Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 9 juli 2024, met bijlagen;
- de aantekeningen van het mondelinge antwoord.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen UCP IV Cooperatief UA, eiseres, en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres vorderde ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde wegens een huurachterstand en verboden onderhuur. De gedaagde betwistte de onderhuur, maar tijdens de zitting op 30 oktober 2024 verschenen onderhuurders die bevestigden dat zij kamers huurden van de gedaagde. De huurachterstand was op dat moment opgelopen tot € 5.809,52. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de huurachterstand van € 5.625,- moest betalen en dat de huurovereenkomst ontbonden werd. De rechter oordeelde dat de gedaagde de woning binnen veertien dagen moest ontruimen en een gebruiksvergoeding van € 1.250,- per maand moest betalen tot de ontruiming. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van € 1.227,71. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het vonnis onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat. De rechter heeft ook vastgesteld dat er sprake was van oneerlijke bedingen in de huurovereenkomst, waardoor de gedaagde niet aansprakelijk was voor incassokosten en rente.