ECLI:NL:RBROT:2024:12453

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
FT RK 24/1552 – FT RK 24/1688
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratorium op basis van artikel 287, vierde lid, Faillissementswet in een huurkwestie

Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers een voorlopige voorziening vroegen op basis van artikel 287, vierde lid, van de Faillissementswet. Verzoekers, die onder beschermingsbewind staan, hebben een huurachterstand van € 15.172,83, maar hebben de huurtermijnen van 2024, met uitzondering van één maand, tijdig betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huurtermijn van december 2024 op 25 november 2024 is voldaan en dat de beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat ook de huur voor januari en februari 2025 kan worden voldaan. De rechtbank heeft de belangen van verzoekers, die in hun huurwoning willen blijven wonen, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het ontruimingsvonnis van 18 mei 2022 wil uitvoeren. De rechtbank oordeelt dat de spoedeisendheid van het verzoek is aangetoond, gezien de dreigende ontruiming. De rechtbank heeft besloten om het verzoek tot voorlopige voorziening toe te wijzen, met de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen tijdig worden voldaan. De voorziening vervalt als het verzoek tot schuldsanering wordt ingetrokken of als de beslissing daarop in kracht van gewijsde is gegaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287, vierde lid, Faillissementswet
rekestnummer: [nummers]
uitspraakdatum: 3 december 2024
[verzoekster] en [verzoeker],
[adres]
[woonplaats],
hierna: verzoekers.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 7 november 2024 met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad. Verzoeker heeft op 25 november 2024 een verzoekschrift ex artikel 284 Fw en op 26 november 2024 – na de behandeling van de zaak ter zitting – een verzoekschrift ex artikel 287, vierde lid Fw ingediend, nu hij mede huurder is van de woning.
In het vonnis van deze rechtbank van 7 november 2024 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 26 november 2024.
Ter zitting van 26 november 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • [verzoekster], verzoekster;
  • [verzoeker], verzoeker;
  • de heer mr. J. Pearson, werkzaam bij JAW Advocaten (hierna: advocaat);
  • mevrouw D. Roodzand, werkzaam bij Budget Solutions B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerder).
Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders, heeft namens Woningbouwvereniging Hoek van Holland (hierna: verweerster), voorafgaand aan de zitting op 20 november 2024 aan de rechtbank een verweerschrift toegezonden. In haar verweerschrift heeft verweerster aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 mei 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekers ten uitvoer te leggen, totdat op de door verzoekers ingediende verzoeken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is beslist.
Verzoekers hebben een kale huur van € 900,34 per maand. Verzoekers werken beiden in loondienst. Verzoekster ontvangt huurtoeslag en daarnaast kostgeld van verzoeker. Verzoekster staat onder beschermingsbewind en verzoeker staat onder budgetbeheer, beiden bij Budget Solutions B.V. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat verzoekers beiden een positief budgetplan hebben. Alle huurtermijnen van 2024 zijn – op één maand na – betaald. De huurtermijn van december 2024 is op 25 november 2024 betaald. De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat ook de huurtermijnen van januari en februari 2025 tijdig betaald kunnen worden.

3.Het verweer

Verzoekers hebben tot en met november 2024 een huurachterstand van € 15.172,83. Sinds het ontruimingsvonnis van de kantonrechter is de huurachterstand zelfs verdubbeld. Verweerster heeft er geen vertrouwen in dat de lopende huurtermijnen en de achterstand betaald zullen worden. Indien het verzoek wordt toegewezen, verzoekt verweerster op te nemen dat de voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan.

4.De beoordeling

De rechtbank zal, gelet op hetgeen ter zitting is besproken, het verzoekschrift van verzoekster ex artikel 287b, eerste lid, Fw zien als een verzoekschrift ex artikel 287, vierde lid Fw. Verzoekers hebben nu beiden een verzoekschrift ex artikel 287, vierde lid Fw bij de rechtbank ingediend.
Voor toewijsbaarheid van het verzoek is allereerst vereist dat door verzoekers is aangetoond dat sprake is van een spoedeisende situatie. De spoedeisendheid van het verzoek is aangetoond, nu verzoekers een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van
18 mei 2022 tot ontruiming van de woonruimte hebben overgelegd. Tevens is door verzoekers een kopie van het exploot van 5 november 2024 overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 12 november 2024 zal overgaan tot ontruiming van de woning.
Met betrekking tot de verzochte voorlopige voorziening dient de rechtbank een belangenafweging te maken tussen de belangen van verzoekers enerzijds en de belangen van verweerster anderzijds.
Het belang van verzoekers bestaat eruit dat zij in afwachting van een beslissing van deze rechtbank op de door hun ingediende verzoekschriften ex artikel 284 Fw in hun huurwoning kunnen blijven wonen.
Het belang van verweerster bestaat eruit dat zij het vonnis van 18 mei 2022 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Alle huurtermijnen van 2024 zijn – op één maand na – betaald. De huurtermijn van december 2024 is op 25 november 2024 betaald. De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat de huur van januari en februari 2025 kan worden voldaan. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat op voorhand niet onaannemelijk is dat verzoekers tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zullen worden toegelaten.
De verzoeken tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zullen bovendien op
28 januari 2025– en derhalve op korte termijn – worden behandeld, zodat voor partijen snel duidelijkheid zal ontstaan over de vraag of toepassing van de schuldsaneringsregeling in de weg zal staan aan ontruiming conform artikel 305 lid 2 Fw.
Naar het oordeel van de rechtbank dient het belang van verzoekers daarom zwaarder te wegen dan het belang van verweerster. De verzochte voorziening zal worden toegewezen, waarbij in het belang van verweerster zal worden bepaald dat de voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verbiedt verweerster, voor de duur van deze voorziening, over te gaan tot ontruiming van de woning van verzoekers, gelegen aan de:
[adres]
;
- bepaalt dat de genoemde voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat de voorziening in ieder geval vervalt op het moment dat het verzoek van verzoekers tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt ingetrokken, dan wel de beslissing daarop in kracht van gewijsde is gegaan;
Deze beschikking is op 3 december 2024 gegeven door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier. [1]