[eiser01] is eigenaar van de woonruimte aan [adres01] te [plaats01] , een bovenwoning bestaande uit twee etages, gelegen op de tweede en derde verdieping van een portiekgebouw. [eiser01] verhuurt het als één zelfstandige woonruimte aan meerdere huurders. Hij doet dat op basis van één contract, waarbij de huurders de woonlasten delen. Daarbij gaat [eiser01] ervan uit dat bij vertrek van een huurder de achterblijvende huurder(s) de gehele huurprijs moet(en) betalen. Met ingang van 20 november 2021 is de woonruimte verhuurd aan een man en vrouw uit Letland, die er al woonden, en aan [gedaagde01] , die er zijn intrek nam, voor € 1.900,- per maand. [gedaagde01] betaalde daarvan € 940,- per maand. De einddatum van de huurovereenkomst is bepaald op 30 november 2022. De woonruimte beschikte bij aanvang van de huur op iedere verdieping over een toilet, badkamer en keuken. De vertrekken op de tweede en derde verdieping waren van elkaar gescheiden met afsluitbare deuren. [gedaagde01] is de derde verdieping gaan bewonen. Kort nadien heeft van gemeentewege een inspectie van de woonruimte plaatsgevonden en is de situatie ter plaatse aangemerkt als splitsing van de woonruimte (woningvorming) die niet is toegestaan. Om hieraan tegemoet te komen heeft [eiser01] , met inspraak van de huurders, één toilet verwijderd, aanvankelijk het toilet op de derde verdieping en later het toilet op de tweede verdieping. Ook is [eiser01] een nieuwe huurovereenkomst aangegaan met de man uit Letland, want de vrouw was vertrokken, en met [gedaagde01] , ingaande per 1 mei 2022, voor
€ 1.600,- per maand. [gedaagde01] is toen € 800,- per maand gaan betalen. De einddatum is dezelfde gebleven. De man uit Letland heeft de huurovereenkomst opgezegd, waarna [gedaagde01] als enige huurder in de woonruimte verbleef. [eiser01] heeft hem te kennen gegeven dat hij de volledige huurprijs van € 1.600,- per maand moest gaan betalen. Op
8 september 2022 heeft [gedaagde01] de huurcommissie gevraagd of de huur van € 800,- per maand redelijk is. Naar aanleiding hiervan is op 19 oktober 2022 een onderzoek verricht in de woonruimte en heeft op 29 maart 2023 een zitting plaatsgevonden. Bij uitspraak, verzonden op 11 april 2023, heeft de huurcommissie overwogen dat dat het de bedoeling van partijen is geweest de twee verdiepingen los van elkaar te verhuren en dat de huurprijs van € 800,- per maand vanaf 1 mei 2022 voor de door [gedaagde01] gehuurde (derde) verdieping niet redelijk is. Een huurprijs van € 384,82 per maand werd wel redelijk gevonden, maar vanwege ernstige gebreken in de woonruimte is die huurprijs per
1 mei 2022 tijdelijk verlaagd tot € 153,93 per maand.