In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 november 2024, gaat het om een geschil tussen een eiseres en een gedaagde over het niet tijdig betalen van facturen in het kader van een overeenkomst van opdracht. Eiseres, gevestigd in Mill, heeft werkzaamheden uitgevoerd voor gedaagde, gevestigd in Rotterdam, en heeft hiervoor facturen gestuurd die niet volledig zijn betaald. Gedaagde heeft erkend dat de facturen zijn ontvangen, maar stelt dat betaling pas later kon plaatsvinden vanwege vertraging in de oplevering van werkzaamheden aan haar opdrachtgever. Eiseres vordert betaling van het openstaande bedrag, inclusief rente en kosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde op 27 februari 2024 in verzuim is geraakt met haar betalingsverplichtingen, omdat zij aan eiseres heeft meegedeeld dat de openstaande facturen pas betaald zouden worden zodra haar opdrachtgever had betaald. Dit betekende dat eiseres haar verplichtingen tot het uitvoeren van werkzaamheden mocht opschorten, wat zij ook heeft gedaan. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde geen bedragen mocht verrekenen met de facturen van eiseres, omdat zij zelf in verzuim was. De vordering van eiseres wordt toegewezen, inclusief de gevorderde incassokosten en wettelijke rente.
De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van € 5.375,90 aan eiseres, met wettelijke rente vanaf 22 mei 2024, en heeft gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 2.471,22. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiseres het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als gedaagde in hoger beroep gaat.