ECLI:NL:RBROT:2024:12510

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
ROT 20/3337 en ROT 20/3336
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen inzake zorg- en huurtoeslag na overlijden eiser

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de definitieve vaststelling van zorg- en huurtoeslag over het jaar 2018. De rechtbank heeft vernomen dat eiser op 28 augustus 2020 is overleden. De erven van eiser zijn door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om een verklaring van erfrecht in te dienen, maar hierop is geen reactie ontvangen. Op 23 september 2024 heeft de rechtbank een aankondiging van de zitting op 9 oktober 2024 in de Staatscourant geplaatst, maar er heeft zich niemand als erfgenaam gemeld. Tijdens de zitting op 9 oktober 2024 zijn alleen de gemachtigden van verweerder verschenen, terwijl niemand van de erven van eiser aanwezig was.

De rechtbank heeft vervolgens vastgesteld dat er geen belang is bij de voortzetting van de beroepen, aangezien er geen erfgenamen zijn die de procedure willen voortzetten. De rechtbank heeft de beroepen daarom niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing is genomen door de enkelvoudige kamer van de rechtbank Rotterdam op 11 december 2024. De rechtbank heeft geen reden gezien voor vergoeding van proceskosten, gezien de niet-ontvankelijkheid van de beroepen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 20/3337 en ROT 20/3336

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2024 in de zaken tussen

wijlen [eiser], uit [plaatsnaam], eiser,

en

Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Huizinga en mr. M.S. Julen).

Inleiding

Met besluiten van 6 maart 2020 heeft verweerder de zorgtoeslag en de huurtoeslag van [eiser] over 2018 definitief vastgesteld. Met de besluiten van 30 mei 2020 op de bezwaren van [eiser] is verweerder bij die besluiten gebleven en zijn de bezwaren kennelijk ongegrond verklaard.
[eiser] heeft hiertegen op 17 juni 2020 beroep ingesteld. De beroepszaak tegen de vaststelling van de zorgtoeslag over 2018 is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer ROT 20/3337. De beroepszaak tegen de vaststelling van de huurtoeslag over 2018 is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer ROT 20/3336.
Bij brief van 7 oktober 2020 heeft Dienst Toeslagen de rechtbank in kennis gesteld dat [eiser] op 28 augustus 2020 is overleden.
De rechtbank heeft, gelet op het bepaalde in artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in de Staatscourant van 23 september 2024 aangekondigd dat het onderzoek ter zitting zal plaatsvinden op 9 oktober 2024.
De rechtbank heeft de beroepen op 9 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Bij brief van 8 oktober 2020 is aan de erven van [eiser], per brief aan het laatst bekende adres van [eiser], gevraagd of zij het beroep wensen voort te zetten en verzocht binnen vier weken een verklaring van erfrecht in te dienen.
Bij aangetekende brief van 4 februari 2021 is aan de erven van [eiser] nogmaals de gelegenheid geboden de verklaring van erfrecht in te zenden. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is retour gekomen naar de rechtbank.
Vervolgens heeft de rechtbank gelijkluidende brieven d.d. 4 maart 2021, 23 april 2021 en 4 juni 2021 verzonden naar het adres van de zoon van [eiser]. Nadat hierop geen antwoord is ontvangen heeft de rechtbank op 23 september 2024 een aankondiging van de zitting van 9 oktober 2024 in de Staatscourant geplaatst.
Er heeft zich niemand gemeld als erfgenaam van [eiser]. Niet is gebleken van erfgenamen die deze zaak zouden willen voortzetten. Ook na de aankondiging in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij te mogen deelnemen. Nu ook niemand is verschenen ter zitting van 9 oktober 2024 zullen de beroepen, wegens het ontbreken van belang bij voortzetting daarvan, niet-ontvankelijk worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

De beroepen zijn niet-ontvankelijk. Er is geen reden voor vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van G.J. Machwirth, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.