Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 11357061 VV EXPL 24-508
datum uitspraak: 10 december 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eiser,
gemachtigde: mr. B. Temeltasch te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.
1.De procedure
1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 18 november 2024, met 7 producties;
- het herstelexploot van 19 november 2024;
- de 3 producties van [gedaagde].
1.2.
Op 26 november 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij zijn partijen in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden.
2.De feiten
2.1.
[eiser] verhuurt met ingang van 18 november 2020 aan [gedaagde] de woonruimte gelegen aan [adres] (hierna: het gehuurde).
2.2.
De huurprijs bedraagt op dit moment € 961,32 per maand.
2.3.
Vanaf september 2023 heeft [gedaagde] een huurachterstand.
3.Het geschil
3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis, de door [gedaagde] gehuurde woning gelegen aan [adres] met al het hare en de haren, te ontruimen en ter vrije beschikking van [eiser] te stellen, zulks onder afgifte van de sleutels;
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de achterstallige huurpenningen, over de maanden december 2023 tot en met november 2024 ad € 9.558,96 althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, althans vanaf de dag van het wijzen van vonnis, tot de dag der algehele voldoening;
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de lopende huurtermijnen van € 961,32 per maand tot aan de dag der ontruiming;
IV. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de buitengerechtelijke kosten van € 915,64 binnen 14 dagen na de betekening van het te wijzen vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, althans vanaf de dag van het wijzen van vonnis, tot de dag der algehele voldoening;
V. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten.
3.2.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten en het nasalaris.
4.De beoordeling
4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiser] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
4.2.
Ter zitting heeft [gedaagde] erkend dat er sprake is van een huurachterstand. Zij is in financiële problemen gekomen doordat zij enige tijd geen inkomen had gedurende de coronaperiode. De schulden stapelden zich toen op. [gedaagde] verklaart echter dat zij op dit moment meerdere banen heeft en een inkomen heeft van ongeveer € 1.500,00 netto per maand. Zij heeft hulp gezocht bij de gemeente Rotterdam, die de schuldhulpverlening in gang heeft gezet. Daarnaast is zij bezig met het aanvragen van huurtoeslag en heeft zij in september, oktober en november 2024 de lopende huur betaald. Voor het overige heeft zij de hoogte van de huurachterstand niet bestreden.
4.3.
[gedaagde] heeft ter zitting betalingsbewijzen overgelegd, waaruit blijkt dat zij op 23 september, 22 oktober en 22 november 2024 de lopende huur ad € 961,32 heeft overgemaakt aan de beheerder van [eiser]. [eiser] heeft dat niet weersproken. Kennelijk heeft de beheerder de betalingen niet als afkomstig van [gedaagde] herkend dan wel de betalingen nog niet aan [eiser] doorgegeven. In totaal gaat het om een bedrag van € 2.883,96, zodat de huurachterstand berekend tot en met november 2024 neerkomt op € 6.675,00 (= € 9.558,96 - € 2.883,96).
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, hoewel de hoogte van de huurachterstand in beginsel een ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt, het spoedeisend belang van [eiser] om het gehuurde aan een ander te verhuren en zijn financiële schade te beperken, in de gegeven omstandigheden dient te wijken voor het belang van [gedaagde] bij behoud van het gehuurde. Daarvoor is redengevend dat [gedaagde] nu actief bezig is om financieel orde op zaken te stellen. Zij heeft inkomen uit werk, de lopende huur in de afgelopen 3 maanden is voldaan, de schuldhulpverlening aan [gedaagde] is in gang gezet en de aanvraag van huurtoeslag loopt. Daarmee is aannemelijk dat de huurachterstand niet verder zal oplopen. [gedaagde] heeft er bovendien groot belang bij dat zij langer de tijd krijgt om te werken naar een financieel stabiele situatie. Een ontruiming zou dat traject doorkruisen. Dat betekent dat de vordering tot ontruiming wordt afgewezen.
4.5.
De gevorderde betaling van huurachterstand en de buitengerechtelijke kosten wordt eveneens afgewezen. [eiser] heeft voor de geldvorderingen geen (apart) spoedeisend belang gesteld. Dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde ontruiming, betekent niet dat een zodanig belang óók bestaat bij toewijzing van de gevraagde geldsommen.
4.6.
Het voorgaande neemt niet weg dat van [gedaagde] als goed huurder mag worden verwacht dat zij actief meewerkt aan het schuldhulpverleningstraject en ervoor zorgt dat de huurachterstand zo spoedig mogelijk wordt ingelopen en de lopende huur tijdig wordt betaald.
4.7.
Ondanks dat [eiser] in het ongelijk is gesteld, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren. [eiser] heeft onweersproken gesteld dat hij vóór dit kort geding lange tijd geen contact heeft kunnen krijgen met [gedaagde]. [gedaagde] noch haar advocaat hebben [eiser] erop gewezen dat in de afgelopen maanden de lopende huur was betaald. Indien zij dat hadden gedaan, was dit kort geding wellicht achterwege gelaten.
5.De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken.
775 / 375