In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2024, is er een geschil ontstaan tussen Notariskantoor Bijdorp Barendrecht B.V. (hierna: NBB) en de voormalige notaris [gedaagde01] en diens praktijkvennootschap [gedaagde02]. De partijen hebben een overeenkomst van opdracht gesloten, waarbij [gedaagde01] via [gedaagde02] een notarispraktijk zou uitoefenen bij NBB. Na beëindiging van de samenwerking ontstond er een geschil over de betaling van voorschotten en de afhandeling van het protocol. NBB vorderde terugbetaling van een bedrag van € 1.565,69, omdat zij meende dat [gedaagde02] meer aan voorschotten had ontvangen dan rechtmatig was, en daarnaast een bedrag van € 12.317,50 voor kosten die NBB heeft gemaakt om het protocol te verwerken.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 augustus 2023 werd duidelijk dat [gedaagde01] op 4 augustus 2023 was toegelaten tot de wettelijke schuldsanering (WSNP), wat betekende dat de vorderingen tegen hem geschorst werden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat NBB niet voldoende bewijs had geleverd voor de vordering tot betaling van de kosten voor het protocol, en deze vordering werd afgewezen. Wel werd de vordering tot terugbetaling van het teveel ontvangen voorschot van € 1.565,69 toegewezen, omdat NBB kon aantonen dat [gedaagde02] meer had ontvangen dan rechtmatig was op basis van de gerealiseerde omzet.
Daarnaast werd een bedrag van € 650,- toegewezen voor een betaling die [gedaagde02] had ontvangen van een cliënte van [gedaagde01], terwijl de vordering tot betaling van een afgeboekte declaratie van € 367,82 werd afgewezen. NBB kreeg ook recht op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, die gematigd werden tot € 332,35. De proceskosten werden vastgesteld op € 3.144,67, die door [gedaagde02] moesten worden betaald. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en schorste de behandeling van de zaak tegen [gedaagde01].