ECLI:NL:RBROT:2024:12289

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
C/10/683218 / JE RK 24-1651
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot gesloten jeugdhulp voor minderjarige in Rotterdam

Op 18 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in 2010, die onder toezicht is gesteld en verblijft in een gesloten jeugdhulpinstelling. De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering heeft verzocht om een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp voor de minderjarige, die zich onveilig voelt op de gesloten groep en dreigt weg te lopen. De moeder van de minderjarige, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft ingestemd met het verzoek, maar de minderjarige zelf heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de machtiging. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van de minderjarige belemmeren en dat een verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de machtiging tot gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van drie maanden, van 20 november 2024 tot 20 februari 2025, en hoopt dat er positieve stappen worden gezet richting een mogelijke terugplaatsing bij de moeder.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/683218 / JE RK 24-1651
Datum uitspraak: 18 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige],
advocaat: mr. M.G. Hoogerwerf, kantoorhoudende te Dordrecht.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats],
advocaat: mr. N. Aydogan-Kütük, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 29 juli 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het perspectiefplan van behandelgroep Rijnhove Hestia Hera, met bijlagen, van 19 september 2024, ontvangen op 6 november 2024;
  • de briefrapportage van de GI van 1 november 2024, ontvangen op 6 november 2024;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 4 november 2024, ontvangen op 6 november 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige], die tevens voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart is gehoord, met haar advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 2].

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] verblijft op de gesloten groep [naam instelling].
2.3.
Bij beschikking van 5 juli 2024 [minderjarige] is onder toezicht gesteld tot 5 juli 2025.
2.4.
Bij beschikking van 29 juli 2024 is een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, met ingang van 20 augustus 2024 tot 20 november 2024. Het overig verzochte is aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen voor de duur van vier weken en aansluitend een machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen voor de duur van zes maanden. Er resteert nog een beslissing op de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] voor de duur van drie maanden, te weten tot 20 februari 2025.
3.2.
De GI handhaaft het aangehouden deel van het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. [minderjarige] voelt zich op de gesloten groep niet veilig, omdat zij dreiging ervaart van een ander meisje. Echter, [minderjarige] reageert zelf ook op het gedrag van het andere meisje, waardoor er een wisselwerking ontstaat. Hoewel op de gesloten groep diverse gesprekken gevoerd worden om de situatie te verbeteren, begrijpt de GI dat [minderjarige] het liefst bij de moeder thuis wil wonen. Dit is echter nog niet mogelijk, omdat er de afgelopen periode weinig positieve stappen zijn gezet en de zorgen om [minderjarige] nog steeds bestaan. Zo is bij [minderjarige] sprake van wegloopgedrag. De laatste keer dat zij is weggelopen, heeft zij gedreigd om voor een trein te springen. Daarnaast hebben [minderjarige] en de moeder vaak ruzie, omdat [minderjarige] het gezag van de moeder niet accepteert. Tijdens de begeleide bezoekmomenten dreigt zij zichzelf iets aan te doen, wanneer zij van de moeder niet haar zin krijgt. Ook heeft zij bij de moeder snus gevonden, meegenomen naar de groep en gebruikt. De situatie is afgelopen weekend geëscaleerd, omdat [minderjarige] aan haar nichtje heeft gevraagd om snus voor haar mee te nemen. Het is van belang dat [minderjarige] de komende periode positieve stappen zet. Aan het einde van deze maand zal zij daarom starten met traumatherapie. Daarnaast zal samen met de moeder worden gekeken naar de mogelijkheid om met [minderjarige] deel te nemen aan een gezinsverkenningsweek bij Gezin Totaal van iHub, zodat op die manier een eventuele terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder kan worden onderzocht. Deze verkenningsweek zou eigenlijk 24 november 2024 starten, maar of dit door kan gaan is nog niet bekend. De GI wil de moeder de ruimte geven om eerst bij te komen van de laatste ontwikkelingen.
3.3.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek van de GI. De moeder heeft veel verdriet van de situatie. Zij houdt van [minderjarige] en wil dat zij weer bij de moeder thuis kan wonen, maar op dit moment is dat niet mogelijk. [minderjarige] accepteert het gezag van de moeder niet, waardoor veel ruzies ontstaan. Ook dreigt [minderjarige] zichzelf iets aan te doen, als de moeder instemt met het verzoek van de GI. De moeder staat open voor een gezinsverkenningsweek bij Gezin Totaal van iHub, maar twijfelt of dit gaat werken. De moeder hoopt dat de traumatherapie voor [minderjarige] snel start en dat zij leert om beter met regels om te gaan. Hierna is het pas mogelijk om te kijken of [minderjarige] weer bij de moeder kan worden teruggeplaatst.
3.4.
Door en namens [minderjarige] wordt tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. [minderjarige] voelt zich niet veilig op de gesloten groep, omdat zij hier door een ander meisje wordt bedreigd. Ook worden er spullen naar [minderjarige] gegooid. Door de dreiging op de groep loopt [minderjarige] nieuwe trauma’s op en dat is niet helpend voor haar behandeling. Los van de dreiging op de groep, heeft [minderjarige] het gevoel dat er ook veel dingen wel goed gaan. Zo heeft zij de muziektherapie afgerond en is zij gemotiveerd voor de start van de traumatherapie. Ook mocht zij onbegeleid haar telefoon gebruiken en werd het verlof naar de moeder uitgebreid. Daarnaast accepteert zij het gezag van de moeder wel, maar tot een bepaalde mate. [minderjarige] vindt het lastig dat de GI alleen de negatieve punten vertelt. [minderjarige] begrijpt dat het nodig is om mee te werken aan de inzet van hulpverlening. Echter, wanneer de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] voor de duur van drie maanden wordt toegewezen, zal zij gedemotiveerd raken om aan de inzet van hulpverlening mee te werken. Door en namens [minderjarige] wordt daarom verzocht om de machtiging tot gesloten jeugdhulp te verlenen voor de maximale duur van een maand en het overig verzochte af te wijzen. [minderjarige] wil naar huis, naar haar moeder, en vanuit huis behandeling gaan volgen.

4.De beoordeling

4.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet). De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
4.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er op dit moment nog veel zorgen om [minderjarige] bestaan. [minderjarige] brengt zichzelf en anderen in onveilige situaties, doordat zij wegloopt tijdens verlofmomenten van de gesloten groep en graag zelf de grenzen bepaalt van wat zij doet en wilt doen. Zo heeft zij aan haar nichtje gevraagd om snus voor haar mee te nemen. Ook dreigt zij zichzelf iets aan te doen, wanneer zij haar zin niet krijgt. Gelet op de zorgen over de veiligheid van [minderjarige] en het gegeven dat zij het gezag van de moeder niet accepteert, is een thuisplaatsing op dit moment niet mogelijk. Ook een plaatsing op een open groep behoort nog niet tot de mogelijkheden. Een plaatsing op de open groep is eerder niet succesvol gebleken en sindsdien is er nog (te) weinig veranderd om dat wel succesvol te laten zijn. Vooral het wegloopgedrag van [minderjarige] en het gegeven dat zij zichzelf in onveilige situaties brengt, leidt ertoe dat de kinderrechter een verlenging van de gesloten plaatsing noodzakelijk acht. Het is van belang dat er voor [minderjarige] eerst traumatherapie wordt ingezet en dat zij gaat inzien dat zij het gezag van volwassenen, zoals haar moeder en de begeleiding van de groep, dient te accepteren. De kinderrechter wenst het [minderjarige] toe dat het haar lukt om aan de inzet van hulpverlening mee te werken. Verder hoopt de kinderrechter dat de GI met de moeder een mogelijkheid vindt om de moeder samen met [minderjarige] deel te laten nemen aan een gezinsverkenningsweek.
4.3.
De kinderrechter ziet geen aanleiding om de machtiging tot gesloten jeugdhulp te verlenen voor een kortere periode dan is verzocht, omdat er binnen de geslotenheid nog veel moet gebeuren alvorens [minderjarige] naar huis of naar een open groep kan gaan. De kinderrechter verleent de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp daarom voor de duur van drie maanden.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 20 november 2024 tot 20 februari 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2024 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.L.N. Snijder als griffier, en op schrift gesteld op 2 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.