ECLI:NL:RBROT:2024:12538

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
ROT 22/542 V en ROT 22/621 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitspraak op verzet inzake niet-ontvankelijkheid van beroep door ontbreken machtiging

In deze uitspraak op verzet van opposante, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels, behandelt de rechtbank Rotterdam de kwestie van de niet-ontvankelijkheid van de beroepen van opposante tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. De rechtbank had eerder op 29 november 2022 de beroepen niet-ontvankelijk verklaard omdat Bartels niet binnen de gestelde termijn een volmacht had overgelegd waaruit bleek dat hij gemachtigd was om namens opposante beroep in te stellen. De rechtbank heeft het verzet op 27 augustus 2024 behandeld, waarbij Bartels aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat de beroepen terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. Bartels had meerdere keren de gelegenheid om een schriftelijke machtiging te overleggen, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen machtiging in de dossiers aanwezig was, ook niet uit de bezwaarfase. Bartels voerde aan dat er al een volmacht bij de stukken zat, maar de rechtbank kon dit niet bevestigen. De rechtbank concludeert dat zonder een geldige machtiging niet kan worden vastgesteld dat opposante de procedures wilde starten, en daarom kan ook geen immateriële schade worden vastgesteld.

De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en verklaart het verzet ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Noordegraaf, griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 november 2024. Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 22/542 V en ROT 22/621 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2024 op het verzet van

[opposante], opposante

(gesteld gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 29 november 2022 in de gedingen tussen
opposante,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van opposante gaat over de uitspraak van de rechtbank van 29 november 2022 waarin de rechtbank de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar van 23 december 2021 van opposante niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het verzet op 27 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft mr. D.A.N. Bartels (Bartels) deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank heeft in de beroepszaken uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat Bartels in beide zaken (desgevraagd) niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn een volmacht heeft overlegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is namens opposante beroep in te stellen. Er is geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
3. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 29 november 2022 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn.
4. Bartels voert aan dat bij de stukken reeds een volmacht zat, zodat de rechtbank hem ten onrechte heeft gevraagd een machtiging van opposante te overleggen.
4.1
De rechtbank stelt echter vast dat in beide dossiers zich geen machtiging bevindt, ook niet uit de bezwaarfase.
Bovendien, zelfs al was er een (afdoende) machtiging in bezwaar, dan geldt dat de rechtbank deze machtiging pas ontvangt nadat bij verweerder de stukken uit de bezwaarfase zijn opgevraagd, terwijl bij het indienen van het beroep al duidelijk moet zijn dat Bartels daartoe gemachtigd is.
5. Ter zitting heeft Bartels aangevoerd dat hij er door de rechtbank niet op is gewezen dat in deze dossiers een machtiging ontbrak. Daarbij heeft Bartels verklaard de brief van 8 februari 2022 en aangetekende brief van 14 maart 2022 niet te hebben ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat in het zaaknummer ROT 22/542 op 4 februari 2022 per gewone post en nogmaals op 9 maart 2022 per aangetekende post aan Bartels is gevraagd om een schriftelijke machtiging toe te sturen. De ontvangst van deze brieven ontkent Bartels niet, zodat Bartels in ieder geval in zaak ROT 22/542 ervan op de hoogte was dat hij een machtiging diende te overleggen. Wat betreft zaaknummer ROT 22/621 heeft de rechtbank Bartels op 8 februari 2022 per gewone post en op 14 maart 2022 per aangetekende post verzocht om een machtiging. Bartels heeft bij brief van 23 maart 2022 een reactie gestuurd op het verzoek om een machtiging te overleggen. Omdat er een reactie is ontvangen, moet het er voor worden gehouden dat Bartels de brief van de rechtbank van 14 maart 2022 heeft ontvangen en is hij er dus op gewezen dat bij het door hem ingediende beroep een volmacht ontbrak.
Kortom, in beide zaken heeft de rechtbank Bartels er meermalen op gewezen dat een machtiging ontbrak en Bartels heeft deze niet ingediend.
6. Voor het overige heeft Bartels geen gronden aangevoerd. Het verzet is daarom ongegrond.
7. Bartels heeft verzocht om een vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure onredelijk lang heeft geduurd.
De rechtbank heeft evenwel in beide beroepen niet kunnen vaststellen dat opposante Bartels heeft gemachtigd om beroep in te stellen. Omdat niet kan worden vastgesteld dat opposante de procedures wilde starten, kan evenmin worden vastgesteld dat opposante immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie.
De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Noordegraaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
29 november 2024.
griffier
rechter

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.