Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 december 2024 in de zaak tussen
[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee,
[naam]uit [plaatsnaam] (vergunninghouder).
Rechtbank Rotterdam
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 december 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de verleende omgevingsvergunningen voor de wijziging van de inrichting en functie van een pand ten behoeve van een drukkerij behandeld. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunningen die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee zijn verleend. Het college heeft op 8 oktober 2024 een omgevingsvergunning voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit verleend en op 12 november 2024 een tijdelijke omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit voor de duur van twee jaar. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 november 2024 behandeld, waarbij verzoeker, de gemachtigde van het college en de vergunninghouder aanwezig waren.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de verleende omgevingsvergunning in strijd is met artikel 4.3 van de planregels, aangezien er al een ander bedrijf op dezelfde locatie is gevestigd. Dit leidt tot de conclusie dat de vergunning voor de binnenplanse omgevingsplanactiviteit in strijd is met artikel 8.0a, eerste lid van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorst de verleende omgevingsvergunning tot zes weken na het door het college te nemen besluit op bezwaar. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college onvoldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, en dat de gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden onvoldoende zijn meegenomen in de besluitvorming.
De voorzieningenrechter concludeert dat de omgevingsvergunning onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en bepaalt dat het college het door verzoeker betaalde griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 december 2024.