In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee ex-partners die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn. De partijen, die eerder een geregistreerd partnerschap hadden dat omgezet is in een huwelijk, zijn gezamenlijk eigenaar van een woning. Na de echtscheiding hebben zij een convenant ondertekend waarin afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de woning. De eiser vordert vervangende toestemming voor de levering van de woning aan hem, omdat de gedaagde, zijn ex-partner, haar medewerking niet tijdig verleent. De gedaagde heeft echter aangegeven dat zij pas na 1 januari 2025 kan meewerken aan de levering, omdat zij anders in financiële problemen komt door het verlies van toeslagen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is voor de vorderingen van de eiser, omdat de gedaagde bereid is om in januari 2025 mee te werken aan de levering. De vorderingen in zowel conventie als reconventie zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.