ECLI:NL:RBROT:2024:12451

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
FT RK 24/1548 – FT RK 24/1549
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met moratorium en huurbetalingen

In deze zaak heeft verzoekster op 7 november 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft op 3 december 2024 uitspraak gedaan. Verzoekster vroeg om een moratorium van zes maanden, zodat zij niet ontruimd zou worden uit haar huurwoning, terwijl zij haar huurtermijnen voor november en december 2024 had voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een bedreigende situatie was, aangezien er een ontruimingsvonnis was uitgesproken op 21 maart 2024. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die samen met haar minderjarige dochter in de woning woont, zwaarder laten wegen dan die van verweerster, die de huurachterstand van € 5.612,94 aanvoerde. De rechtbank heeft besloten om de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis op te schorten voor de duur van zes maanden, mits de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en griffier S.R.L.T. Peek op 3 december 2024.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummers]
uitspraakdatum: 3 december 2024
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 7 november 2024, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 7 november 2024 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 26 november 2024.
Ter zitting van 26 november 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mr. J. Pearson, werkzaam bij JAW Advocaten (hierna: advocaat);
  • mr. J.A. Wesdijk, werkzaam bij GGN Mastering Credit B.V., namens Stichting Hef Wonen, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster).
Verweerster heeft op 22 november 2024 aan de rechtbank een recent overzicht huurspecificatie overgelegd.
Op 27 november 2024 heeft de advocaat van verzoekster aan de rechtbank aanvullende stukken overgelegd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 21 maart 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster heeft inkomen uit loondienst voor twaalf uur per week en daarnaast werkt zij als ZZP’er. De kale huur bedraagt € 716,66. Verzoekster woont samen met haar minderjarige dochter in de woning. Op 7 november 2024 is de huur voor november 2024 betaald. De huur van december 2024 is op 26 november 2024 (tijdig) betaald. Daarnaast zal er ook budgetbeheer worden opgestart, waardoor voldoende is gewaarborgd dat de lopende termijnen ook tijdig betaald zullen worden.

3.Het verweer

Verweerster heeft op 21 maart 2024 het ontruimingsvonnis van de kantonrechter ontvangen. Tot en met november 2024 is er geen huurbetaling ontvangen vanaf 24 mei 2024. De totale huurachterstand is inmiddels meer dan verdubbeld. De totale achterstand bedraagt op dit moment € 5.612,94. Verweerster verzoekt dan ook het verzoek af te wijzen.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 21 maart 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 29 oktober 2024 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 11 november 2024 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 21 maart 2024 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Op 7 november 2024 is de huur voor november 2024 – weliswaar te laat – betaald. De huur van december 2024 is op 26 november 2024 tijdig betaald. Daarnaast zal budgetbeheer worden opgestart, waardoor voldoende is gewaarborgd dat de lopende termijnen zullen worden betaald. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 21 maart 2024 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
7 november 2024;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.