ECLI:NL:RBROT:2024:12273

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
11139143 CV EXPL 24-2515
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor belastingaangiften en incassokosten

In deze zaak heeft eiser, h.o.d.n. [bedrijf A], een vordering ingesteld tegen gedaagde, h.o.d.n. [handelsnaam 1] en [handelsnaam 2], voor het betalen van facturen die verband houden met het doen van aangifte inkomstenbelasting en btw-aangiften. Eiser stelt dat gedaagde de factuur van € 1.210,- niet heeft betaald, ondanks dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Eiser vordert daarnaast buitengerechtelijke incassokosten van € 181,50 en wettelijke handelsrente tot een totaalbedrag van € 1.429,11, inclusief proceskosten. Gedaagde heeft de vordering betwist, stellende dat de werkzaamheden niet zijn afgerond en dat hij nooit een factuur heeft ontvangen. Tijdens de zitting op 28 november 2024 was gedaagde niet aanwezig, waardoor de kantonrechter de vordering van eiser heeft toegewezen. De kantonrechter oordeelt dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd en dat gedaagde de factuur heeft ontvangen, wat leidt tot de conclusie dat gedaagde de hoofdsom, incassokosten en proceskosten moet betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11139143 CV EXPL 24-2515
datum uitspraak: 12 december 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser] , h.o.d.n. [bedrijf A],
woonplaats: Gorinchem,
eiser,
gemachtigde: Reijn Retro Gerechtsdeurwaarderskantoor,
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. [handelsnaam 1] , [handelsnaam 2],
woonplaats: Zwijndrecht,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 31 mei 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen.
1.2.
Op 28 november 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [eiser] met mr. J.N. Reijn namens zijn gemachtigde. [gedaagde] is, hoewel hij daarvoor op de juiste wijze is opgeroepen, zonder bericht, niet verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiser] heeft in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden voor hem verricht. Deze werkzaamheden bestaan uit het doen van aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2022 en btw-aangiften over het tweede, derde en vierde kwartaal van 2023. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] de factuur daarvan ter hoogte van € 1.210,- niet betaald. Hij eist daarom in deze procedure dat hij dat alsnog doet. Omdat [gedaagde] de factuur niet op tijd heeft betaald, vordert [eiser] ook buitengerechtelijke incassokosten van € 181,50 en de wettelijke handelsrente die tot 31 mei 2024 € 37,61 bedraagt. In totaal vordert [eiser] € 1.429,11 met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met de vordering. Hij voert aan dat de werkzaamheden niet zijn afgerond. Er is geen aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2023 gedaan. Verder betwist [gedaagde] de hoogte van het gehanteerde tarief. Volgens hem is er een prijs van € 250,- inclusief btw per kwartaal afgesproken. Ook heeft hij tot het moment van dagvaarden nooit een factuur ontvangen.
2.3.
De vordering van [eiser] wordt toegewezen. Dit betekent dat [gedaagde] € 1.429,11 aan [eiser] moet betalen. Hierna wordt uitgelegd waarop deze beslissing is gebaseerd.
Waarom moet [gedaagde] de factuur betalen?
2.4.
[eiser] heeft tijdens de zitting zijn vordering nader toegelicht en op het antwoord gereageerd en daarbij betwist dat de werkzaamheden niet zijn afgerond. Hij heeft daarbij uitgelegd dat de werkzaamheden zoals vermeld in de factuur zijn uitgevoerd. De factuur is opgemaakt in februari 2024 en het was op dat moment niet mogelijk om aangifte inkomstenbelasting te doen over het jaar 2023. Dat kan pas vanaf maart 2024. Bovendien heeft [gedaagde] niet de benodigde stukken aangeleverd voor het doen van die aangifte inkomstenbelasting. Ten aanzien van het gehanteerde tarief heeft [eiser] nader onderbouwd dat er een prijs van € 250,- exclusief btw is afgesproken. Dit volgt ook uit eerdere afspraken die partijen met elkaar hebben gemaakt. Wat betreft de verzending van de factuur heeft [eiser] verklaard dat hij deze meerdere keren zowel per mail als per post naar [gedaagde] heeft gestuurd. Naar aanleiding daarvan heeft [gedaagde] telefonisch contact opgenomen met [eiser] en dit bevestigt dat hij de factuur heeft ontvangen.
2.5.
[gedaagde] heeft het voorgaande niet weersproken nu hij ter zitting niet verschenen is en heeft ook niet nader geconcretiseerd dat de werkzaamheden niet zouden zijn afgerond. Nu [eiser] onweersproken nader heeft toegelicht dat de werkzaamheden wel zijn afgerond en dat er een prijs van € 250,- exclusief btw is afgesproken voor iedere aangifte gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de factuur. Gelet op de uitleg die [eiser] heeft gegeven acht de kantonrechter het bovendien niet geloofwaardig dat [gedaagde] pas bij dagvaarding voor het eerst op de hoogte is geraakt van de factuur.
2.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] de factuur nog moet betalen. De gevorderde hoofdsom van € 1.210,- wordt dan ook toegewezen.
Incassokosten
2.7.
De incassokosten van € 181,50 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
Rente
2.8.
De rente wordt ook toegewezen, omdat [eiser] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Daarom zit in het totale bedrag dat [gedaagde] aan [eiser] moet betalen de wettelijke handelsrente van € 37,61 die [eiser] heeft berekend tot 31 mei 2024.
Proceskosten
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiser] moet betalen op € 115,84 aan dagvaardingskosten, € 218,- aan griffierecht, € 408,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,-) en € 102,- aan nakosten. Dat is in totaal € 843,84. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen de hoofdsom van € 1.210,- met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over dat bedrag vanaf 31 mei 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 181,50 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 843,84 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Gerritse en in het openbaar uitgesproken.
53954