ECLI:NL:RBROT:2024:12367

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
10.160024.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag

Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die als bestuurder van een personenauto betrokken was bij een verkeersongeval op 11 december 2021 te Vierpolders. De verdachte reed met een snelheid van bijna 40 kilometer per uur boven de toegestane maximumsnelheid van 60 km/uur op een slecht verlichte weg, waar hij tegen een dwars op de weg staande verreiker aanreed. Door dit ongeval is de bijrijder van de verdachte, zijn neef, overleden aan de verwondingen die hij opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat heeft geleid tot de fatale afloop van het ongeval. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uren geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 120 uren op, waarvan 60 uren voorwaardelijk, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de rol van de bestuurder van de verreiker en de schending van de redelijke termijn van berechting. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en had in de periode na het ongeval therapie gevolgd om met de gevolgen om te gaan. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.160024.22
Datum uitspraak: 3 december 2024
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsvrouw mr. F. Ahlers, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit in die zin dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren waarvan 120 uren voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren;
  • een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar met een proeftijd van twee jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
Dat de verdachte vermoedelijk harder reed dan toegestaan levert nog geen overtreding van artikel 5 of 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) op. De overige onderdelen in de tenlastelegging kunnen niet wettig en overtuigend bewezen worden. De verdediging betwist de conclusie uit de verkeersongevallenanalyse (hierna: VOA) dat de verdachte het ongeval had kunnen voorkomen als hij de toegestane snelheid had gereden. De oorzaak van het ongeluk ligt bij de slechte zichtbaarheid van de verreiker en het feit dat die gedeeltelijk op de weghelft van de verdachte stond. Het kan de verdachte niet worden toegerekend dat hij tegen de verreiker is aangereden. Hij dient te worden vrijgesproken.
4.2.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Op 11 december 2021 heeft op de Rijksstraatweg in Vierpolders een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij de personenauto waar de verdachte als bestuurder in reed in aanrijding is gekomen met een rijdend werktuig (een verreiker), bestuurd door [naam 1]. In de personenauto zat als bijrijder naast de verdachte de neef van de verdachte, [naam 2]. De Rijksstraatweg is een weg buiten de bebouwde kom en bestaat uit één rijbaan, bestemd voor verkeer in beide richtingen. Rondom het tijdstip van het ongeval was het duister en ter plaatse was de rijbaan schaars verlicht. Uit de VOA is naar voren gekomen dat de verreiker, waarop aan de voorzijde een balenklem was gemonteerd, ten tijde van het ongeval dwars op de rijbaan heeft gestaan. De onderkant van de balenklem bevond zich op dat moment ongeveer 90 centimeter boven het wegdek van de westelijke rijstrook, waar de auto van de verdachte op reed. De auto van de verdachte schampte met de motorkap de onderkant van de balenklem, reed voor het rechtervoorwiel van de verreiker langs en botste met de motorkap en de voorruit tegen de rechter zijkant van de balenklem. Achteraf is gebleken dat [naam 1] niet de verplichte zwaailamp op zijn voertuig heeft geplaatst of andere maatregelen heeft genomen om naderend verkeer te attenderen op de door hem verrichte werkzaamheden. Verder bleek dat de verreiker, die dwars op de weg stond, slecht waarneembaar was voor het naderende verkeer op de Rijksstraatweg. [naam 1] is op 5 juli 2023 door de kantonrechter veroordeeld voor overtreding van artikel 5 WVW.
De maximum snelheid op de Rijksstraatweg bedraagt 60 kilometer per uur. Uit de VOA blijkt dat de verdachte vijf seconden voor het activeren van de airbags (‘deployment’) met een snelheid van 97,29 km/uur heeft gereden en 0,5 seconde voor die activatie was de snelheid 93,13 km/uur. Vanaf 0,5 seconde voor het activeren van de airbags werd de rem gebruikt en op het moment van activatie werd een snelheid van 81,35 km/uur geregistreerd. De conclusie in de VOA is dat de verdachte bij een snelheid van 60 km/uur met dezelfde reactietijd en het maken van een noodremming een aanrijding met de verreiker had kunnen voorkomen.
Als gevolg van het ongeval is de neef van de verdachte twee weken later overleden aan zijn verwondingen. Ook de verdachte zelf raakte gewond.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit te komen, moet de verdachte schuld hebben in de zin van artikel 6 WVW. Of dat het geval is, hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Dat brengt mee dat in het algemeen niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld. Eén moment van onoplettendheid, bijvoorbeeld dat een bestuurder een andere weggebruiker over het hoofd ziet, is onvoldoende voor het aannemen van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Ook uit de (aard van de) gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer gedragsregels in het verkeer, kan op zichzelf niet worden afgeleid dat sprake is van dergelijke schuld.
De verreiker stond dwars op de weg, was niet goed waarneembaar en de bestuurder had niet de vereiste veiligheidsmaatregelen getroffen. De verdachte reed zoals omschreven op een weg buiten de bebouwde kom bestaande uit één rijbaan waarbij de rijstroken voor elkaar tegemoetkomend verkeerd niet fysiek van elkaar waren gescheiden. Dit betreft een weg die vanuit verkeerstechnisch oogpunt bijzondere oplettendheid en voorzichtigheid van weggebruikers vraagt. Dat geldt des te meer wanneer het duister is en – zoals op de plaats van het ongeval – de weg schaars verlicht is. De verdachte reed vijf seconden voor het ongeluk 97 km/uur. Dit is bijna 40 kilometer harder dan de maximaal toegestane snelheid op die weg. Door op deze weg, die zoals hiervoor overwogen bijzondere oplettendheid van bestuurders vraagt, zijn snelheid niet aan te passen aan de omstandigheden en zoveel harder te rijden dan toegestaan heeft de verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen. Het verkeersongeval is aan zijn schuld te wijten, als bedoeld in artikel 6 WVW. Daarbij speelt ook mee dat de verdachte de aanrijding blijkens de VOA had kunnen voorkomen als hij zich aan de toegestane snelheid van 60 kilometer per uur had gehouden. De verdediging heeft deze conclusie betwist, maar wijst daarbij enkel op de slechte zichtbaarheid van de verreiker. Dat gegeven is echter meegenomen in de berekening. Op basis van de snelheidsvermindering in de halve seconde dat geremd werd en een aangenomen reactietijd is berekend dat een lagere snelheid van 60 km/uur, leidt tot een kortere remafstand en een stopafstand die kort genoeg zou zijn om vóór de verreiker tot stilstand te komen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan die conclusie te twijfelen.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen in die zin dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden als gevolg waarvan [naam 2] is overleden.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij op 11 december 2021 te Vierpolders, gemeente Brielle, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de Rijksstraatweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk, onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam te rijden op die weg, welk onoplettend, onvoorzichtig rijgedrag hierin heeft bestaan dat verdachte toen daar
terwijl ter plaatse de voor de verdachte geldende maximum toegelaten snelheid 60 kilometer per uur was (borden A1 met daarop vermeld 60)
- heeft gereden met een snelheid van tussen de 93 en 97 kilometer per uur, in elk geval met een veel hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan en geboden was en- (daarbij) zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn motorrijtuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en
- ( daarbij) zijn aandacht onvoldoende bij de verkeerssituatie op de weg heeft gehouden en
- ( vervolgens) tegen een op die weg staande verreiker, zijnde een rijdend werktuig als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling Voertuigen, is aangereden ,
waardoor een ander (genaamd [naam 2]) werd gedood.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is tegen een verreiker, die dwars op de weg stond, aangereden waardoor een ernstig verkeersongeval is ontstaan en waardoor zijn neef uiteindelijk is overleden. Het ongeval gebeurde terwijl de verdachte veel te hard reed, bijna 40 kilometer per uur harder dan toegestaan. Hiermee heeft de verdachte onaanvaardbare risico’s voor de verkeersveiligheid genomen. De rechtbank weegt mee dat ook de bestuurder van de verreiker onjuist heeft gehandeld waardoor het ongeluk mede is ontstaan. Verder weegt de rechtbank de gevolgen van het ongeval voor de verdachte mee. Hij heeft anderhalf jaar therapie gevolgd om met de gevolgen van het ongeval om te kunnen gaan. De verdachte zal de pijn van het verlies, zoals hij ook zelf verklaart, zijn hele leven bij zich moeten dragen.
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 oktober 2024 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De verdachte heeft zijn leven verder goed op orde. Hij heeft een woning en werkt fulltime.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dient een verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 21 december 2021 omdat de verdachte toen verhoord is. Tot aan dit vonnis is een periode van bijna drie jaren verstreken zonder dat daar een goede reden voor is. De vertraging is niet aan de verdachte te wijten en de zaak had veel eerder behandeld moeten worden. De redelijke termijn is dan ook geschonden.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Op basis van die oriëntatiepunten wordt in de regel voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en waarbij een slachtoffer is overleden, een taakstraf voor de duur van 240 uren opgelegd en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar. De verdediging heeft verzocht om toepassing van artikel 9a Sr of subsidiair om een geldboete op te leggen. Gelet op de dodelijke afloop van het verkeersongeval, acht de rechtbank dat niet passend.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de rol van de bestuurder van de verreiker en de schending van de redelijke termijn, wordt door de rechtbank reden gezien om hier fors van af te wijken. De rechtbank acht een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, passend. Bijkomend zal de ontzegging van de rijbevoegdheid in voorwaardelijke vorm worden opgelegd, mede nu de verdachte heeft aangegeven zijn rijbewijs hard nodig te hebben. Het feit heeft bijna drie jaar geleden plaatsgevonden en de verdachte heeft in die tijd geen nieuwe strafbare feiten gepleegd, daarom acht de rechtbank een proeftijd van één jaar bij de voorwaardelijke straffen voldoende.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte, groot
60 (zestig) urensubsidiair 30 (dertig) dagen vervangende hechtenis,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde overtreedt.
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
1 (één) jaar;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
verbindt aan zowel het voorwaardelijke deel van de taakstraf als de voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen een
proeftijd van 1 (één) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de
algemene voorwaarde, dat hij zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken, niet naleeft.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 december 2021 te Vierpolders, gemeente Brielle, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de Rijksstraatweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de ten dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op die weg, welk roekeloos, althans onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of onzorgvuldig rijgedrag hierin heeft bestaan dat verdachte toen daar
terwijl ter plaatse de voor de verdachte geldende maximum toegelaten snelheid 60
kilometer per uur was (borden A1 met daarop vermeld 60)
- heeft gereden met een snelheid van tussen de 93 en 97 kilometer per uur, in elk geval met een veel hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan en/of geboden was en/of
- ( daarbij) zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn motorrijtuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en/of
- ( daarbij) zijn aandacht onvoldoende bij de verkeerssituatie op de weg heeft gehouden en/of
- ( daarbij) heeft gereden na het (gedeeltelijk) roken van een joint / hasj sigaret en/of
- ( vervolgens) tegen een op die weg staande verreiker, althans/zijnde een rijdend werktuig als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling Voertuigen, is aangereden en/of gebotst,
waardoor een ander (genaamd [naam 2]) werd gedood;
subsidiair althans,indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 december 2021 te Vierpolders, gemeente Brielle, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksstraatweg,
terwijl ter plaatse de voor de verdachte geldende maximum toegelaten snelheid 60 kilometer per uur was (borden A1 met daarop vermeld 60)
- heeft gereden met een snelheid van tussen de 93 en 97 kilometer per uur, in elk geval met een veel hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan en/of geboden was en/of
- ( daarbij) zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn motorrijtuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en/of
- ( daarbij) zijn aandacht onvoldoende bij de verkeerssituatie op de weg heeft gehouden en/of
- ( daarbij) heeft gereden na het (gedeeltelijk) roken van een joint / hasj sigaret en/of
- ( vervolgens) tegen een op die weg staande verreiker, althans/zijnde een rijdend werktuig als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling Voertuigen is aangereden en/of gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.