In deze zaak heeft verzoekster op 7 november 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft op 3 december 2024 uitspraak gedaan. Verzoekster vroeg om een moratorium van zes maanden, zodat zij niet ontruimd zou worden uit haar huurwoning, terwijl zij haar huurtermijnen voor november en december 2024 had voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een bedreigende situatie was, aangezien er een ontruimingsvonnis was uitgesproken op 21 maart 2024. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die samen met haar minderjarige dochter in de woning woont, zwaarder laten wegen dan die van verweerster, die de huurachterstand van € 5.612,94 aanvoerde. De rechtbank heeft besloten om de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis op te schorten voor de duur van zes maanden, mits de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en griffier S.R.L.T. Peek op 3 december 2024.