ECLI:NL:RBROT:2024:12468
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot opheffing testamentair bewind en bevoegdheid rechtbank
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 27 november 2024, hebben verzoekers, [voornaam verzoekster] en [voornaam verzoeker], beiden kinderen van de overledene, een verzoek ingediend om het testamentaire bewind op te heffen dat door hun vader, de heer [persoon A], was ingesteld in zijn testament van 25 mei 2000. De overledene is op 27 oktober 2002 overleden en had in zijn testament bepaald dat het erfdeel van [voornaam verzoekster] onder bewind zou worden gesteld, met [voornaam verzoeker] als bewindvoerder. De verzoekers hebben aangegeven dat zij gezamenlijk willen dat het testamentair bewind wordt opgeheven.
De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat hij niet bevoegd is om deze zaak te behandelen, aangezien op grond van artikel 4:178 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek de rechtbank bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen. Daarom heeft de kantonrechter de zaak verwezen naar het team handel en haven van de rechtbank Rotterdam, waar de verzoekers verplicht zijn om zich te laten bijstaan door een advocaat. De kantonrechter heeft hen erop gewezen dat zij een factuur zullen ontvangen voor het aanvullende griffierecht dat betaald moet worden, aangezien de kosten voor de procedure hoger zijn dan eerder betaald.
De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. C. van Steenderen-Koornneef, die de beslissing heeft genomen om de zaak door te verwijzen en de verzoekers te informeren over de verdere procedure.