ECLI:NL:RBROT:2024:12498

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
11117939 CV EXPL 24-13195
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing geldvordering premieachterstand zorgverzekering met afwijzing incassokosten en tegeneis tot ontbinding

In deze zaak vorderde CZ Zorgverzekeringen N.V. een bedrag van € 283,- van [persoon A] wegens een achterstand in de betaling van de zorgpremie. De achterstand betrof de premie voor de basisverzekering en aanvullende verzekering van augustus 2023. [persoon A] voerde aan dat CZ een automatische incasso te vroeg had uitgevoerd en dat hij nooit een veertiendagenbrief had ontvangen. Hij stelde ook een tegeneis in, waarbij hij vroeg om ontbinding van de zorgverzekering vanwege ontevredenheid over de werkwijze van CZ. De kantonrechter oordeelde dat [persoon A] het gevorderde bedrag van € 283,- moest betalen, omdat hij niet had aangetoond dat hij aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. De incassokosten werden afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de veertiendagenbrief [persoon A] had bereikt. De rente werd toegewezen, omdat CZ voldoende bewijs had geleverd dat deze verschuldigd was. De tegeneis van [persoon A] werd afgewezen, omdat er geen bewijs was dat CZ in verzuim was. Tevens werd [persoon A] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat hij grotendeels ongelijk had gekregen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat CZ het vonnis onmiddellijk kon uitvoeren, ook als [persoon A] in hoger beroep ging.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11117939 CV EXPL 24-13195
datum uitspraak: 15 november 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.CZ Zorgverzekeringen N.V.,

2. CZ groep U.A.,
vestigingsplaats: Tilburg,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
[persoon A],
woonplaats: Barendrecht,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna (gezamenlijk) ‘CZ’ en ‘ [persoon A] ’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 maart 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord van 28 mei 2023, met een tegeneis, plus een schriftelijk verweer,
  • het antwoord in reconventie, met bijlagen.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
CZ vordert in deze procedure een bedrag van € 283,-, plus incassokosten en rente. Het bedrag van € 283,- moet [persoon A] volgens CZ betalen omdat er een achterstand is ontstaan in de betaling van de premie van de zorgverzekering van [persoon A] . De achterstand gaat over de premie voor de basisverzekering en aanvullende verzekering van de maand augustus 2023.
2.2.
[persoon A] heeft aangevoerd dat CZ een automatische incasso te vroeg had uitgevoerd en die werd gestorneerd. Op een bepaald moment is de automatische incasso helemaal gestopt en ontving hij rekeningen, herinneringen en aanmaningen door elkaar. Volgens [persoon A] heeft hij alles betaald. In juli 2023 zou zijn afgesproken dat de automatische incasso hervat zou worden. CZ heeft vervolgens de aanvullende verzekering laten vervallen, maar is wel de premie hiervoor in rekening blijven brengen. Een zogenoemde veertiendagenbrief heeft [persoon A] nooit ontvangen, zegt hij.
2.3.
De tegeneis van [persoon A] bestaat eruit dat hij wil dat de zorgverzekering wordt ontbonden, omdat hij niet tevreden is over de werkwijze van CZ. CZ betwist dat er reden is voor ontbinding en wijst erop dat zij door [persoon A] niet in gebreke is gesteld.
[persoon A] moet € 283,- premieachterstand betalen
2.4.
De kantonrechter wijst de gevorderde premiebedragen van in totaal € 283,- toe. [persoon A] is in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat hij (zoals hij zegt) alles heeft betaald, maar hij heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. Hij heeft geen overzicht gegeven van alle betalingen die hij heeft gedaan, laat staan van de maanden waarop die betalingen betrekking hebben. De kantonrechter moet er daarom vanuit gaan dat de maand augustus 2023 inderdaad niet betaald is. [persoon A] heeft niet gesteld dat de aanvullende verzekering in augustus 2023 al geëindigd zou zijn, daarom moet hij zowel de premie voor de basisverzekering als die voor de aanvullende verzekering betalen.
[persoon A] hoef geen incassokosten te betalen
2.5.
De incassokosten worden afgewezen, omdat niet vast staat dat de veertiendagenbrief [persoon A] heeft bereikt. Uit de brief die CZ heeft overgelegd blijkt niet dat deze aangetekend is verstuurd, zodat niet kan worden aangenomen dat deze juist en tijdig is bezorgd.
[persoon A] moet rente betalen
2.6.
De rente wordt toegewezen, omdat CZ genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [persoon A] dat niet (apart) heeft betwist. De vervallen rente tot 25 januari 2024 is € 5,76.
De tegenvordering wordt afgewezen
2.7.
De tegenvordering van [persoon A] wordt afgewezen. Uit niets blijkt dat CZ tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen of dat zij in verzuim is geraakt. Ontevredenheid over de werkwijze van een zorgverzekeraar is op zich geen reden om de verzekering tussentijds te beëindigen. [persoon A] kan – mits hij aan de voorwaarden daarvoor voldoet – per 1 januari 2025 overstappen naar een andere verzekeraar als hij dat wil.
[persoon A] moet de proceskosten betalen
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van [persoon A] , omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [persoon A] in conventie aan CZ moet betalen op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 130,- aan griffierecht en € 82,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt). In reconventie worden deze kosten aan de kant van CZ begroot op € 41,- aan salaris voor de gemachtigde (1/2 × 1 punt × € 82,-). Voor kosten die CZ maakt na deze uitspraak moet [persoon A] een bedrag betalen van € 41,-. Dat is in totaal € 431,39. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat CZ dat eist en [persoon A] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [persoon A] om aan CZ te betalen € 288,76 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 283,- vanaf 25 januari 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [persoon A] in de proceskosten in conventie en in reconventie, die aan de kant van CZ worden begroot op € 431,39;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
51909