaf die eerdere datum de WSNP-verplichtingen (zie hiervoor onder 2.3.) zijn nagekomen. Een van die WSNP-verplichtingen is de afdrachtplicht, die onder meer inhoudt dat maandelijks het verschil tussen de netto inkomsten van een schuldenaar en het vrij te laten bedrag (hierna: vtlb) aan de boedel moet worden betaald. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus aansluitend maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt worden of moet er aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
3.4.
De rechtbank kan op basis van de ingediende stukken (in combinatie met wat op de zitting is besproken) niet vaststellen dat aan de vereiste verplichtingen is voldaan.
In dit bericht staat dat de heer [verzoeker] in de afgelopen negen maanden € 545,58 had moeten afdragen en dat de budgetbeheerder van de heer [verzoeker] dit bedrag kan betalen met de reservering van de heer [verzoeker] . De rechtbank heeft geen onderbouwende stukken ontvangen voor wat betreft dit verzoek. Het is dus niet duidelijk hoeveel en welke maanden de heer [verzoeker] heeft afgelost om tot dit bedrag te komen en hoelang deze periode heeft geduurd. De rechtbank kan dus niet vaststellen dat de heer [verzoeker] gedurende het buitengerechtelijke schuldhulpverleningstraject heeft voldaan aan zijn (maandelijkse) verplichtingen.
3.5.
De rechtbank verklaart daarom het verzoek tot het bepalen van een eerdere ingangsdatum niet-ontvankelijk en stelt de ingangsdatum van de looptijd van de wettelijke schuldsaneringsregeling vast op 15 augustus 2024.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] -1972 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ;
aldaar voorheen handelend onder de naam:
[handelsnaam A]
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema
en tot bewindvoerder mr. N.N. van Klaveren,
gevestigd te Postbus 136,
2990 AC Barendrecht;
- stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 15 augustus 2024 en de einddatum op 15 augustus 2026;
- draagt de bewindvoerder op om de komende dertien maanden de post van de heer [verzoeker] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1
/25edeel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:
- zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,
- voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. M. Aukema, rechter, in samenwerking met A.B.T. Fernandes Pedra, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2024. [1]