ECLI:NL:RBROT:2024:12489

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
C/10/689346 / JE RK 24-2473
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen door de kinderrechter in Rotterdam

Op 2 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakt over de opvoedsituatie en de psychische gesteldheid van de moeder. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de kinderen wonen bij hun moeder. De Raad verzoekt om [minderjarige 1] onder toezicht te stellen tot aan haar meerderjarigheid en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar. Tijdens de zitting op 2 december 2024, die met gesloten deuren plaatsvond, waren de ouders, hun advocaten en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De kinderrechter heeft de zorgen over de opvoedsituatie en de moeder's psychische gesteldheid bevestigd, waarbij de moeder als overbelast en onvoorspelbaar werd beschreven. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat hulpverlening noodzakelijk is. De kinderrechter heeft besloten om beide minderjarigen onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, met ingang van 2 december 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/689346 / JE RK 24-2473
Datum uitspraak: 2 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats 1], hierna te noemen: [minderjarige 1],
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2014 in [geboorteplaats 2], hierna te noemen: [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats],
advocaat: mr. P.A. Ellenbroek, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam 2],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad, ontvangen op 15 november 2024;
  • het e-mailbericht van de Raad van 28 november 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 2 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 3];
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de GI), [naam 4].
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren. [minderjarige 2] heeft een brief gestuurd. De kinderrechter heeft deze brief gelezen, maar houdt daar geen rekening mee in haar beoordeling, nu zij de inhoud daarvan op zitting niet heeft verteld omdat [minderjarige 2] daarvoor geen toestemming heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1]. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 2].
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] onder toezicht te stellen tot aan haar meerderjarigheid en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. De Raad verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. Er bestaan grote zorgen over de opvoedsituatie en de psychische gesteldheid van de moeder. De moeder is angstig en wantrouwend, waardoor de kinderen onvoldoende vrijheden krijgen. Het lukt de moeder op dit moment onvoldoende om aan te sluiten bij de behoeften van de kinderen. [minderjarige 2] verblijft op dit moment bij een vriendin, omdat het in de thuissituatie niet goed gaat. De moeder staat alleen open voor praktische hulp. De Raad is van mening dat daarnaast hulpverlening gericht op de persoonlijke problematiek van moeder noodzakelijk is.

4.De standpunten

4.1.
De GI staat achter het verzoek van de Raad. Er bestaan zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder. Daarnaast bestaan er spanningen tussen de ouders, waardoor de kinderen weinig contact hebben met de vader en de moeder niet in de verzorging van de kinderen wordt ontlast.
4.2.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek van de Raad. De vastgestelde zorgregeling wordt door de vader niet nagekomen. Hierdoor wordt de moeder niet in de verzorging van de kinderen ontlast en ervaart zij onduidelijkheid en stress. De moeder herkent de zorgen over blowen en wil hiermee stoppen. De moeder staat open voor een ondertoezichtstelling.
4.3.
De vader stemt tijdens de mondelinge behandeling in met het verzoek van de Raad. Er is een zorgregeling vastgesteld waarin is bepaald dat de kinderen één weekend per twee weken bij de vader verblijven. De vader heeft meermaals aangegeven dat hij als ZZP’er werkt en regelmatig in het weekend moet werken. De vader hoopt dat het contact tussen de vader en de kinderen meer flexibel kan plaatsvinden.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Er bestaan grote zorgen over de opvoedsituatie en de psychische gesteldheid van de moeder. De moeder lijkt overbelast, zij is gestrest en zoekt verlichting in blowen. De moeder is verward en achterdochtig en is naar de kinderen toe onvoorspelbaar in haar gedrag. De moeder is door het voorgaande onvoldoende beschikbaar voor de kinderen en onvoldoende in staat om aan te sluiten bij de behoeften van de kinderen. De verwardheid van de moeder, haar angsten en wantrouwen maken dat zij de kinderen onnodig thuishoudt van school en hen weinig vrijheden geeft. Zo mag [minderjarige 1] niet deelnemen aan buitenschoolse activiteiten en mocht zij zich niet inschrijven voor een opleiding. [minderjarige 2] is veel thuis en heeft bijvoorbeeld geen hobby of (sport)club waar zij naar toe kan. Daarnaast is er weinig contact tussen de vader en de kinderen. Er is een zorgregeling vastgesteld waarin is bepaald dat de kinderen één weekend per twee weken bij de vader verblijven, maar deze wordt niet nagekomen. De vader heeft aangegeven dat deze regeling, vanwege zijn werk, niet altijd haalbaar is. Daarnaast geeft de moeder geen toestemming voor het contact tussen de kinderen en de vader. De kinderrechter vindt het schrijnend dat de kinderen aangeven dat zij hun vader meer willen zien, maar dat dit niet verandering leidt. De momenten dat zij hun vader zien is dit stiekem en buiten de zorgregeling om. De inzet van hulpverlening binnen het vrijwillig kader heeft onvoldoende tot een verbetering van de situatie geleid. Gelet hierop is de kinderrechter van oordeel dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is. Het is van belang dat er passende hulpverlening wordt ingezet gericht op de opvoedsituatie en de persoonlijke problematiek van de moeder. Daarnaast zal er de komende periode worden ingezet op contactherstel tussen de vader en de kinderen. Het is hierbij van belang dat de moeder (emotionele) toestemming verleend aan de kinderen, zodat zij op een onbelaste wijze contact met de vader kunnen hebben. Ook roept de kinderrechter de vader op om zijn werk zo veel mogelijk om de omgang met de kinderen heen te plannen, nu het voor opgroeiende kinderen essentieel is dat zij contact hebben met beide ouders.
5.2.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter stelt daarom [minderjarige 1] onder toezicht tot aan haar meerderjarigheid en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 2 december 2024 tot
5 november 2025;
6.2.
stelt [minderjarige 2] onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 2 december 2024 tot
2 december 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2024 door mr. A.L Pöll, kinderrechter, in aanwezigheid van L.M. Buurman als griffier, en op schrift gesteld op 9 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.