ECLI:NL:RBROT:2024:12283

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
C/10/686163 / JE RK 24-2034
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 november 2024 een beschikking gegeven over de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI). De zaak betreft twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2], die onder toezicht zijn gesteld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, die het ouderlijk gezag heeft, niet meewerkt aan de hulpverlening en gemaakte afspraken niet nakomt. De GI heeft op 25 juli 2024 een schriftelijke aanwijzing gegeven die de moeder verplicht om samen te werken met de jeugdbeschermers. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 november 2024 is gebleken dat de moeder niet aanwezig was, maar haar advocaat heeft haar vertegenwoordigd. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de GI ontvankelijk is in haar verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing, ondanks de lopende klachtenprocedure tegen de jeugdbeschermers. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd, met uitzondering van het punt over de omgangsregeling met de vader, omdat de moeder niet meewerkt aan de hulpverlening en de veiligheid van de kinderen in het geding is. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/686163 / JE RK 24-2034
Datum uitspraak: 20 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Amsterdam,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2017 in [geboorteplaats 1] ( [geboorteland] ), hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2014 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. S.A. Ray, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. E.J.M. van Daalhuizen, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 18 september 2024, ontvangen op 19 september 2024;
  • het verweerschrift van mr. S.A. Ray van 23 oktober 2024;
  • het plan van aanpak van de GI van 9 februari 2024, ontvangen op 7 november 2024;
  • het e-mailbericht van mr. E.J.M. van Enkhuizen van 13 november 2024, met daarin als bijlage een afschrift van de beschikking wijziging voorlopige voorzieningen van 18 oktober 2024;
  • het e-mailbericht van de moeder van 13 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat van de moeder;
  • de vader met zijn advocaat;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [persoon A] en mw. [persoon B] .
1.3.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen. De advocaat van de moeder heeft de nadrukkelijke volmacht gekregen om namens de moeder ter zitting het woord te voeren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 2 januari 2024 zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 2 januari 2025.
2.4.
Bij beschikking van 18 oktober 2024 is de beschikking van 2 februari 2023 gewijzigd, in die zin dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] aan de vader zijn toevertrouwd, met bevel tot afgifte van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] aan de vader.
2.5.
De GI heeft op 25 juli 2024 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Hierin is het volgende opgenomen:
“Omdat er een ondertoezichtstelling is, is het belangrijk dat u mee gaat werken met de jeugdbeschermers. Dit betekent:
- De jeugdbeschermers hebben gesprekken met u. U en de jeugdbeschermers komen de gemaakte afspraken na die gemaakt zullen worden op donderdag 29 augustus 2024. Deze zullen dan op papier gezet worden en naar u toegestuurd per brief.
- De jeugdbeschermers willen minimaal één keer in de maand contact met u, dit kan zijn door gesprekken en of telefonisch contact.
- Ongenoegen in relatie tot uw ex partner, de vader van de kinderen, de jeugdbeschermers of anderen worden niet in aanwezigheid van de kinderen besproken. Dit omdat dit schadelijk en belastend voor de kinderen is.
- De afspraken met de jeugdbeschermers en de huisbezoeken vinden plaats eens in de vier weken.
- De jeugdbeschermers spreken en zien de kinderen alleen eens in de vier weken. Deze gesprekken vinden plaats op school of buiten.
- De jeugdbeschermers hebben gesprekken met de scholen om te informeren hoe het met de kinderen gaat.
- De jeugdbeschermers hebben contact met alle betrokken hulpverleners en de huisarts over hoe het met de kinderen gaat. U geeft hier openheid in. En de jeugdbeschermers geven aan u terug wat er besproken is.
- We maken ons zorgen om de veiligheid van de kinderen, u dient mee te werken en zich open te stellen voor alle vormen van hulpverlening die aangeboden gaan worden voor de ontwikkeling van de kinderen denk hierbij aan; opvoedondersteuning, het omgangshuis, scheidingsbemiddeling, kinderen uit de knel.
- Er ligt een omgangsregeling die is vastgesteld door de kinderrechter. Deze moet worden nagekomen.”

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de schriftelijke aanwijzing van 25 juli 2024 op grond van artikel 1:263 lid 3 BW te bekrachtigen.
3.2.
De GI wijzigt het verzoek tijdens de mondelinge behandeling, in die zin dat niet langer wordt verzocht het laatste punt over het nakomen van de omgangsregeling met de vader te bekrachtigen. Het is in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] dat hulpverlening wordt ingezet, maar de moeder houdt deze hulpverlening af. Daarbij onttrekt zij zich aan ieder contact met de GI en komt zij gemaakte afspraken niet na. Bovendien werkt de moeder niet mee aan een rustige overdracht van de kinderen naar de vader, terwijl zij bij beschikking van 18 oktober 2024 aan hem zijn toevertrouwd. Het is van belang dat de schriftelijke aanwijzing voor het overige wordt bekrachtigd, zodat de moeder meer druk voelt om aan de inzet van hulpverlening mee te werken. Dit is nodig om uitvoering te kunnen geven aan de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Het feit dat er een klachtenprocedure loopt tegen de jeugdbeschermers van de GI, en dat de kinderen door de rechtbank aan de vader zijn toevertrouwd veranderen dit niet. Ook niet als de kinderen in de toekomst, eventueel met harde hand, wel aan de vader worden overgedragen.

4.De standpunten

4.1.
Namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling verzocht om het verzoek van de GI ontvankelijk te verklaren, omdat het verloop van de klachtenprocedure tegen de jeugdbeschermers van de GI moet worden afgewacht en daarnaast geen belang meer bestaat voor het bekrachtigen van de schriftelijke aanwijzing. De punten die in de schriftelijke aanwijzing zijn opgenomen zijn namelijk niet meer relevant, nu [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij beschikking van 18 oktober 2024 aan de vader zijn toevertrouwd. Hoewel de kinderen feitelijk nog bij de moeder wonen, wonen de kinderen juridisch gezien immers bij de vader. Voordat de schriftelijke aanwijzing wordt bekrachtigd, moet eerst worden gekeken hoe de situatie verloopt als de kinderen bij de vader wonen. De punten die in de schriftelijke aanwijzing zijn opgenomen, kunnen dan ook met de vader worden besproken. Daarnaast dient de moeder de kans te krijgen om over de situatie gehoord te worden.
4.2.
Door en namens de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht. De GI heeft contact gezocht met de moeder om [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zonder druk naar de vader over te dragen, maar dit is tot op heden niet gelukt. Wanneer de kinderen in de toekomst bij de vader zullen wonen, hoeft het punt dat over het nakomen van de omgangsregeling met de vader in de schriftelijke aanwijzing is opgenomen niet te worden bekrachtigd. De vader begrijpt wel waarom de GI de schriftelijke aanwijzing voor het overige wil laten bekrachtigen. Het is van belang dat de moeder mee gaat werken aan de inzet van hulpverlening, zodat binnen de ondertoezichtstelling daadwerkelijk stappen gezet kunnen worden. Dit verandert niet wanneer de kinderen bij de vader zullen wonen. Wanneer de kinderen daadwerkelijk bij de vader wonen, zal de vader niet in de weg staan aan contact tussen de kinderen en de moeder.

5.De beoordeling

Over het verzoek tot aanhouding
5.1.
In het e-mailbericht van de moeder van 13 november 2024 wordt verzocht om de beslissing op het verzoek van de GI aan te houden, omdat de moeder niet bij de zitting aanwezig kan zijn. De kinderrechter is van oordeel dat onvoldoende reden bestaat om de beslissing op het verzoek van de GI aan te houden, omdat de moeder op 24 oktober 2024 al is geïnformeerd over de zitting en daarmee voldoende de tijd heeft gehad om ervoor te zorgen dat zij bij de zitting aanwezig kon zijn, dan wel om de kinderrechter op een eerder moment te verzoeken de zitting te verplaatsen.
Over het verzoek om de GI niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek
5.2.
Namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling verzocht om de GI niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, nu het verloop van de klachtenprocedure tegen de jeugdbeschermers van de GI moet worden afgewacht en daarnaast geen belang meer bestaat voor het bekrachtigen van de schriftelijke aanwijzing. De punten die in de schriftelijke aanwijzing zijn opgenomen zouden namelijk niet meer relevant zijn, nu [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij beschikking van 18 oktober 2024 aan de vader zijn toevertrouwd.
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat de GI wel ontvankelijk is in haar verzoek. Op dit moment wonen de kinderen feitelijk gezien nog bij de moeder, waardoor in principe alle punten die in de schriftelijke aanwijzing van 25 juli 2024 zijn opgenomen nog relevant zijn. Daarbij heeft de GI haar verzoek tijdens de mondelinge behandeling aangepast, in die zin dat niet langer wordt verzocht het laatste punt over het nakomen van de omgangsregeling met de vader te bekrachtigen. De overige punten die in de schriftelijke aanwijzing zijn opgenomen blijven relevant, ook wanneer de kinderen feitelijk gezien wel bij de vader zullen wonen. Deze punten hebben namelijk als doel ervoor te zorgen dat de moeder de inzet van hulpverlening zal aanvaarden. Dit is van belang om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] daadwerkelijk ten uitvoer te kunnen leggen. Daarbij is de kinderrechter van oordeel dat de klachtenprocedure tegen de jeugdbeschermers van de GI niet hoeft te worden afgewacht, nu de grond voor de ondertoezichtstelling van de kinderen bij het slagen van de klachtenprocedure niet komt te vervallen.
Over het verzoek om de schriftelijke aanwijzing van de GI te bekrachtigen
5.4.
Op grond van artikel 1:263, eerste lid, van het BW kan de gecertificeerde instelling ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen.
5.5.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat door de GI en de vader onbetwist naar voren is gebracht dat er geen samenwerking tussen de GI en de moeder bestaat en dat de moeder niet open staat voor de inzet van hulpverlening. Daarbij komt zij gemaakte afspraken niet na en werkt zij niet mee aan een rustige overgang van de kinderen naar de vader. De weigering van de moeder om met de GI samen te werken en mee te werken aan de inzet van hulpverlening, belemmert de uitvoering van de ondertoezichtstelling en de waarborging van de veiligheid en het welzijn van de kinderen, waardoor de GI belang heeft bij de bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing.
5.6.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:263, eerste lid, van het BW. De kinderrechter zal daarom de schriftelijke aanwijzing van de GI van 25 juli 2024 bekrachtigen, met uitzondering van het laatste punt over het nakomen van de omgangsregeling met de vader.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 25 juli 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Mol, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024, in aanwezigheid van mr. L.L.N. Snijder als griffier.