ECLI:NL:RBROT:2024:12563

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
10-189738-24 en 10-179038-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met braak en vordering benadeelde partij in Rotterdam

Op 30 september 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen een verdachte, geboren in 1977, die ten laste was gelegd van diefstal met braak. De verdachte was op het moment van de zitting preventief gedetineerd. De tenlastelegging omvatte twee incidenten: de eerste op 10 juni 2024, waarbij de verdachte een iPad, fles drank en betaalunit/pinmachine heeft weggenomen uit een café/restaurant in Rotterdam; de tweede op 30 mei 2024, waarbij hij € 75,- heeft gestolen uit een kledingwinkel door de ruit in te gooien. De officier van justitie eiste een bewezenverklaring en een ISD-maatregel van twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en heeft deze zonder nadere motivering bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de feiten strafbaar zijn en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke ISD-maatregel, waarbij de verdachte de kans krijgt om zijn leven te beteren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die € 2.075,- vorderde, deels toegewezen; de verdachte moet € 75,- vergoeden voor de materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de overige vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10-189738-24 en 10-179038-24
Datum uitspraak: 30 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsvrouw mr. M.W. Bouwman, advocaat te Groningen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.P. Mandos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummers 10-189738-24 en 10-179038-24 ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder de parketnummers 10-189738-24 en 10-179038-24 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het ten laste gelegde heeft bekend en er geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
onder parketnummer 10-189738-24:
hij op 10 juni 2024 te Rotterdam,
een iPad en
eenfles drank en
eenbetaalunit/pinmachine, die geheel of ten dele aan café/restaurant [naam horecagelegenheid] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en, onder parketnummer 10-179038-24:
hij op 30 mei 2024 te Rotterdam,
een geldbedrag van 75 euro, dat aan [naam winkel] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen geldbedrag van 75 euro onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van parketnummer 10-189738-24:
diefstal
en ten aanzien van parketnummer 10-179038-24:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan diefstal. Op 10 juni 2024 heeft de verdachte een restaurant betreden en daar een drietal goederen weggenomen. Op 30 mei 2024 heeft de verdachte met een stuk gereedschap de ruit van kledingwinkel [naam winkel] ingegooid, zichzelf toegang verschaft tot de winkel en € 75,- weggenomen uit de kassa. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dorst te hebben gehad en geld nodig te hebben gehad.
Uit het handelen van de verdachte blijkt dat hij weinig respect heeft gehad voor de eigendommen van anderen. Hij heeft niet alleen financiële schade veroorzaakt, maar ook veel ergernis en overlast voor de eigenaren. De verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen behoeftes en heeft niet stilgestaan bij de hinderlijke gevolgen voor anderen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages van deskundigen
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 augustus 2024. Dit rapport houdt het volgende in:
De verdachte heeft een veelplegerstatus en komt in aanmerking voor een ISD-maatregel. Eerder is gebleken dat er sprake is van een relatie tussen middelengebruik, psychische problematiek en delictgedrag. Verdachte is een kwetsbare man, die op vrijwel alle leefgebieden problemen kent. Hij is gediagnosticeerd met een schizofrene stoornis en afhankelijkheid van diverse middelen. Daarnaast functioneert hij op een beperkt cognitief niveau. De reclassering ziet op dit moment geen mogelijkheden meer om de verdachte te begeleiden en de recidivekans te beïnvloeden anders dan dit te proberen in een strikter kader.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De verdachte kan gedurende de intramurale fase gebruik maken van het behandel- en begeleidingsaanbod van een ISD-afdeling binnen een Penitentiaire Inrichting. Mogelijk is verdachte na veroordeling meer gemotiveerd om mee te werken aan een traject gericht op resocialisatie.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 augustus 2024 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan gelet op het door de reclassering geschatte hoge recidiverisico.
Blijkens het strafblad is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt. De verdachte is een zeer actieve veelpleger, namelijk een meerderjarige persoon, tegen wie over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door de verdachte begane soortgelijke feiten.
De rechtbank ziet echter – anders dan de officier van justitie – aanleiding om de ISDmaatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen. Van belang is dat de maatregel een laatste redmiddel is. Hoewel de situatie van de verdachte als problematisch wordt beschreven, ziet de rechtbank dat de verdachte inmiddels abstinent is, dat hij gemotiveerd lijkt om zijn problemen onder ogen te zien en om deze aan te pakken. Hij heeft verklaard open te staan voor hulp en begeleiding van de reclassering, mits hij niet in een woonvorm voor gebruikers wordt geplaatst. In het licht van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel een stap te ver is. De rechtbank geeft de verdachte hiermee een laatste kans om aan te tonen dat hij zonder oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel zijn leven anders kan inrichten en niet meer terugvalt in crimineel gedrag. Mocht de verdachte opnieuw een strafbaar feit plegen of zich niet houden aan de voorwaarden, dan is de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk op te leggen ISD-maatregel onontkoombaar.
Naast de oplegging van de ISD-maatregel is voor een gevangenisstraf geen plaats.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde] namens [naam onderneming] ter zake van het onder parketnummer 10-179038-24 ten laste gelegde feit, waarmee bij de oplegging van de maatregel rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.075,00 ter zake van materiële schade.
8.1.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10179038-24 bewezen verklaarde strafbare feit, waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en door de verdachte niet is weersproken dat hij € 75,00 heeft weggenomen, zal de vordering tot een bedrag van € 75,00 worden toegewezen.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de geharde glazen deur (€ 2.000,00), acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Bovendien is niet gebleken dat de benadeelde partij (zijnde de huurder van het pand) degene is die deze schade heeft geleden. De benadeelde partij zal daarom in dit deel van de vordering nietontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij voor een deel wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.2.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij ter zake van materiële schade een vergoeding betalen van € 75,00, vermeerderd met de wettelijke rente hierover als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38m, 38n, 38p, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
bepaalt dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten,
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde] , namens [naam onderneming] , te betalen een bedrag van
€ 75,00 (zegge: vijfenzeventig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde] , namens [naam onderneming] , te betalen
€ 75,00(hoofdsom,
zegge: vijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 mei 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 75,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Joele, voorzitter,
en
mrs. N.M. Ketelaaren
L. den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van
mr. N.S.S. Obispo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
onder parketnummer 10-189738-24;
hij op of omstreeks 10 juni 2024 te Rotterdam,
een IPad en/of fles drank en/of betaalunit/pinmachine, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan café/restaurant [naam horecagelegenheid] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en, onder parketnummer 10-179038-24;
hij op of omstreeks 30 mei 2024 te Rotterdam,
een geldbedrag van 75 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam winkel] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag van 75 euro onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of inklimming.