ECLI:NL:RBROT:2024:12486

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
C/10/687052 / JE RK 24-2162
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdzorg

Op 18 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in aanwezigheid van de ouders en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de opvoedsituatie, vooral met betrekking tot de vader, die niet meewerkt aan de hulpverlening. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling, aanvankelijk voor een jaar, maar dit verzoek is tijdens de mondelinge behandeling gewijzigd naar een kortere periode van twee of drie maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, vooral door de verstoorde ouderrelatie en de opvoedvaardigheden van de vader. Ondanks de inspanningen van de GI is er onvoldoende hulpverlening tot stand gekomen, wat de kinderrechter betreurt. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van drie maanden, zodat er een borgingsplan kan worden opgesteld en een zorgvuldige overdracht naar het vrijwillig kader kan plaatsvinden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het overige deel van het verzoek is afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. A.L. Pöll, kinderrechter, en is op schrift gesteld op 21 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/687052 / JE RK 24-2162
Datum uitspraak: 18 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Dordrecht,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2008 in [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige 1],
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2009 in [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige 2],
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum 3] 2014 in [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige 3].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats],
[naam 2],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 7 oktober 2024;
  • het e-mailbericht van de moeder van 13 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 3].
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren. [minderjarige 2] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3].
2.2.
[minderjarige 1] woont bij de vader. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen afwisselend bij de moeder en de vader.
2.3.
Bij beschikking van 28 november 2023 zijn [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld tot 28 november 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te verlengen voor de duur van een jaar.
3.2.
De GI wijzigt het verzoek tijdens de mondelinge behandeling in die zin dat wordt verzocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te verlengen voor de duur van twee of drie maanden. Voor het overige wordt het verzoek ingetrokken. Er is het afgelopen jaar onvoldoende hulpverlening van de grond gekomen. De GI was voornemens om MST vanuit de Viersprong in te zetten en heeft vanaf augustus 2024 geprobeerd een intakegesprek met de vader te plannen. Het intakegesprek heeft, nadat de GI een vooraankondiging schriftelijke aanwijzing heeft gegeven, op 31 oktober 2024 plaatsgevonden. Op 14 november 2024 heeft er opnieuw een gesprek plaatsgevonden tussen de GI, de vader en de behandelaar vanuit de Viersprong. Het gesprek verliep moeizaam en de vader was er niet met zijn aandacht bij, waardoor het lastig is om met de vader tot een inhoudelijk gesprek te komen. De vader ziet geen meerwaarde in het beoogde hulpverleningstraject, althans heeft daar geen tijd voor. De GI voorziet dat er geen verandering plaats zal vinden in de houding van de vader en vindt dat een minder intensief hulpverleningstraject niet passend is. De moeder werkt wel mee en de GI heeft er vertrouwen in dat de moeder binnen het vrijwillig kader zal meewerken aan het beoogde hulpverleningstraject. De GI verzoekt de ondertoezichtstelling nog voor een korte periode te verlengen, zodat een borgingsplan kan worden opgesteld en een zorgvuldige overdracht naar het vrijwillig kader kan plaatsvinden. Desgevraagd geeft de GI aan dat zij haar beslissing om niet te verzoeken om de ondertoezichtstelling te verlengen zal laten toetsen door de Raad voor de Kinderbescherming. Daarnaast heeft de GI desgevraagd aangegeven dat ook het geven van schriftelijke aanwijzingen naar haar verwachting niet tot een verandering in houding van de vader zal leiden. Ten slotte heeft de GI desgevraagd aangegeven dat de moeder geen ruimte heeft om de kinderen fulltime bij haar te hebben.

4.De standpunten

4.1.
De moeder brengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. De moeder wil graag dat de ondertoezichtstelling voor een langere periode wordt verlengd. Er is het afgelopen jaar niets veranderd en de moeder heeft de indruk dat dit ook niet gaat gebeuren. Er bestaan nog steeds zorgen over de opvoedsituatie van de vader. De moeder heeft haar medewerking verleend aan de GI en staat open voor hulpverlening. De vader werkt nergens aan mee.
4.2.
De vader brengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. De GI heeft twee voorstellen gedaan voor een afspraak. De vader was op deze momenten verhinderd. Bij de derde afspraak heeft de GI een fout gemaakt, waardoor de afspraak geen doorgang heeft gevonden. Het contact tussen de vader en de moeder is het afgelopen jaar verbeterd. [minderjarige 1] vindt het lastig dat zij niet welkom is bij de moeder. De vader is vanwege zijn baan niet in staat een intensief hulpverleningstraject, zoals MST, aan te gaan. Een ondertoezichtstelling heeft geen zin.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Gebleken is dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, met name doordat er nog steeds zorgen bestaan over de verstoorde ouderrelatie en de opvoedvaardigheden van de vader. De afgelopen periode is er onvoldoende hulpverlening van de grond gekomen doordat de vader weigert daaraan mee te werken. De GI heeft aangegeven dat de vader afspraken met de GI of hulpverlening afhoudt en niet openstaat voor de inzet van MST vanuit de Viersprong. De De kinderrechter heeft ter zitting zelf waargenomen dat de vader zelfbepalend is en niet openstaat voor enige interventie. De kinderrechter betreurt dat het, door de houding van de vader, niet is gelukt om binnen de ondertoezichtstelling met de inzet van passende hulpverlening tot een verbetering van de situatie te komen. Een minder intensief hulpverleningstraject lijkt niet passend te zijn. De kinderrechter kan alleen maar de hoop uitspreken dat ook de vader, in het belang van zijn kinderen, meewerkt aan het opstellen van een borgingsplan en aan hulpverlening in het vrijwillig kader.
5.3.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verlengen voor de duur van drie maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW), zodat een borgingsplan kan worden opgesteld en een zorgvuldige overdracht naar het vrijwillig kader kan plaatsvinden.
5.4.
Nu de GI het overige deel van het verzoek heeft ingetrokken, kunnen de gronden hiervan niet verder worden onderzocht. De kinderrechter wijst daarom het overig verzochte af.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] tot 28 februari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2024 door mr. A.L Pöll, kinderrechter, in aanwezigheid van L.M. Buurman als griffier, en op schrift gesteld op 21 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.