ECLI:NL:RBROT:2024:12452

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
FT RK 24/1563 – FT RK 24/1564
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratorium op verzoek van een schuldenaar in het kader van de Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op basis van de Faillissementswet. Verzoekster, een studente, heeft op 7 november 2024 een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening ex artikel 287b, eerste lid, Fw, aan te vragen. Dit verzoek was gericht op het verkrijgen van een moratorium van zes maanden om te voorkomen dat verweerster, een verhuurder, overgaat tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in een bedreigende situatie verkeert, aangezien er een vonnis tot ontruiming was uitgesproken op 9 april 2024 en verweerster had aangekondigd tot ontruiming over te gaan.

Tijdens de zitting op 26 november 2024 is gebleken dat verzoekster haar huur voor december 2024 tijdig had betaald en dat er een schuldhulpverleningstraject zou worden opgestart. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven wonen en een minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, zwaarder laten wegen dan die van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot het moratorium toegewezen, onder de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan.

Daarnaast heeft de rechtbank verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, met de bepaling dat de huurovereenkomst wordt verlengd zolang de huurtermijnen tijdig worden voldaan. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier S.R.L.T. Peek.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummers]
uitspraakdatum: 3 december 2024
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 7 november 2024, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 8 november 2024 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 26 november 2024.
Ter zitting van 26 november 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw N. Naipal, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlener);
  • mevrouw D. Kazanci, werkzaam bij het Wijkteam (hierna: begeleider);
  • de heer N. van de Hoeven en mevrouw P. Koolman, beiden werkzaam bij Stichting Woonstad Rotterdam, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster).
De schuldhulpverlener heeft op 28 november 2024 aan de rechtbank aanvullende stukken overgelegd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 9 april 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster is student en volgt een opleiding (Fashion Design), die (ongeveer) nog twee en een half jaar zal duren. Ter zitting heeft verzoekster verklaard dat zij – naast haar opleiding – gaat werken voor de centrale studentenraad voor 14 uur per week. Daarnaast heeft verzoekster het voornemen om in de horeca te gaan werken. De kale huur bedraagt € 607,53 per maand. Uit de na de zitting overgelegde stukken volgt dat de huur van december 2024 op 27 november 2024 tijdig is betaald. De schuldhulpverlener heeft ter zitting verklaard dat er een schuldhulpverleningstraject zal worden opgestart. Daarnaast zal er ook budgetbeheer worden opgestart, waardoor ook voldoende wordt gewaarborgd dat de lopende termijnen tijdig zullen worden betaald.

3.Het verweer

Verweerster heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoekster voldoende tijd en ruimte heeft gehad om tot een oplossing van haar huurachterstand te komen met verweerster. Vanuit vroegsignalering heeft verweerster het verzoek gekregen om haar vordering aan te houden. Verweerster heeft hieraan meegewerkt. Hierna zijn alleen de huurtermijnen van september en oktober 2023 voldaan. In januari 2024 kreeg verweerster opnieuw het verzoek haar vordering aan te houden. Hieraan heeft verweerster opnieuw meegewerkt. Vervolgens werden de lopende huurtermijnen niet betaald en werd nergens meer op gereageerd door verzoekster. Verweerster heeft enkel de huurtermijn van juli 2024 ontvangen. Ter zitting heeft verweerster verklaart zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 9 april 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 29 oktober 2024 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 12 november 2024 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 9 april 2024 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. De huur van december 2024 is tijdig op
27 november 2024 betaald. Daarnaast zal er budgetbeheer worden opgestart, waardoor voldoende aannemelijk is dat de lopende huurtermijnen zullen worden voldaan. Ook ontvangt verzoekster hulp vanuit het wijkteam. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 9 april 2024 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan [adres] voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
8 november 2024;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.