ECLI:NL:RBROT:2024:12404

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
10/100184-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling, benadeling van de gezondheid en oplichting door niet-geregistreerde behandelaar van kankerpatiënten

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die vijf kankerpatiënten heeft behandeld met een door hem ontwikkelde niet-reguliere lichttherapie. De verdachte, die niet meer als arts geregistreerd stond, heeft de slachtoffers onjuist geïnformeerd over de effectiviteit van zijn behandelingen en hen valse hoop gegeven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling, opzettelijke benadeling van de gezondheid en oplichting. De verdachte heeft de slachtoffers via infusen en lichtbehandelingen ernstige schade toegebracht, waaronder brandwonden en ontstekingen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 13 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder klinische opname en reclasseringstoezicht. De verdachte werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht vanwege een psychische stoornis, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak van behandeling om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/100184-22
Datum uitspraak: 11 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te Aruba op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. P. Scholte, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 18 november, 20 november en 11 december 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd wordt de verdachte verweten:
het met voorbedachten rade (zwaar) mishandelen van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) (feiten 1 en 2) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) (feiten 3 en 4), het met voorbedachten rade mishandelen van [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) (feit 5), [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4]) (feit 6) en [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5]) (feit 7) door hen met een door hem ontwikkelde lichttherapie te behandelen, en het oplichten van [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] (feit 8).

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.J. Algera heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair, 3, 4 primair, 5 primair, 6 primair, 7 primair en 8 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar met aftrek van voorarrest en oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel zoals geadviseerd in het maatregelenrapport van de reclassering van 13 april 2023.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
In april 2015 heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: IGJ) een klacht tegen de verdachte, toen nog werkzaam als arts, ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege. De aanleiding van de tuchtzaak was dat de verdachte zich had begeven op de gebieden oncologie en de bereiding van experimentele medicatie waarin hij naar het oordeel van het tuchtcollege onvoldoende deskundig was. In zijn kliniek diende hij zelfstandig een experimenteel geneesmiddel in afwijking van de geldende normen toe aan uitbehandelde kankerpatiënten, terwijl dat geneesmiddel niet eerder op mensen was toegepast en niet in Nederland was geregistreerd. Hierbij waren ernstige bijwerkingen opgetreden en had de verdachte onvoldoende intercollegiale samenwerking met gespecialiseerde hulpverleners en nazorg georganiseerd. De verdachte had deze patiënten bovendien onvoldoende geïnformeerd en had de behandeling niet bij voorbaat en in algemene zin effectief mogen noemen. Hij had patiënten er juist op moeten wijzen dat de effectiviteit niet naar gangbare wetenschappelijke maatstaven bewezen was en onvoorzienbare effecten kon hebben. Mede gelet op deze zeer kwetsbare doelgroep, om herhaling te voorkomen en omdat ieder objectief inzicht in de effectiviteit van de experimentele behandeling ontbrak, werd de verdachte op 15 november 2016 door het Centraal Tuchtcollege onherroepelijk doorgehaald als arts in het BIG-register.
Vanaf december 2016 kwamen bij de IGJ meldingen binnen dat de verdachte doorging met het aanbieden van experimentele behandelingen. De verdachte richtte zich hierbij nog steeds op een zeer kwetsbare groep mensen met kanker. Meerdere patiënten en hun nabestaanden, artsen en een tv-productiebedrijf deden melding bij de IGJ over de verdachte.
Op 22 maart 2018 heeft de IGJ bij de politie aangifte gedaan tegen de verdachte, waarna in juli 2018 het opsporingsonderzoek onder de naam Oliekoop is gestart. Dit onderzoek heeft geleid tot de aanhouding van de verdachte in juni 2022 en de verdenkingen over de door de verdachte uitgevoerde behandelingen bij [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
4.2.
De vaststaande feiten en omstandigheden
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten en omstandigheden hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
[slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] leden aan verschillende vormen van kanker. Allen zijn in contact gekomen met de verdachte in verband met de behandeling die hij aanbood. De verdachte was toen geen arts meer. Voor aanvang van de behandelingen heeft de verdachte kenbaar gemaakt of laten blijken dat hij hen kon genezen van kanker. Hij vertelde daarbij dat er al veel verschillende mensen door de therapie waren genezen, waaronder hijzelf.
De verdachte heeft bij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] eind 2016 tot begin 2017, bij [slachtoffer 5] begin 2017, bij [slachtoffer 1] eind 2017 tot begin 2018 en bij [slachtoffer 2] begin 2018 tot eind 2018 bij hen thuis of op een locatie waar de betrokkenen voor de behandeling verbleven, handelingen verricht op het gebied van de individuele gezondheidszorg. De behandeling van de verdachte bestond uit het toepassen van een door hem ontwikkelde lichttherapie. Daarbij bracht hij bij de betrokkenen een infuus in en diende hen middels dit infuus vloeistoffen toe. Deze bestonden uit respectievelijk algen, Chlorin-Chlorophyll, Phthalocyanine of een aluminiumverbinding. Daarna ondergingen de betrokkenen een zogenaamde lichtbehandeling, waarbij de blote huid werd belicht met een lichtbron of – in het geval van [slachtoffer 1] – een lichtslang rectaal werd ingebracht. De belichting voerde de verdachte uit met een zogenaamde lichtbak of een flexibele slang met ledlampen. Deze behandelingen werden door de verdachte meermalen bij de betrokkenen uitgevoerd, verspreid over een langere periode variërend van een paar weken tot bijna tien maanden.
Na de behandelingen van de verdachte zijn bij de betrokkenen de volgende verschijnselen opgetreden. [slachtoffer 1], bij wie endeldarmkanker was vastgesteld, is na haar vierde behandeling door de verdachte erg ziek geworden. Zij had vier weken diarree en viel tien kilo af. Er kwam weefsel uit haar darm los en in het ziekenhuis werden ernstige ontstekingen en verbranding van de darmwand geconstateerd. Uit noodzaak moest er een tijdelijke stoma worden aangelegd.
Bij [slachtoffer 2], die borstkanker had, is na iedere behandeling de huid op en rondom haar borst steeds verder kapot gegaan en is er op die plek een hevige wond ontstaan die kennelijk ontstoken was. [slachtoffer 2] en haar partner spraken over brandwonden op de borst van [slachtoffer 2] en de enorme pijn die zij aan haar borst heeft gehad.
[slachtoffer 3] had darm- en buikvlieskanker en is meermalen dicht op de huid belicht hetgeen veel pijn deed. Na de behandelingen van de verdachte voelde hij zich ziek, was hij misselijk en moest hij overgeven. De zus van [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zijn huid na de behandelingen door de verdachte rood was alsof er brandplekken waren. Ook werd [slachtoffer 3] na de behandelingen door de verdachte extreem gevoelig voor zonlicht.
[slachtoffer 4] had alvleesklierkanker en kreeg na de behandelingen van de verdachte eerstegraads verbrandingen op zijn huid, waarbij de huid knalrood was. Het belichten was heet, jeukte en deed pijn. [slachtoffer 4] kon daarna geen daglicht meer verdragen op zijn huid.
[slachtoffer 5] had borstkanker en heeft in haar laatste levensfase palliatieve behandeling uitgesteld om de bij haar uitgezaaide kanker door de verdachte te laten behandelen.
4.3.
Juridisch kader en overwegingen vooraf
4.3.1.
Niet-reguliere behandelwijzen
Internist oncoloog [naam 1] en internist oncoloog [naam 2] hebben schriftelijke deskundigenverklaringen opgesteld omtrent de mogelijkheden en werking van fotodynamische therapie (lichttherapie) en de door de verdachte hiervoor omschreven toegepaste behandelwijze.
[naam 1] geeft in zijn rapporten aan dat de toedieningen – zoals door de verdachte gedaan – bij de betrokkenen op geen enkele wijze voldoen aan de stand van wetenschap en praktijk en op geen enkele wijze als geregistreerde behandelingen zijn te beschouwen. Ook ten aanzien van de effectiviteit van het toedienen van de verschillende middelen al dan niet in combinatie met lichttherapie bestaat er geen enkel bewijs.
Uit het rapport van [naam 2] komt naar voren dat lichttherapie voor de behandeling van terugkerende lokaal (en dus niet uitgezaaide) plaveiselcelcarcinoom – een vorm van huidkanker in de bovenste laag van de huid – van het hoofd-halsgebied en voor oppervlakkige huidkankers mogelijk is, indien de lichttherapie op de juiste manier wordt gegeven. Als de gehele tumor belicht kan worden, is de lichttherapie klinisch effectief. Als niet de gehele tumor kan worden belicht, is de effectiviteit niet bewezen. De behandeling is beperkt tot hoever het licht het tumorweefsel kan penetreren via een ingespoten middel (fotosensitizer) dat door het licht afgebroken kan worden en op die manier kankercellen kan beschadigen. Lichtbehandeling met rode of near-infrarood licht heeft een effectieve penetratie van ongeveer 1 centimeter. Voor dieper onder de huid gelegen tumoren, kan lichttherapie een behandelingsoptie zijn als lichtbronnen operatief in de tumor worden geplaatst om de tumor volledig te kunnen belichten. Als licht alleen op het oppervlak van de tumor of alleen op de huid gegeven wordt, kan de chemische reactie niet plaatsvinden. Daardoor is een lichttherapie effect niet mogelijk.
Op grond van de verklaringen van de geraadpleegde deskundigen stelt de rechtbank vast dat de hiervoor onder 4.2 omschreven toegepaste behandelwijze door de verdachte een niet-reguliere behandelwijze betreft waarbij de effectiviteit en werkzaamheid ontbreekt.
4.3.2.
Zorgplicht en geïnformeerde toestemming
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte als niet-arts met een niet-reguliere behandelwijze een zorgplicht had ten opzichte van de personen die hij behandelde. In dit kader zijn de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en de Wet inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO), opgenomen in boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van belang.
De Wet BIG geeft eenieder de vrijheid om ten behoeve van de bestrijding van zijn of haar medische klachten raad en bijstand te zoeken bij degene van wie hij of zij adequate gezondheidszorg verwacht, ongeacht of die zorg gestoeld is op de reguliere medische wetenschap, dan wel op alternatieve methoden van tot genezing, verlichting of begeleiding strekkend handelen. Binnen de door de wet getrokken grenzen mag aan de hulpzoekende voor zover verantwoord door eenieder alternatieve zorg worden geboden ter bestrijding of verlichting van de kwaal waarvoor een hulpvraag is geformuleerd.
Omdat de verdachte geen arts meer was en niet meer in het BIG-register stond geregistreerd, valt het handelen van de verdachte onder het bereik van artikel 96 van de Wet BIG. Op basis van dit artikel handelt een hulpverlener strafwaardig indien hij of zij bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander veroorzaakt. Indien de hulpverlener wist of ernstige reden had om te vermoeden dat hij of zij schade zou veroorzaken, begaat de hulpverlener ingevolge het tweede lid van deze bepaling een misdrijf.
Verder is de WGBO van toepassing. Deze regeling stelt – kort gezegd – dwingend (minimum)eisen aan de inhoud die door de hulpverlener en de patiënt aan de behandelingsrelatie wordt gegeven. De bepalingen van deze regeling zijn van toepassing op eenieder die geneeskundige handelingen verricht in de uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf, ongeacht of de persoon in een register is ingeschreven. In artikel 7:453 BW is bepaald dat de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht moet nemen en moet handelen volgens de professionele standaard. De professionele standaard omvat de medisch-professionele standaard – betreffende het medisch handelen volgens de inzichten van de medische wetenschap en ervaring – en andere aspecten zoals het voldoen aan de rechten van de patiënt en aan andere maatschappelijke normen en wettelijke regelingen.
Voorts is in artikel 7:448 BW opgenomen dat de patiënt recht heeft op door de hulpverlener te verstrekken informatie, het beginsel van de geïnformeerde toestemming (ook wel ‘informed consent’ genoemd). De hulpverlener is verplicht de patiënt duidelijk te informeren over het ziektebeeld, de mogelijkheden voor en de risico’s van de behandeling als ook de mogelijke andere behandelingen. Een hulpverlener is in dit verband gehouden om van de personen die hij behandelt toestemming te verkrijgen voor een geneeskundig onderzoek en/of een geneeskundige behandeling. Deze
informed consentgeldt tevens als rechtvaardigingsgrond voor het geval dat door of bij de behandeling letsel of pijn wordt veroorzaakt.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte ook als niet-arts een zorgplicht had richting de patiënten die hij heeft behandeld. Deze op de verdachte rustende zorgplicht heeft (mede) bestaan uit het informeren over de mogelijkheden en de onmogelijkheden van de behandeling en uit de verplichting de zorg van een goed hulpverlener te betrachten, door te handelen met inachtneming van voornoemde professionele standaard. Daarbij mag bij de uitoefening van zorgverlenerschap geen (aanmerkelijke kans op) schade worden toegebracht. Naast de op de verdachte rustende informatieplicht, was de verdachte ook gehouden om van de personen die hij behandelde geïnformeerde toestemming te verkrijgen voor een geneeskundige behandeling.
4.4.
Bewijswaardering
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde zware mishandelingen en mishandelingen dan wel het opzettelijk benadelen van de gezondheid.
Het letsel bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kan niet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast had de verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Ten aanzien van [slachtoffer 1] geldt in dit verband dat toen na het belichten problemen ontstonden, de verdachte de behandeling bij [slachtoffer 1] heeft aangepast en haar heeft geadviseerd de ontstekingsremmer dexamethason in te nemen. Ook ontbreekt in die zaak het causaal verband tussen het handelen van de verdachte en het gestelde gevolg (de ontstoken darmwand).
Het voorwaardelijk opzet op de mishandeling dan wel benadeling van de gezondheid van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ontbreekt. Dat de tenlastegelegde handelingen tot benadeling van de gezondheid hebben geleid, kan eveneens niet worden bewezen.
In de zaak van [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] kan niet worden vastgesteld of het handelen van de verdachte heeft geleid tot pijn, letsel of schade. De omkeerbare bijwerkingen van [slachtoffer 4] waren tijdelijk van aard en waren van tevoren bekend. Daarnaast is de enkele verwijzing naar pijn bij het inbrengen van een maagsonde in zaak van [slachtoffer 5] onvoldoende.
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 7 kan de wederrechtelijkheid niet bewezen worden, zodat vrijspraak van mishandeling moet volgen. Voor de gevolgen van de lichttherapie die voorzienbaar waren, was er een rechtvaardiging. De patiënten stemden in met de handelingen die de verdachte zou verrichten, waarbij lichte pijn of licht letsel zou kunnen ontstaan zoals dat ook bij de lichttherapie in de reguliere gezondheidszorg het geval is.
Tot slot dient de verdachte te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde oplichting. Niet kan wettig en overtuigend bewezen worden dat de in de tenlastelegging genoemde personen door de in de tenlastelegging genoemde uitlatingen zijn bewogen tot het betalen van het overeengekomen bedrag. Er is hooguit sprake geweest van een te positieve voorstelling van zaken, die men had moeten doorzien. In de zaak van [slachtoffer 3] maakt de terugbetaling van het overeengekomen bedrag dat het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling niet kan worden bewezen. Daarbij is in de zaak van [slachtoffer 5] niet de in de tenlastelegging genoemde [naam 3] – de moeder van [slachtoffer 5] – opgelicht.
4.4.2.
Beoordeling
Geïnformeerde toestemming
De verdachte heeft [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet of onvoldoende geïnformeerd over het feit dat zijn behandeling nog nooit had gewerkt en ook niet (voldoende) geïnformeerd over de bijwerkingen van zijn behandeling. Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte zijn behandeling heeft voorgespiegeld als een werkende behandeling waarmee hij meerdere kankerpatiënten zou hebben genezen met geen, dan wel geringe bijwerkingen. Door de behandelingen zijn echter meer dan geringe bijwerkingen bij de betrokkenen ontstaan. [naam 2] schrijft in zijn rapport dat een brandwond kan ontstaan als de huid van de patiënten aan een meer dan bepaalde hoeveelheid licht wordt blootgesteld. De ernst van de brandwond is afhankelijk van de soort fotosensitizer en de hoeveelheid en duur van het licht. Licht letsel dat bij lichttherapie gangbaar is, mocht dan ook verwacht worden, maar de bijwerkingen zoals die bij de betrokkenen zijn opgetreden (gesproken wordt van uitslag, zongevoeligheid, jeuk, wondvorming, ontstekingen en daarmee gepaard gaande pijn) waren voor de betrokkenen voorafgaand aan de behandelingen niet voorzienbaar.
Informatie over de gevolgen van langere of intensievere belichting op de huid, dan wel inwendige belichting, of over belichting vanaf een kortere afstand, zijn door de verdachte niet kenbaar gemaakt. Hoewel de verdachte enkele patiënten een in het Engels opgesteld formulier over de
informed consentheeft verstrekt, kan tegen deze achtergrond en in het licht van de mededelingen die de verdachte deed over de genezing door zijn behandeling, niet van geïnformeerde toestemming van de betrokkenen gesproken worden. Daargelaten dat [naam 1] concludeert dat het formulier op geen enkele wijze voldoet aan de vereisten die aan een dergelijk formulier dienen te worden gesteld, aangezien onder meer gedetailleerde en duidelijke uitleg over procedures, risico’s, bijwerkingen en te verwachten belasting ontbreekt. Van geïnformeerde toestemming is in alle zaken dan ook geen sprake, zodat daarin – anders dan door de verdediging is bepleit – geen rechtvaardiging gevonden kan worden voor de gevolgen van de behandeling door de verdachte.
Zaaksdossier [slachtoffer 1] (feiten 1 en 2)
De verdachte heeft erkend dat hij [slachtoffer 1] heeft behandeld door het meermalen via een infuus toedienen van algen en het met een lichtslang meermalen rectaal belichten, waarbij de lichtslang na het rectaal inbrengen heen en weer werd gehaald. Voordat voorgaande behandelingen konden plaatsvinden heeft [slachtoffer 1], zo blijkt uit haar verklaring en die van getuige [getuige 1], op advies van de verdachte een laxerend middel, te weten bitterzout, ingenomen om de darmen leeg te maken.
Door de behandelingen van de verdachte heeft [slachtoffer 1] letsel opgelopen. Er was sprake van een forse ontsteking van de darm en verbranding van de darmwand, waarbij medisch ingrijpen noodzakelijk was. Een tijdelijk stoma was noodzakelijk om de darm tot rust te brengen. Hoewel de behandelend arts heeft aangegeven dat het letsel op termijn zal genezen, zal het verbrande stuk darm niet helen. Gelet op deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, merkt de rechtbank het hiervoor omschreven letsel aan als zwaar lichamelijk letsel.
Door zijn handelwijze heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aanvaard. De verdachte was ervan op de hoogte dat de darm van het slachtoffer gelaxeerd was en is vervolgens rectaal met een lichtslang in deze darm heen en weer gegaan. Door een van de behandelend artsen van [slachtoffer 1], [naam 4], en door [naam 1] is onder meer verklaard dat – gelet op de plaatselijke ontsteking, de beschadiging van het slijmvlies en de lengte van de lichtslang – het rectaal belichten met de lichtslang en het heen en weer brengen van deze slang de ontsteking van de darm heeft veroorzaakt. De rechtbank volgt deze verklaringen en acht die verklaringen redengevend voor de conclusie dat het handelen van de verdachte de ontsteking heeft veroorzaakt. Dit is tevens door de verdachte ter zitting bevestigd. Dat de verdachte alsnog de ontstekingsremmer dexamethason heeft geadviseerd verbreekt het causale verband niet. De verdachte adviseerde deze ontstekingsremmer immers pas toen de behandelingen al maanden aan de gang waren en de schade aan de darmen al was opgetreden.
Gelet op het zwaar lichamelijk letsel aan de endeldarm, de pijn en het letsel bij de behandelingen met het infuus en de lichtslang en het laten innemen van de grote hoeveelheid bitterzout, is tevens de mishandeling en benadeling van de gezondheid van [slachtoffer 1] gegeven.
Zaaksdossier [slachtoffer 2] (feiten 3 en 4)
Zoals hiervoor is overwogen, is komen vast te staan dat de verdachte [slachtoffer 2] veelvuldig heeft behandeld door haar infusen te geven met Chlorin-Chlorophyll (bladgroen) en haar borst vervolgens uitwendig te belichten met een lichtbak/lamp. Volgens getuige [getuige 2] hebben de behandelingen door de verdachte meer dan vijftig keer plaatsgevonden.
In de appconversatie tussen de verdachte, [slachtoffer 2] en getuige [getuige 2] wordt gesproken over ernstige brandwonden, wondvorming en ontstekingen als gevolg van de behandelingen van de verdachte. Dat letsel volgt ook uit de door [slachtoffer 2] en/of [getuige 2] via Whatsapp met de verdachte gedeelde foto’s. Daarbij spreekt [slachtoffer 2] veelvuldig over ernstige pijn, het niet kunnen functioneren door de pijn en wonden en dat zij een dagtaak had aan de verzorging van de wonden. Volgens [naam 1] is het evident herleidbaar dat het handelen van de verdachte heeft geleid tot pijn, letsel of schade aan [slachtoffer 2]. Dat er verbranding van de huid en wonden door de behandelingen van de verdachte zijn ontstaan, heeft de verdachte eveneens ter zitting bevestigd. Gelet op de lange duur (januari tot en met oktober 2018), frequentie (meer dan 50 keer) en intensiteit van de behandelingen heeft [slachtoffer 2] maandenlang geleden onder de behandelingen van de verdachte. De rechtbank stelt dan ook vast dat er sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel. Daarbij heeft de verdachte door zijn handelwijze bewust de aanmerkelijke kans op dit letsel bij [slachtoffer 2] aanvaard. De verdachte zag tijdens de behandelingen wondvorming ontstaan en zag dat er ontstekingen gaande waren. Desondanks is hij geruime tijd doorgegaan met zijn behandelingen.
In de appconversatie omschreef [slachtoffer 2] ook verschillende klachten, te weten pijn in haar lijf en botten, het ontstaan van meerdere pijnlijke bulten en harde grote klieren in haar hals en oksel. Volgens de verdachte was er sprake van een ‘nieuwe opruimactie’ en wanneer [slachtoffer 2] vroeg of er toch niet sprake kon zijn van uitzaaiingen antwoordde de verdachte met “nee” of gaf hij geen antwoord. De contacten die [slachtoffer 2] had met de reguliere zorg werden door de verdachte bekritiseerd en de extreme pijnen die zij naast de pijn aan de brandwonden had, wuifde de verdachte weg als ‘kankerkoorts’ en een goed strijdend lichaam. Op geen enkel moment, zelfs niet toen [slachtoffer 2] kenbaar maakte dat zij extreme pijnen had, heeft de verdachte aanleiding gezien om [slachtoffer 2] voor (palliatieve) zorg te verwijzen naar de reguliere gezondheidszorg. Hiermee heeft de verdachte de aanmerkelijke kans op benadeling van de gezondheid van [slachtoffer 2] bewust aanvaard.
Zaaksdossiers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (feiten 5 en 6)
Op grond van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de verdachte [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft behandeld door hen meermalen via een infuus Phthalocyanine toe te dienen en hen op de huid te belichten met een lichtunit. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat het belichten van de huid erg veel pijn deed. Na de behandeling voelde hij zich zieker. Hij was misselijk, voelde zich slap en moest overgeven. De zus van [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zijn huid rood was verkleurd alsof het brandplekken waren. [slachtoffer 3] werd na de behandeling extreem gevoelig voor zonlicht en zijn huid brandde als hij in de zon kwam. [slachtoffer 4] kreeg van de belichting eerstegraads verbrandingen op zijn huid en de huid was knalrood. Het belichten was heet, jeukte en deed pijn. De infusen veroorzaakten ook extreme pijn; de vloeistof leek in het lichaam te branden. [slachtoffer 4] kon geen daglicht meer verdragen op zijn huid. Gelet op het voorgaande wordt vastgesteld dat de behandelingen van de verdachte bij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben geleid tot pijn, letsel of schade en dat dus sprake is geweest van mishandeling.
Zaaksdossier [slachtoffer 5] (feit 7)
Anders dan de officier van justitie en met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit de verklaringen met betrekking tot [slachtoffer 5] niet naar voren komt dat het aanbrengen van het infuus en het belichten van de huid pijn heeft veroorzaakt. De enkele verwijzing naar de melding van pijn bij het inbrengen van de maagsonde is onvoldoende om van mishandeling te spreken. De verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De verdachte heeft de aanmerkelijke kans op benadeling van de gezondheid van [slachtoffer 5] aanvaard door haar, terwijl zij in haar laatste levensfase zat, niet voor reguliere (palliatieve) zorg door te verwijzen naar de reguliere gezondheidszorg en meermalen kenbaar te maken dat de verdachte haar ging genezen.
Oplichting (feit 8)
Zoals hiervoor is overwogen, is komen vast te staan dat de verdachte op diverse manieren een zeer kwetsbare groep personen op overtuigende wijze heeft voorgehouden en bij hen de indruk heeft gewekt dat hij hen succesvol kon behandelen of kon genezen van kanker. De verdachte heeft zijn voorspiegelingen en uitlatingen kracht bij gezet door te benadrukken dat hij zichzelf en ook anderen van kanker had genezen en de therapie geen of geringe bijwerkingen had. Dit terwijl hij wist dat hij door hem behandelde personen niet heeft kunnen genezen en door ervaringen uit eerdere behandelingen op de hoogte was van ernstige bijwerkingen. Van enkel een te positieve voorstelling van zaken, die men had moeten doorzien, is – anders dan door de verdediging is bepleit – naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
De verdachte heeft de betrokkenen voor zijn niet werkende behandeling laten betalen. Dat de verdachte het geld aan [slachtoffer 3] heeft terugbetaald, doet niet af aan het feit dat [slachtoffer 3] op een eerder moment door een samenweefsel van verdichtsels tot afgifte van € 8.000,- is bewogen. Ook in het geval van [slachtoffer 3] is dus sprake geweest van oplichting door de verdachte.
Hoewel [naam 3] de behandeling van [slachtoffer 5] heeft betaald, is [slachtoffer 5] degene die is bewogen tot afgifte. De rechtbank ziet de vermelding van de naam [naam 3] in plaats van [slachtoffer 5] – gelet op het dossier – als een kennelijke verschrijving in de tenlastelegging. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.4.3.
Conclusie
De verweren worden verworpen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4 primair, 5 primair, 6 primair, 7 primair en 8 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 20 november 2017 tot en met 25 februari 2018 te Lunteren , opzettelijk en met voorbedachten rade aan [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige ontstekingen en verbranding van de darmwand (ten gevolge waarvan bij die [slachtoffer 1] een tijdelijke stoma moest worden aangebracht), heeft toegebracht door
- die [slachtoffer 1] meermalen een infuus te geven met algen, en
- meermalen rectaal bij die [slachtoffer 1] een slang met ledlampen in te brengen en
- die [slachtoffer 1] meermalen inwendig te bestralen/belichten met een slang met ledlampen ;
2.
primair
hij in de periode van 20 november 2017 tot en met 25 februari 2018 te Lunteren [slachtoffer 1] met voorbedachten rade heeft mishandeld en opzettelijk de gezondheid van die [slachtoffer 1] heeft benadeeld door
- die [slachtoffer 1] meermalen een infuus te geven met algen en
- meermalen rectaal bij die [slachtoffer 1] een slang met ledlampen in te brengen en
- die [slachtoffer 1] meermalen inwendig te bestralen/belichten met een slang met ledlampen en
- die [slachtoffer 1] eetlepels bitterzout te laten innemen,
terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige ontstekingen en verbranding van de darmwand (ten gevolge waarvan bij die [slachtoffer 1] een tijdelijke stoma moest worden aangebracht), ten gevolge had;
3.
hij in de periode van 18 januari 2018 tot en met 2 november 2018 te Nieuwegein opzettelijk en met voorbedachten rade aan [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel, te weten
- ernstige verbrandingen van de huid op en rondom de linkerborst van die [slachtoffer 2] en
- uitgebreide wondvorming op en rondom de linkerborst van die [slachtoffer 2] heeft toegebracht door
- die [slachtoffer 2] meermalen een infuus te geven met Chlorin-Chlorophyll (bladgroen) en
- meermalen, de borst van die [slachtoffer 2] te
bestralen/belichten met een lichtbak/lamp;
4.
primair
hij in de periode van 18 januari 2018 tot en met 2 november 2018 in Nederland, [slachtoffer 2] met voorbedachten rade heeft mishandeld en opzettelijk de gezondheid van die [slachtoffer 2] heeft benadeeld door
- die [slachtoffer 2] meermalen een infuus te geven met Chlorin-Chlorophyll (bladgroen) en
- meermalen de borst van die [slachtoffer 2] te
bestralen/belichten met een lichtbak/lamp en
- die [slachtoffer 2] voor haar fysieke klachten niet of niet tijdig actief te verwijzen naar de
reguliere gezondheidszorg en
- meermalen die [slachtoffer 2] – kort samengevat – kenbaar te maken dat de kanker in haar lichaam werd opgeruimd/opgelost/genezen door de door hem, verdachte, toegepaste therapie en
- meermalen aan die [slachtoffer 2] aan te geven dat zij geen uitzaaiingen van kanker had en dat de door [slachtoffer 2] aan hem, verdachte, voorgelegde fysieke klachten niet veroorzaakt werden door uitzaaiingen van kanker en
- waardoor die [slachtoffer 2] de benodigde medische zorg is onthouden en niet goed is
geïnformeerd,
terwijl dit feit voor die [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige verbrandingen van de huid op en rondom de linkerborst van die [slachtoffer 2] en uitgebreide wondvorming op en rondom de linkerborst van die [slachtoffer 2] eneen toename van de pijnklachten die het gevolg waren van het uitblijven van deugdelijke palliatieve zorg, tot gevolg had;
5.
primair
hij in de periode van 22 december 2016 tot en met 31 januari 2017 te Breda en ‘s Hertogenbosch en ‘s-Gravenhage, [slachtoffer 3] met voorbedachten rade heeft mishandeld en opzettelijk de gezondheid van die [slachtoffer 3] heeft benadeeld door
- meermalen die [slachtoffer 3] een infuus te geven met Phthalocyanine en
- meermalen die [slachtoffer 3] te bestralen/belichten met een lichtunit;
6.
primair
hij in de periode van 18 oktober 2016 tot en met 25 januari 2017 te Breda en
Rotterdam [slachtoffer 4] met voorbedachten rade heeft mishandeld en opzettelijk de gezondheid van die [slachtoffer 4] heeft benadeeld door
- meermalen die [slachtoffer 4] een infuus te geven met Phthalocyanine en
- meermalen die [slachtoffer 4] te bestralen/belichten met een lamp;
7.
primair
hij in de periode van 11 februari 2017 tot en met 27 februari 2017 in Nederland opzettelijk de gezondheid van
[slachtoffer 5]heeft benadeeld door
- die [slachtoffer 5] niet of niet tijdig actief te verwijzen naar de reguliere gezondheidszorg (voor palliatieve zorg) en
- die [slachtoffer 5] – kort samengevat – één of meermalen te zeggen dat hij, verdachte, haar beter ging maken en dat het lichaam van die [slachtoffer 5] goed aan het strijden was en
- ( waardoor) die [slachtoffer 5] de benodigde medische zorg is onthouden en niet goed is geïnformeerd;
8.
hij in de periode van 30 januari 2016 tot en met 25 februari 2018 in Nederland, meermalen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, een ander heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
- [slachtoffer 1], tot de afgifte van € 3.000,-,
- [slachtoffer 3], tot de afgifte van € 8.000,-,
- [slachtoffer 4], tot de afgifte van € 8.000,-,
-
[slachtoffer 5], tot de afgifte van € 8.000,-,
door, terwijl hij wist dat die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] leden aan kanker, in strijd met de waarheid
- hen voor te houden en de indruk te wekken dat hij, verdachte, hen daarvoor succesvol
kon behandelen en kon genezen met een door hem nader ontwikkelde lichttherapie en
- hen voor te houden dat hij zichzelf en anderen ook van kanker had genezen met de door
hem nader ontwikkelde lichttherapie en
- hen aan te geven dat de therapie geen en/of geringe bijwerkingen had.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.

zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade;

2.primair

mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft en opzettelijke benadeling van de gezondheid gepleegd met voorbedachten rade terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, meermalen gepleegd;

3.

zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, meermalen gepleegd;

4.primair

mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, en opzettelijke benadeling van de gezondheid gepleegd met voorbedachten rade terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, meermalen gepleegd;

5.primair

mishandeling gepleegd met voorbedachten rade en opzettelijke benadeling van de gezondheid gepleegd met voorbedachten rade, meermalen gepleegd;

6.primair

mishandeling gepleegd met voorbedachten rade en opzettelijke benadeling van de gezondheid gepleegd met voorbedachten rade, meermalen gepleegd;

7.primair

opzettelijke benadeling van de gezondheid;

8.

oplichting, meermalen gepleegd.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluit.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft vijf personen die aan kanker leden met een door hem ontwikkelde niet-reguliere lichttherapie behandeld. De verdachte heeft de slachtoffers via een infuus middelen toegediend en de huid van buitenaf belicht met een lichtbak dan wel rectaal met een lichtslang. De verdachte heeft de slachtoffers hierbij onjuist dan wel onvoldoende geïnformeerd over de mogelijke gevaren van de behandeling voor hun gezondheid en hen valse hoop gegeven. Twee van de slachtoffers heeft hij niet of niet tijdig verwezen naar de reguliere gezondheidszorg, waardoor hen de benodigde medische zorg is onthouden. De verdachte hield de slachtoffers een onjuiste positieve voorstelling van zaken voor, namelijk dat hij de kanker bij hen zou genezen en zij allen beter zouden worden. De verdachte heeft hiermee zijn zorgplicht als hulpverlener op zeer ernstige wijze geschonden.
De behandelingen hebben bij de slachtoffers geleid tot letsel, pijn, ongemak en ziekte. Bij twee van de slachtoffers hebben de behandelingen van de verdachte geleid tot zwaar lichamelijk letsel. Meerdere slachtoffers is een waardig sterfbed ontnomen. De verdachte heeft door de toegepaste behandelingen de zeer kwetsbare slachtoffers en hun naasten keer op keer, gedurende langere periodes, blootgesteld aan een zeer pijnlijke behandeling en hen daarbij opgelicht. De slachtoffers moesten er op kunnen vertrouwen dat zij geholpen zouden worden door een behandelaar die geen schade aan hun gezondheid zou aanrichten. Dat vertrouwen is door de verdachte ernstig beschaamd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater [naam 5] en psycholoog [naam 6] hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 februari 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een bovengemiddelde intelligentie. Mede hierdoor bezit de verdachte het vermogen om klachten en problemen te verbloemen en in eerste instantie over te komen als iemand die zijn leven op orde heeft. Wanneer de verdachte langer wordt gesproken en de structuur in de gesprekken afneemt, ontvouwt zich een psychiatrisch toestandsbeeld dat zich laat omschrijven als een psychotische stoornis, waarbij een grootheidswaan centraal staat. De verdachte dicht zichzelf een (irreëel) grote rol toe in het genezen van kanker. Hij laat veelvuldig weten een unieke en bijzondere opdracht te hebben en dichtbij de oplossing voor het genezen van kanker te zijn. Dit denken overschrijdt de realiteit en heeft het karakter en de vorm van een waan omdat het de vrijheid van de verdachte in denken, handelen en voelen in belangrijke mate inperkt. Hij kan dit denkbeeld niet meer relativeren en hij kan zich er niet meer van losmaken.
Naast de hierboven beschreven inhoudelijke denkstoornissen (grootheidswaan) bestaat het
toestandsbeeld ook uit formele denkstoornissen. De vorm en samenhang van het denken van de verdachte is gedesorganiseerd: zijn denken is wijdlopig en associatief en geregeld raakt hij de draad van zijn verhaal kwijt. Ten slotte gaat zijn toestandsbeeld gepaard met lichte
stemmingsklachten, waarbij met name enige ontremming zichtbaar is. De verdachte ontkent waarnemingsstoornissen in de vorm van hallucinaties, maar het is niet uit te sluiten dat hij
dergelijke symptomen wel ervaart. Voor paranoïde ideeën worden eveneens (lichte) aanwijzingen gevonden. Een schizoaffectieve stoornis, waarbij gedurende de levensloop – zowel tegelijkertijd als geïsoleerd voorkomend – sprake is van zowel psychotische als stemmingsklachten, wordt het meest waarschijnlijk geacht. Classificerend is er sprake van een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis.
Doordat er onvoldoende zicht is gekomen op het beloop van de symptomen die bij de ziekte horen, is het niet duidelijk wanneer de psychotische stoornis is begonnen. De verdachte kan langere tijd in een grensgebied van psychische ontregeling hebben gefunctioneerd en er bestaan sterke aanwijzingen dat de verdachte rondom het tenlastegelegde tenminste in dit grensgebied heeft gefunctioneerd.
Hoewel niet met zekerheid gezegd kan worden op welk moment in de tijd de verdachte terecht is gekomen in een psychotisch toestandsbeeld, staat vast dat er bij de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten reeds sprake is geweest van een psychische ontregeling en psychisch disfunctioneren dat zich bovendien centreerde rondom dezelfde thematiek als de huidige grootheidswaan. In alle ten laste gelegde feiten wordt in zijn manier van denken en handelen een verregaande vorm van grootheid en een verstoord oordeelsvermogen teruggezien dat sterk overeenkomt met zijn huidig psychisch disfunctioneren. Gezien de doorwerking van de problematiek in alle ten laste gelegde feiten wordt geadviseerd de feiten minimaal verminderd aan de verdachte toe te rekenen.
De kans op herhaling van een soortgelijk feit als de huidige tenlastegelegde feiten wordt
vanuit gedragskundig oogpunt als hoog ingeschat. Bij de verdachte is sprake van een psychotische stoornis die zijn vermogen tot het beoordelen van situaties en het kritisch evalueren van zijn gedachtegangen sterk inperkt. Daarnaast zorgt de inhoudelijke denkstoornis, in de vorm van de grootheidswaan en zijn (irreëel grote) rol in het genezen van kanker, voor een grote kwetsbaarheid om in herhaling te vervallen. Zijn denken, voelen en handelen staan in teken van deze waanideeën. Verder ontbreekt het de verdachte aan ziekte-inzicht. Deze risicoverhogende factoren hangen sterk samen met de aanwezige
psychotische stoornis waardoor de kans op herhaling met name groot is als de verdachte
onbehandeld terugkeert in de samenleving.
Een behandeling met een klinische start wordt als noodzakelijk gezien om de kans op
recidive terug te dringen. Deze behandeling zal zich dienen te richten op de psychose
waarbij medicamenteuze en mogelijk (op termijn) ook cognitief-gedragstherapeutische
behandeling kan worden ingezet. Door de ernst van de ten laste gelegde feiten, de psychotische stoornis en de grote invloed daarvan op zijn gedrag en het hoge risicoprofiel, wordt tbs met voorwaarden noodzakelijk geacht. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 oktober 2024. Dit rapport houdt samengevat het volgende in.
De reclassering duidt de psychiatrische stoornis van de verdachte aan als delictgerelateerde factor die onlosmakelijk is verbonden met de strafbare gedraging. Op maatschappelijk gebied ziet de reclassering niet zozeer (in)stabiliteit op de leefgebieden, maar ziet hier ook geen beschermende werking van uitgaan aangaande het voorkomen of verminderen van recidive. Vanuit de noodzaak tot interveniëren wordt er meerwaarde gezien in een (zeer) intensief behandeltraject gericht op de psychiatrische stoornis van de verdachte. Daarbij acht de reclassering tijdens en ook na deze klinische behandeling een volwaardig pakket aan monitorende voorwaarden noodzakelijk om het risicomanagement te kunnen waarborgen. De uitspraken van de verdachte omtrent zijn bestrijding van kanker zijn kenmerkend voor de grenzeloosheid van de verdachte hierin en draagt in belangrijke mate bij aan het hoge risicoprofiel en het herhalingsgevaar. De bijzondere voorwaarden – die eerder aan de verdachte zijn opgelegd in het kader van een schorsing – hebben enkel kunnen dienen als risicomanagement. In de gehele periode hebben er geen gedragsveranderingen plaatsgevonden bij de verdachte. Het aanwezige recidiverisico kan volgens de reclassering slechts gereduceerd worden naar een maatschappelijk aanvaardbaar niveau mits de verdachte een langdurige klinische opname ondergaat voor zijn problematiek. De reclassering adviseert bij een deels voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling en ambulante behandeling met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd en naar de oriëntatiepunten voor de straftoemeting die rechters kunnen hanteren en waarin bijvoorbeeld voor zware mishandeling vanaf drie maanden gevangenisstraf als uitgangspunt wordt genomen. In dat licht vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie bepaald te hoog.
In de strafeis van de officier van justitie komt daarnaast de verminderde toerekening van de verdachte onvoldoende tot uiting. De rechtbank weegt de verminderde toerekening zwaarder mee in de bepaling van de straf en komt ook om die reden tot een lagere straf dan is geëist.
In aanvulling op de onvoorwaardelijke gevangenisstraf legt de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf op, waaraan de hierna te noemen bijzondere voorwaarden worden verbonden, die de reclassering noodzakelijk acht. Uit de rapporten en op de zitting is een beeld naar voren gekomen van een geesteszieke verdachte die heilig gelooft in zijn behandelingen gericht op de genezing van kanker. De slachtoffers zijn door de verdachte dan ook behandeld vanuit zijn waanbeeld dat hij hen zou genezen. Hij heeft hen niet moedwillig misleid.
In deze waan, die ook op de zitting duidelijk waarneembaar onverminderd aanwezig is, ziet de rechtbank evenals de deskundigen een grote kans op herhaling indien de verdachte onbehandeld terugkeert in de maatschappij. Ook al is de verdachte inmiddels op gevorderde leeftijd. De rechtbank stelt voorop dat deze kans moet worden geminimaliseerd. De verdachte moet worden gestopt in zijn waan dat hij de wereld van kanker kan genezen. Daarom moet al het mogelijke worden gedaan om de verdachte te weerhouden om ooit nog kankerpatiënten te behandelen, waar ook ter wereld.
Om die reden acht de rechtbank het van groot belang dat de verdachte behandeld en begeleid wordt en dat hij de afspraken die in dit kader worden gemaakt ten behoeve van deze begeleiding, zal nakomen. De rechtbank zal daarom een aanzienlijk deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, waaraan de hierna te noemen bijzondere voorwaarden worden verbonden.
De verdachte heeft op de zitting medegedeeld dat hij wil meewerken aan de voorwaarden die de reclassering adviseert, met uitzondering van de ambulante en klinische behandeling omdat hij van mening is dat hij niet ziek is. De rechtbank ziet echter in de ernst van de feiten en de grote kans op herhaling aanleiding om deze behandelverplichting wel als voorwaarde bij het voorwaardelijk strafdeel op te nemen.
De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijk strafdeel de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht;
  • klinische opname in een zorginstelling;
  • ambulante behandelverplichting;
  • een verbod op werkzaamheden op het gebied van de individuele gezondheidszorg, en
  • een verbod op het verlaten van Nederland zonder toestemming van de reclassering.
De rechtbank zal de reclassering opdracht geven om toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank gaat daarbij in deze zaak uit van de datum van aanhouding van de verdachte in Roemenië op 7 juni 2022.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 7 juni 2022 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van twee en een half jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van een half jaar. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden in de op te leggen straf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1] ter zake van de onder 1, 2 en 8 ten laste gelegde feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 24.802,10 aan materiële schade, een vergoeding van € 50.000,- aan immateriële schade en een vergoeding van € 10.000,- aan nader te onderbouwen schade.
8.1.1.
Standpunt verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak inzake de oplichting, moet [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk worden verklaard in de gevorderde materiële schade, in de vorm van het bedrag dat zij voor de behandelingen heeft betaald.
De verdere behandeling van de vordering van [benadeelde partij 1] levert – gelet op de aard en omvang – een onevenredige belasting van het strafgeding op en zij dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard. De vordering hoort met name wat betreft het immateriële deel thuis bij de civiele rechter. [benadeelde partij 1] heeft geplande operaties in het reguliere circuit afgezegd en heeft er zelf voor gekozen niet voor een operatie te gaan die ervoor zou zorgen dat ze zonder stoma verder zou kunnen leven. In zo’n bijzonder geval kan de civiele rechter, na benoeming van medische deskundigen, bepalen of en zo ja, tot welk bedrag immateriële schade kan worden toegekend.
8.1.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] door de onder 1, 2 primair en 8 bewezen verklaarde strafbare feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De schadeposten het betaalde eigen risico in 2018, de ziekenhuisdagvergoeding, de kosten van de behandeling van de verdachte en de kosten voor huishoudelijke hulp zijn genoegzaam onderbouwd. Aan materiële schade zal in totaal € 4.201,- worden toegewezen.
[benadeelde partij 1] zal in haar vorderingen tot vergoeding van de schadeposten die zien op het eigen risico van 2019 tot 2024, het toekomstige eigen risico en de gederfde winst niet-ontvankelijk worden verklaard. Ten aanzien van het eigen risico van 2019 tot 2024 en het toekomstige eigen risico ontbreekt het rechtstreekse verband tussen de strafbare feiten en de schade. Verder geldt dat niet alleen aan de verdachte is toe te rekenen dat de benadeelde partij is behandeld voor kanker en in de toekomst hiervoor behandelingen zal moeten ondergaan. Ten aanzien van de schadepost die ziet op de gederfde winst van de vennootschap onder firma zijn er geen stukken van de vennootschap van vóór de behandeling door de verdachte overgelegd, waardoor een vergelijking met de situatie zoals deze was voor de behandelingen van de verdachte niet mogelijk is. De behandeling van deze schadeposten levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De nader te onderbouwen schade van € 10.000,- voor een eventuele hoger beroep procedure zal eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 20.000,- zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op de consultatieversie van de ‘Rotterdamse Schaal’, een ordering van smartengeldenbedragen bij letsel en andere persoonsaantastingen. Daarbij merkt de rechtbank op dat het in deze zaak niet enkel om fysiek letsel gaat, maar ook om de mentale gevolgen die de strafbare feiten met zich mee hebben gebracht. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met
wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag van € 20.000.- bestaande uit immateriële schade en het te vergoeden schadebedrag van € 3.000,- bestaande uit materiële schade vermeerderd zal worden met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2018 (zijnde de dag van de laatste behandeling). Ten aanzien van het overige materiële schadebedrag van € 1.201,-, zal bij gebreke van een gestelde ingangsdatum voor de wettelijke rente, de datum van indiening van de vordering worden gehanteerd, te weten 11 november 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal
de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, begroot op nihil.
8.1.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 24.201,-, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) passend en geboden geacht.
8.2.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 8 ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 8.000,- aan materiële schade.
8.2.1.
Standpunt verdediging
De benadeelde partij moet in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard gelet op de vrijspraak die met betrekking tot de onder 8 tenlastegelegde oplichting moet volgen.
8.2.2.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] door het onder 8 bewezen verklaarde strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks materiële schade is toegebracht, te weten de kosten van de behandeling van de verdachte, en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met
wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt
met wettelijke rente vanaf 25 januari 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, begroot op nihil.
8.2.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 8.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.
8.3.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 3] ter zake van het onder 8 ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 8.000,- aan materiële schade.
8.3.1.
Standpunt verdediging
De benadeelde partij moet in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard gelet op de vrijspraak die met betrekking tot de onder 8 tenlastegelegde (de oplichting) moet volgen.
8.3.2.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3] door het onder 8 bewezen verklaarde strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks materiële schade is toegebracht, te weten de kosten van de behandeling van de verdachte, en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met
wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt
met wettelijke rente vanaf 21 februari 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, begroot op nihil.
8.3.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 8.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.
8.4.
Vorderingen benadeelde partijen erfgenaam [slachtoffer 4] en erfgenamen [slachtoffer 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: erfgenaam van [slachtoffer 4], ter zake van de onder 6 en 8 ten laste gelegde feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 8.000,- aan materiële schade en een vergoeding van € 8.000,- aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: erfgenamen van [slachtoffer 3], ter zake van het onder 5 ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 8.000,- aan immateriële schade.
8.4.1.
Standpunt verdediging
De erfgenamen kunnen niet worden ontvangen in de vorderingen nu [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] niet door de tenlastegelegde feiten zijn overleden. Zij moeten dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen
Ten aanzien van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel is door de verdediging aangevoerd dat wat betreft de immateriële schade uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] bij leven hebben geclaimd immateriële schade te hebben geleden en evenmin dat zij die schade bij de verdachte zouden hebben willen claimen. Nu beide claims op het punt van de vermeende immateriële schade aldus niet onder algemene titel zijn overgegaan op de erfgenamen en zij aldus bij de civiele rechter niet als erfgenamen de gestelde immateriële schade kunnen claimen, kan de schadevergoedingsmaatregel niet ter hoogte van deze bedragen ten behoeve van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] worden toegerekend.
Daar komt bij dat de immateriële schade die de overleden [slachtoffer 4] en de overleden [slachtoffer 3] zouden hebben geleden, niet kan worden vastgesteld.
8.4.2.
Beoordeling
Op grond van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kunnen de erfgenamen de schade die het slachtoffer rechtstreeks door het handelen van de verdachte heeft geleden door middel van voeging in het strafproces op de verdachte verhalen, indien het slachtoffer ten gevolge van het misdrijf is overleden. Nu beide slachtoffers niet als gevolg van het misdrijf zijn overleden, dienen de erfgenamen niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu de rechtbank de erfgenamen niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen, gaat het verweer van de verdediging niet op. Ook niet voor de vraag of de rechtbank een schadevergoedingsmaatregel kan opleggen.
Ingevolge het tweede lid van artikel 36f Sr kan de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. De omstandigheid dat de in artikel 51f Sv bedoelde persoon (degene die rechtstreekse schade heeft geleden door een strafbaar feit) is overleden, staat er niet aan in de weg dat de rechter de in artikel 36f Sr bedoelde schadevergoedingsmaatregel oplegt “ten behoeve van het slachtoffer”. Immers gaat de in het tweede lid van artikel 36f Sr bedoelde aansprakelijkheid van de verdachte jegens het slachtoffer door diens overlijden niet teloor (vgl. HR 5 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:8330).
Op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, is tevens vast komen te staan dat [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] letsel hebben opgelopen door de behandelingen van de verdachte. Dat zij derhalve immateriële schade hebben opgelopen staat naar het oordeel van de rechtbank vast.
8.4.3.
Conclusie
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard.
Oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr ten behoeve van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] wordt passend en geboden geacht voor een bedrag van ieder € 3.000,- voor immateriële schade.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 300, 301, 302, 303 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3, 4 primair, 5 primair, 6 primair, 7 primair en 8 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
13 (dertien) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Heerderweg 25, 6624 LA Maastricht of op telefoonnummer 088-8041501. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich opnemen in de Rooyse Wissel of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo snel als mogelijk. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijk opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
de veroordeelde laat zich behandelen door De Rooyse Wissel of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij verslechtering van het psychiatrisch ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, observatie of diagnostiek. Als de voor de indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
de veroordeelde zal geen werkzaamheden uitvoeren op het gebied van de individuele gezondheidszorg jegens derden, mede omvattende het behandelen van personen tegen ziekten in de breedste zin van het woord;
de veroordeelde mag Nederland niet verlaten zonder toestemming van de reclassering;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 24.201,- (zegge: vierentwintig duizend tweehonderdeen euro), bestaande uit € 4.201,- aan materiële schade en € 20.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.201,- vanaf 11 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening en over een bedrag van € 23.000,- vanaf 20 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 24.201,-(hoofdsom,
zegge: vierentwintig duizend tweehonderdeen euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.201,- vanaf 11 november 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening en over een bedrag van € 23.000.- vanaf 20 januari 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 24.201,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
156 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 8.000,- (zegge: achtduizend euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 8.000,-(hoofdsom,
zegge: achtduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 8.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
75 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3], te betalen een bedrag van
€ 8.000,- (zegge: achtduizend euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 3] te betalen
€ 8.000,-(hoofdsom,
zegge: achtduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 8.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
75 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verklaart de benadeelde partij erfgenaam [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vordering;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 4] te betalen
€ 3.000,-(hoofdsom,
zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.000 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
40 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verklaart de benadeelde partij erfgenamen [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 3] te betalen
€ 3.000,-(hoofdsom,
zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.000 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
40 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 11 december 2024.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2017 tot en met 25 februari 2018 te Lunteren en/of Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade aan [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer ernstige ontstekingen en/of verbranding(en) van de darmwand (ten gevolge waarvan bij die [slachtoffer 1] een (tijdelijke) stoma moest worden aangebracht), heeft toegebracht door
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, een infuus te geven met algen, althans met een
middel/vloeistof en/of
- meermalen, althans eenmaal, rectaal bij die [slachtoffer 1] een slang met (led)lampen in te brengen en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, inwendig en/of uitwendig te bestralen/belichten met een slang met (led)lampen en/of met een lichtbak;
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2017 tot en met 25 februari 2018 te Lunteren en/of Rotterdam, althans in Nederland, [slachtoffer 1] al dan niet met voorbedachten rade heeft mishandeld en/of opzettelijk de gezondheid van die [slachtoffer 1] heeft benadeeld door
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, een infuus te geven met algen, althans met een middel, en/of
- meermalen, althans eenmaal, rectaal bij die [slachtoffer 1] een slang met (led)lampen in te brengen en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, inwendig en/of uitwendig te bestralen/belichten met een slang met (led)lampen en/of met een lichtbak en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, eetlepels bitterzout te laten innemen, terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer ernstige ontstekingen en/of verbranding(en) van de darmwand (ten gevolge waarvan bij die [slachtoffer 1] een (tijdelijke) stoma moest worden aangebracht), ten gevolge had;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2017 tot en met 25 februari 2018 te Lunteren en/of Rotterdam, althans in Nederland, bij het verrichten van een of meer handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak schade en/of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van [slachtoffer 1] heeft veroorzaakt door
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, een infuus te geven met algen, althans met een middel, en/of
- meermalen, althans eenmaal rectaal bij die [slachtoffer 1] een slang met (led)lampen in te brengen en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] inwendig en/of uitwendig te bestralen/belichten met een slang met (led)lampen en/of met een (zelfgemaakte) lichtbak en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, een eetlepel bitterzout te laten innemen,
terwijl hij, verdachte, wist en/of ernstige reden had om te vermoeden dat hij bij het verrichten van die handelingen schade en/of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van die [slachtoffer 1] veroorzaakte;
3.
hij in of omstreeks de periode van 18 januari 2018 tot en met 2 november 2018 te Nieuwegein, althans in Nederland, opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade aan [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel, te weten
- één of meer ernstige verbrandingen van de huid op en/of rondom de linkerborst van die [slachtoffer 2] en/of
- uitgebreide wondvorming op en/of rondom de linkerborst van die [slachtoffer 2] heeft toegebracht door
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, een infuus te geven met Chlorin-Chlorophyll (bladgroen), in elk geval met een middel, en/of
- meermalen, althans eenmaal, de borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] te
bestralen/belichten met een (zelfgemaakte) lichtbak/lamp;
4.
hij in of omstreeks de periode van 18 januari 2018 tot en met 2 november 2018 te Nieuwegein, althans in Nederland, [slachtoffer 2] (al dan niet) met voorbedachten rade heeft mishandeld en/of opzettelijk de gezondheid van die [slachtoffer 2] heeft benadeeld door
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, een infuus te geven met Chlorin-Chlorophyll (bladgroen), in elk geval met een middel, en/of
- meermalen, althans eenmaal, de borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] te
bestralen/belichten met een (zelfgemaakte) lichtbak/lamp en/of
- die [slachtoffer 2] voor haar fysieke klachten niet of niet tijdig (actief) te verwijzen naar de
reguliere gezondheidszorg en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 2] — kort samengevat — kenbaar te maken dat de kanker in haar lichaam werd opgeruimd/opgelost/genezen door de door hem, verdachte, toegepaste therapie en/of
- meermalen, althans eenmaal, aan die [slachtoffer 2] aan te geven dat zij geen uitzaaiingen van kanker had en/of dat de door [slachtoffer 2] aan hem, verdachte, voorgelegde fysieke klachten niet veroorzaakt werden door uitzaaiingen van kanker en/of
- ( waardoor) die [slachtoffer 2] de benodigde medische zorg is onthouden en niet goed is
geïnformeerd,
terwijl dit feit voor die [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer ernstige verbrandingen van de huid op en/of rondom de linkerborst van die [slachtoffer 2] en/of uitgebreide wondvorming op en/of rondom de linkerborst van die [slachtoffer 2] en/of een (verdere) doorgroei en/of (verdere) uitzaaiing(en) van een of meerdere kankergezwel(len) en/of een verergering van haar ziektebeeld en/of een afname van de levensverwachting en/of een toename van de pijnklachten die het gevolg waren van het uitblijven van deugdelijke palliatieve zorg, tot gevolg had;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij in of omstreeks de periode van 18 januari 2018 tot en met 2 november 2018 te Nieuwegein, althans in Nederland, bij het verrichten van een of meer handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak schade en/of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van [slachtoffer 2] heeft veroorzaakt door
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, een infuus te geven met Chlorin-Chlorophyll(bladgroen), in elk geval met een middel, en/of
- meermalen, althans eenmaal, de borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] te
bestralen/belichten met een (zelfgemaakte) lichtbak/lamp en/of
- die [slachtoffer 2] voor haar fysieke klachten niet of niet tijdig (actief) te verwijzen naar de
reguliere gezondheidszorg en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 2] — kort samengevat — kenbaar te maken dat de kanker in haar lichaam werd opgeruimd/opgelost/genezen door de door hem, verdachte, toegepaste therapie en/of
- meermalen, althans eenmaal, aan die [slachtoffer 2] aan te geven dat zij geen uitzaaiingen van kanker had en/of dat de door [slachtoffer 2] aan hem, verdachte, voorgelegde fysieke klachten niet veroorzaakt werden door uitzaaiingen van kanker en/of
- ( waardoor) die [slachtoffer 2] de benodigde medische zorg is onthouden en niet goed is
geïnformeerd,
terwijl hij, verdachte, wist en/of ernstige reden had om te vermoeden dat hij bij het verrichten van die handelingen schade en/of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van die [slachtoffer 2] veroorzaakte;
5.
hij in of omstreeks de periode van 22 december 2016 tot en met 31 januari 2017 te Breda en/of ‘s Hertogenbosch en/of Rotterdam en/of ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, [slachtoffer 3] al dan niet met voorbedachten rade heeft mishandeld en/of opzettelijk de gezondheid van die [slachtoffer 3] heeft benadeeld door
- meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer 3] een infuus te geven met Phthalocyanine, in elk
geval met een middel, en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 3] te bestralen/belichten met een infraroodlamp en/of een lichtunit, althans één of meer lampen;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij in of omstreeks de periode van 22 december 2016 tot en met 31 januari 2017 te Breda en/of ‘s Hertogenbosch en/of Rotterdam en/of ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, bij het verrichten van een of meer handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg
buiten noodzaak schade en/of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van [slachtoffer 3] heeft veroorzaakt door
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 3] een infuus te geven met Phthalocyanine, in elk
geval met een middel, en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 3] te bestralen/belichten met een infraroodlamp,
terwijl hij, verdachte, wist en/of ernstige reden had om te vermoeden dat hij bij het verrichten van die handelingen schade en/of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van die [slachtoffer 3] veroorzaakte;
6.
hij in of omstreeks de periode van 18 oktober 2016 tot en met 25 januari 2017 te Breda en/of
Rotterdam, althans in Nederland, [slachtoffer 4] al dan niet met voorbedachten rade heeft mishandeld en/of opzettelijk de gezondheid van die [slachtoffer 4] heeft benadeeld door
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 4] een infuus te geven met Phthalocyanine, in elk
geval met een middel, en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 4] te bestralen/belichten met een infraroodlamp;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij in of omstreeks de periode van 18 oktober 2016 tot en met 25januari 2017 te Breda en/of
Rotterdam, althans in Nederland, bij het verrichten van een of meer handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak schade en/of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van [slachtoffer 4] heeft veroorzaakt door
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 4] een infuus te geven met Phthalocyanine, in elk
geval met een middel, en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 4] te bestralen/belichten met een infraroodlamp,
terwijl hij, verdachte, wist en/of ernstige reden had om te vermoeden dat hij bij het verrichten van die handelingen schade en/of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van die [slachtoffer 4] veroorzaakte;
7.
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2017 tot en met 27 februari 2017 in Zoetermeer en/of Rotterdam en/of Zevenhuizen en/of Barendrecht, althans in Nederland, [slachtoffer 5] al dan niet met voorbedachten rade heeft mishandeld en/of opzettelijk de gezondheid van die [slachtoffer 5] heeft benadeeld door
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 5] een infuus te geven en/of haar te injecteren met een
aluminiumverbinding, althans met een middel, en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 5] te bestralen/belichten met een plank met lampjes en/of
- een (neus)sonde bij die [slachtoffer 5] in te brengen en/of
- die [slachtoffer 5] niet of niet tijdig (actief) te verwijzen naar de reguliere gezondheidszorg (voor palliatieve zorg) en/of
- die [slachtoffer 5] - kort samengevat - één of meermalen te zeggen dat hij, verdachte, haar beter ging maken en/of dat het lichaam van die [slachtoffer 5] goed aan het strijden was en/of
- ( waardoor) die [slachtoffer 5] de benodigde medische zorg is onthouden en/of niet goed is geïnformeerd;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2017 tot en met 27 februari 2017 in Zoetermeer en/of Rotterdam en/of Zevenhuizen en/of Barendrecht, althans in Nederland, bij het verrichten van een of meer handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak schade en/of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van [slachtoffer 5] heeft veroorzaakt door
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 5] een infuus te geven en/of haar te injecteren met een
aluminiumverbinding, althans met een middel, en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 5] te bestralen/belichten met een plank met lampjes en/of
- een (neus)sonde bij die [slachtoffer 5] in te brengen en/of
- die [slachtoffer 5] niet of niet tijdig (actief) te verwijzen naar de reguliere gezondheidszorg (voor palliatieve zorg) en/of
- die [slachtoffer 5] - kort samengevat - één of meermalen te zeggen dat hij, verdachte, haar beter ging maken en/of dat het lichaam van die [slachtoffer 5] goed aan het strijden was en/of
- ( waardoor) die [slachtoffer 5] de benodigde medische zorg is onthouden en/of niet goed is geïnformeerd,
terwijl hij, verdachte, wist en/of ernstige reden had om te vermoeden dat hij bij het verrichten van die handelingen schade en/of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van die [slachtoffer 5] veroorzaakte;
8.
hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2016 tot en met 25 februari 2018 te Rotterdam,
Zoetermeer, Zevenhuizen, Barendrecht, Lunteren, Breda, Den Bosch en/of Den Haag, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een ander heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
- [slachtoffer 1], tot de afgifte van € 3.000,-,
- [slachtoffer 3], tot de afgifte van € 8.000,-,
- [slachtoffer 4], tot de afgifte van € 8.000,-,
- [naam 3], tot de afgifte van € 8.000,-,
door, terwijl hij wist dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] leden aan kanker, in strijd met de waarheid
- hen voor te houden en/of de indruk te wekken dat hij, verdachte, hen daarvoor succesvol
kon behandelen en/of kon genezen met een door hem nader ontwikkelde lichttherapie en/of
- hen voor te houden dat hij zichzelf en/of anderen ook van kanker had genezen met de door
hem nader ontwikkelde lichttherapie en/of
- hen aan te geven dat de therapie geen en/of geringe bijwerkingen had.