ECLI:NL:RBROT:2024:12447

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
10-331707-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag onder invloed van THC

Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 21 juni 2021. De verdachte reed met een snelheid van minimaal 93 km/u in de bebouwde kom en negeerde een rood verkeerslicht dat al 50 seconden op rood stond. Hij was onder invloed van THC en had geen rijbewijs. Bij de aanrijding raakte de bijrijder in de auto van de verdachte zwaar gewond. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat een ander de bestuurder was, volstrekt onaannemelijk was. De rechtbank kwalificeerde het rijgedrag van de verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend, wat leidde tot de conclusie dat hij schuldig was aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, een taakstraf van 240 uren en een geldboete van 750 euro. Tevens werd de verdachte voor twee jaar de rijbevoegdheid ontzegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en zorg voor zijn dochter, maar benadrukte de ernst van de feiten en het onaanvaardbare risico dat hij had genomen voor de verkeersveiligheid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-331707-21
Datum uitspraak: 3 december 2024
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsvrouw mr. T. Altindag, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.S.S. Heinerman heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
  • ten aanzien van feit 1 veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het volgen van ambulante behandeling en het meewerken aan middelencontrole;
  • ten aanzien van feit 1 een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren;
  • ten aanzien van de overtredingen onder feit 2 en 3 een geldboete van 750 euro.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft van het begin af aan verklaard dat hij niet de bestuurder van het voertuig is geweest. Die verklaring is consistent, aannemelijk en geloofwaardig en wordt ondersteund door de verklaring van de bijrijder en het onderliggende dossier. Er is geen verder onderzoek verricht naar die verklaring van de verdachte, waardoor de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
4.2.
Beoordeling door de rechtbank
Op 21 juni 2021 vond op het kruispunt van de Dorpsweg en de Gruttostraat in Rotterdam een aanrijding plaats tussen twee personenauto’s, een Peugeot en een Honda. De Peugeot reed op de Dorpsweg. De Honda reed op de Gruttostraat en was voornemens de Dorpsweg over te steken. Bij de Peugeot werden de verdachte en [slachtoffer 1] aangetroffen. In de Honda reed [slachtoffer 2] als bestuurder.
Was de verdachte de bestuurder?
De verdachte heeft vanaf het moment dat de verbalisanten ter plaatse kwamen verklaard dat een derde persoon, de eigenaar van de Peugeot, de auto had bestuurd en dat diegene zou zijn weggerend. Uit de camerabeelden is gebleken dat na de aanrijding slechts twee personen uit de Peugeot komen. Niet is te zien dat er een derde persoon aanwezig is of wegrent, zoals de verdachte verklaart. Daarnaast spreekt ook [slachtoffer 2] , de bestuurder van de andere auto, over slechts twee personen en komen de verbalisanten, die kort na het ongeluk ter plaatse zijn, tot de conclusie dat er twee personen in de auto moeten hebben gezeten. Op de airbag aan de bestuurderszijde van de Peugeot wordt bloed aangetroffen. De verdachte wordt bij de Peugeot aangetroffen met bloed op zijn gezicht en uit DNA onderzoek is later gebleken dat het bloed op die airbag van hem is. Tot slot is de telefoon van de verdachte onderzocht en is gebleken dat hij enkele minuten na het ongeval berichten heeft verstuurd naar onder meer de persoon die volgens de verdachte de bestuurder was, waarin hij melding maakt van het ongeluk en instructies lijkt te geven om mee te gaan in het verhaal dat een ander dan de verdachte in de Peugeot heeft gereden. Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van de verdachte, dat een ander de bestuurder van de auto is geweest, volstrekt onaannemelijk en ongeloofwaardig. De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bestuurder van de Peugeot is geweest. Vervolgens ligt aan de rechtbank de vraag voor hoe het handelen van de verdachte gekwalificeerd moet worden.
Feiten en omstandigheden van het ongeval
Het ongeval is ontstaan op de kruising van de Dorpsweg met de Gruttostraat. De toegestane maximumsnelheid ter plaatse betrof 50 km per uur. Het kruispunt was voorzien van een verkeersregelinstallatie die in werking was ten tijde van de aanrijding. De bestuurder van de Honda, [slachtoffer 2] , was van plan de Dorpsweg over te steken, maar werd op de kruising aangereden door de Peugeot, waar de verdachte in reed. Uit de verkeersongevallenanalyse (hierna: VOA) komt naar voren dat het verkeerslicht op de Dorpsweg voor de verdachte al 50 seconden op rood stond op het moment dat hij de stopstreep passeerde. Het verkeerslicht voor [slachtoffer 2] stond op dat moment 4,3 seconden op groen. Uit de VOA volgt dat de verdachte met een minimale snelheid van 93 km per uur moet hebben gereden en uit een indicatieve snelheidsberekening blijkt dat hij het kruispunt was genaderd met een snelheid gelegen tussen de 124 en 143 km per uur. Verder is gebleken dat de verdachte onder invloed was van cannabis. Tot slot had de verdachte ten tijde van het ongeval geen rijbewijs. Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer 1] letsel opgelopen in de vorm van breuken in de enkel. Bij [slachtoffer 2] is een schaafverwonding en zwelling van de schouder ontstaan.
Feit 1
Schuld in de zin van artikel 6 WVW?
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Hij is immers met een snelheid van minstens 70 kilometer per uur boven de toegestane maximumsnelheid richting een kruispunt gereden, heeft het rode verkeerslicht genegeerd, was onder invloed van THC en had geen rijbewijs waardoor hij überhaupt geen auto had mogen besturen. Hierbij wordt opgemerkt dat het handelen van de verdachte ook onder de kwalificatie ‘roekeloos’ had kunnen vallen gelet op artikel 5a van de WVW, maar dit is niet ten laste gelegd waardoor de rechtbank niet aan die beoordeling toekomt.
Letsel [slachtoffer 1]
Uit de FARR-verklaring en het aanvullende verhoor van het slachtoffer zo’n twee maanden na het ongeval, is gebleken dat bij hem zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Er was sprake van meerdere breuken in de enkel waaraan hij geopereerd moest worden, hij heeft twee maanden in een rolstoel gezeten en moest ook na die tijd nog lopen met behulp van een kruk.
Conclusie feit 1
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen in die zin dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden waardoor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan bij [slachtoffer 1] .
Feit 2 en 3
Door het voornoemde verkeersgedrag heeft de verdachte zich als bestuurder van een personenauto zodanig gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt, ten laste gelegd onder feit 2. Dit is ook gebleken nu de auto heeft aangereden waarin [slachtoffer 2] als bestuurder zat. Daarnaast staat door de vaststelling dat de verdachte de bestuurder van de auto was, ook vast dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde feit: namelijk het rijden zonder rijbewijs.
Eendaadse samenloop
Er is sprake van eendaadse samenloop ten aanzien van alle drie de feiten omdat de bewezenverklaarde gedragingen zo nauw met elkaar samenhangen en een min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte in wezen één verwijt wordt gemaakt.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 21 juni 2021 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, onvoorzichtig en
/ofonoplettend te rijden op de kruising van de Dorpsweg met de Gruttostraat,
-met een snelheid gelegen tussen 124 en 143 km/u, zijnde een veel hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u, bovengenoemde kruising was genaderd en
de stopstreep passeerde terwijl het voor zijn rijrichting geldende verkeerslicht minimaal 50 seconden rood licht uitstraalde en
-bij het oprijden van die kruising zijn snelheid niet heeft aangepast en
zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij het door hem bestuurde voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
-niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een bestuurder van een personenauto genaamd [slachtoffer 2] doende was die kruising over te steken en
-die [slachtoffer 2] niet heeft laten voorgaan en
-met een snelheid van ten minste 93 km/u in botsing of aanrijding is gekomen met die [slachtoffer 2] die
dekruising voor een (groot) deel was overgestoken,
waardoor de passagier in verdachte
spersonenauto [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel (te weten een breuk van het bolvormige botuitsteeksel van het rechter scheenbeen (net boven het enkelgewricht) en een breuk van het kraakbeen van het rechter scheenbeen (in het enkelgewricht), werd toegebracht.
zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van cannabis;
2
hij op 21 juni 2021 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Dorpsweg op de kruising met de Gruttostraat,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-met een snelheid gelegen tussen 124 en 143 km/u, zijnde een veel hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u
,bovengenoemde kruising was genaderd en
- de stopstreep passeerde terwijl het voor zijn rijrichting geldende verkeerslicht minimaal 50 seconden rood licht uitstraalde en
-bij het oprijden van die kruising zijn snelheid niet heeft aangepast en
zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij het door hem bestuurde voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
-niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een bestuurder van een personenauto genaamd [slachtoffer 2] doende was die kruising over te steken en
-die [slachtoffer 2] niet heeft laten voorgaan en
- met een snelheid van ten minste 93 km/u in botsing of aanrijding is gekomen met die [slachtoffer 2] die kruising voor een (groot) deel was overgestoken,
door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt
zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van cannabis;
3
hij op 21 juni 2021 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, kruispunt Dorpsweg – Gruttostraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van
1.
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van deze wet;

2.overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;

3.overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft een verkeersongeval op een kruispunt binnen de bebouwde kom veroorzaakt. Hij was onder invloed van THC en beschikte niet over een rijbewijs. De verdacht reed meer dat 70 km per uur harder dan is toegestaan. Daarbij heeft hij een rood verkeerslicht genegeerd, waardoor hij op het kruispunt in botsing is gekomen met een andere auto. De bijrijder in de auto van de verdachte heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dat de bestuurder van de andere auto, de bijrijder en hijzelf geen ernstiger letsel hebben opgelopen mag een wonder heten en is niet aan het gedrag van de verdachte te danken. Met zijn zeer onvoorzichtige en oplettende rijgedrag heeft de verdachte onaanvaardbare risico’s voor de verkeersveiligheid genomen en heeft hij zijn verantwoordelijkheid als weggebruiker ernstig veronachtzaamd. Extra kwalijk is dat de verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 oktober 2024 blijkt dat de verdachte voorafgaand aan deze feiten niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Na de bewezenverklaarde feiten is hij wel veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 april 2023. Dit rapport houdt onder meer in dat de verdachte niet is verschenen op de afspraken met de reclassering. In 2019 werd een reclasseringstoezicht retour gezonden omdat de verdachte zich niet aan de meldplichtafspraken hield. Risicofactoren zijn mogelijk gelegen in middelengebruik, gedrag, houding en sociaal netwerk. Om het recidiverisico te verlagen wordt geadviseerd een reclasseringstoezicht met ambulante behandelverplichting en middelencontrole op te leggen, mits de verdachte bereid is mee te werken aan de geadviseerde voorwaarden.
Persoonlijke omstandigheden ter zitting
De verdachte heeft op zitting verklaard dat hij werkt als ZZP-er en in de weekenden voor zijn dochter van drie jaar oud zorgt. Hij zegt nu andere prioriteiten te hebben in zijn leven dan hij had ten tijde van het ongeval en afstand genomen te hebben van verkeerde mensen. De verdachte woont bij zijn moeder en is, met het oog op het terugkrijgen van zijn rijbewijs, gestopt met blowen. Desgevraagd heeft de verdachte aan dat hij niet gemotiveerd is om mee te werken aan bijzondere voorwaarden, maar wel zal (moeten) meewerken als deze worden opgelegd.
7.4.
Redelijke termijn
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dient een verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 21 juni 2021, de datum van het ongeval, omdat hij toen is aangemerkt als verdachte en een bloedonderzoek heeft ondergaan. Tot aan dit vonnis is een periode van ruim drie jaren verstreken. Deze vertraging is niet aan de verdachte te wijten en de zaak had eerder inhoudelijk behandeld moeten worden. De redelijke termijn is dan ook geschonden.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op de forse schending van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, ziet de rechtbank reden om af te wijken van de oriëntatiepunten. Gezien de ernst van feit 1 wordt oplegging van de maximale taakstraf passend geacht met daarbij een forse voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal geen bijzondere voorwaarden aan dat voorwaardelijke strafdeel verbinden, omdat op zitting gebleken is dat de verdachte niet intrinsiek gemotiveerd is om daaraan mee te werken en stelt geen hulpvraag te hebben. Daarnaast wordt een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid passend en geboden geacht.
Voor de bewezenverklaarde overtredingen onder feit 2 en 3 acht de rechtbank de straf als geëist door de officier van justitie (een geldboete van € 750,-) passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen van 5, 6, 8, 107, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
straffen ten aanzien van feit 1
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de
algemene voorwaarde, dat hij zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken, niet naleeft;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf (maak een keuze)voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
2 (twee) jaren;
straf ten aanzien van feit 2 en 3
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan € 750,00 (zevenhonderdvijftigeuro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 21 juni 2021 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de kruising gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande de Dorpsweg op de kruising met de Gruttostraat,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-met een snelheid gelegen tussen 124 en 143 km/u, zijnde een veel hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u, in ieder geval met een, mede gelet op de wegsituatie en/of de omstandigheden (veel) te hoge snelheid, bovengenoemde kruising was genaderd en/of
-(aldaar) de stopstreep passeerde terwijl het voor zijn rijrichting geldende verkeerslicht minimaal 50 seconden rood licht uitstraalde en/of
-bij het oprijden van die kruising zijn snelheid niet heeft aangepast en/of
-(aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij het door hem bestuurde voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
-niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een bestuurder van een personenauto genaamd [slachtoffer 2] doende was die kruising over te steken en/of
-die [slachtoffer 2] niet heeft laten voorgaan en/of
-(vervolgens) met een snelheid van ten minste 93 km/u in botsing of aanrijding is gekomen met die [slachtoffer 2] die kruising (inmiddels) voor een (groot) deel was overgestoken,
waardoor de passagier in verdachte personenauto [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel (te weten een breuk van het bolvormige botuitsteeksel van het rechter scheenbeen (net boven het enkelgewricht) en/of een breuk van het kraakbeen van het rechter scheenbeen (in het enkelgewricht), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van cannabis;
subsidiair althans,indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 juni 2021 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Dorpsweg op de kruising met de Gruttostraat,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-met een snelheid gelegen tussen 124 en 143 km/u, zijnde een veel hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u, in ieder geval met een, mede gelet op de wegsituatie en/of de omstandigheden (veel) te hoge snelheid, bovengenoemde kruising was genaderd en/of
-(aldaar) de stopstreep passeerde terwijl het voor zijn rijrichting geldende verkeerslicht minimaal 50 seconden rood licht uitstraalde en/of
-bij het oprijden van die kruising zijn snelheid niet heeft aangepast en/of
-(aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij het door hem bestuurde voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
-niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een bestuurder van een personenauto genaamd [slachtoffer 2] doende was die kruising over te steken en/of
-die [slachtoffer 2] niet heeft laten voorgaan en/of
-(vervolgens) met een snelheid van ten minste 93 km/u in botsing of aanrijding is gekomen met die [slachtoffer 2] die kruising (inmiddels) voor een (groot) deel was overgestoken,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van cannabis;
2
hij op of omstreeks 21 juni 2021 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Dorpsweg op de kruising met de Gruttostraat,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-met een snelheid gelegen tussen 124 en 143 km/u, zijnde een veel hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u, in ieder geval met een, mede gelet op de wegsituatie en/of de omstandigheden (veel) te hoge snelheid, bovengenoemde kruising was genaderd en/of
-(aldaar) de stopstreep passeerde terwijl het voor zijn rijrichting geldende verkeerslicht minimaal 50 seconden rood licht uitstraalde en/of
-bij het oprijden van die kruising zijn snelheid niet heeft aangepast en/of
-(aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij het door hem bestuurde voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
-niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een bestuurder van een personenauto genaamd [slachtoffer 2] doende was die kruising over te steken en/of
-die [slachtoffer 2] niet heeft laten voorgaan en/of
-(vervolgens) met een snelheid van ten minste 93 km/u in botsing of aanrijding is gekomen met die [slachtoffer 2] die kruising (inmiddels) voor een (groot) deel was overgestoken,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van cannabis;
3
hij op of omstreeks 21 juni 2021 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, kruispunt Dorpsweg – Gruttostraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.