ECLI:NL:RBROT:2024:12221

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
C/10/666411 / HA ZA 23-856
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schadevergoeding onder CAR-verzekering na stormschade aan silo's

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap OOSTWOUDER TANK- & SILOBOUW B.V. en verschillende buitenlandse verzekeraars, waaronder BALOISE BELGIUM N.V., AXIS SPECIALTY EUROPE SE, ARGENTA SYNDICATE MANAGEMENT LIMITED, AXERIA IARD, en ACCREDITED INSURANCE (EUROPE) LTD, alsook de Rotterdamse Dupi Underwriting Agencies B.V. De zaak betreft een vordering van Oostwouder tot schadevergoeding onder een doorlopende CAR-verzekering na stormschade aan drie silo's die onderdeel uitmaakten van een groter project. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade aan de silo's gedekt is onder de CAR-verzekering, ondanks de betwisting door de verzekeraars dat het project niet verzekerd was. De rechtbank oordeelde dat Oostwouder het project correct had aangemeld en dat de verzekeraars gehouden zijn tot schadevergoeding. De vorderingen van Oostwouder zijn toegewezen, met specifieke bedragen die door de verschillende verzekeraars moeten worden vergoed. Daarnaast is Dupi hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die Argenta zou moeten vergoeden indien Oostwouder zijn vordering niet kan uitvoeren. De proceskosten zijn eveneens toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/666411 / HA ZA 23-856 (hoofdzaak)
zaaknummer / rolnummer: C/10/677403 / HA ZA 24-322 (vrijwaringszaak)
Vonnis van 27 november 2024
in de hoofdzaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OOSTWOUDER TANK- & SILOBOUW B.V.,
gevestigd te 't Zand,
eiseres,
advocaat mr. E.J. Eijsberg te Rotterdam,
tegen
1. de vennootschap naar buitenlands recht
BALOISE BELGIUM N.V.,
gevestigd te Antwerpen (België),
gedaagde,
advocaat mr. F.R.A. Schaaf te Den Haag,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
AXIS SPECIALTY EUROPE SE,
gevestigd te Dublin (Ierland),
gedaagde,
advocaat mr. F.R.A. Schaaf te Den Haag,
3. de vennootschap naar buitenlands recht
ARGENTA SYNDICATE MANAGEMENT LIMITED,
gevestigd te London (Engeland),
gedaagde,
advocaat mr. F.R.A. Schaaf te Den Haag,
4. de vennootschap naar buitenlands recht
AXERIA IARD,
gevestigd te Lyon (Frankrijk),
gedaagde,
advocaat mr. F.R.A. Schaaf te Den Haag,
5. de vennootschap naar buitenlands recht
ACCREDITED INSURANCE (EUROPE) LTD,
gevestigd te Floriana (Malta),
gedaagde,
advocaat mr. F.R.A. Schaaf te Den Haag,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUPI UNDERWRITING AGENCIES B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. F.R.A. Schaaf te Den Haag,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN KAMPEN ASSURANTIEMAKELAARS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE HEIJ ADVIESGROEP B.V.,
gevestigd te 't Zand,
gedaagde,
advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten.
en in de vrijwaringszaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN KAMPEN ASSURANTIEMAKELAARS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie in vrijwaring,
gedaagde in reconventie in vrijwaring,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE HEIJ ADVIESGROEP B.V.,
gevestigd te 't Zand,
gedaagde in conventie in vrijwaring,
eiseres in reconventie in vrijwaring,
advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten.
Partijen worden zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak als volgt aangeduid.
Eiseres als Oostwouder, gedaagden sub 1 t/m 5 gezamenlijk als Verzekeraars en afzonderlijk als Baloise, Axis, Argenta, Axeria en Accredited, gedaagde sub 6 als Dupi, gedaagde sub 7 als Van Kampen en gedaagde sub 8 als De Heij.

1.De procedure in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak

1.1.
Het verloop van de procedure in de hoofdzaak blijkt uit:
  • het vonnis in het incident van 6 maart 2024 van deze rechtbank en de daarin vermelde processtukken;
  • de conclusie van antwoord van Verzekeraars en Dupi, met producties 1 tot en met 7;
  • de conclusie van antwoord van Van Kampen, met producties 1 tot en met 12;
  • de conclusie van antwoord van De Heij, met producties 1 tot en met 4;
  • de aanvullende producties 24 tot en met 29 van Oostwouder;
  • de mondelinge behandeling van 8 oktober 2024 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde spreekaantekeningen van mr. Dalpi, mr. Schaaf, mr. Jongkind en mr. Leerink.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
Het verloop van de procedure in de vrijwaringszaak blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 april 2024 met producties 1 tot en met 19;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 11;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met productie 20.
  • de mondelinge behandeling is bepaald op 5 december 2024, dus voorafgaand aan dit vonnis.

2.De feiten in de hoofdzaak

2.1.
Oostwouder is een bedrijf dat zich bezighoudt met tank- en silobouw. De productie van tanks en silo's vindt overwegend plaats op het eigen buitenterrein van Oostwouder gelegen in ’t Zand.
2.2.
De Heij is al vanaf de jaren ‘70 de assurantietussenpersoon van Oostwouder.
2.3.
Van Kampen is een makelaar op de assurantiebeurs.
2.4.
De Heij en Van Kampen werken met elkaar samen op grond van een samenwerkingsovereenkomst.
2.5.
Door tussenkomst van De Heij heeft Oostwouder verschillende verzekeringen afgesloten: een doorlopende CAR-verzekering, een brandverzekering en een transportverzekering. Voor het afsluiten van de verzekeringen heeft De Heij Van Kampen ingeschakeld als beursmakelaar.
2.6.
De doorlopende CAR-verzekering is afgesloten bij gevolmachtigde Dupi.
2.7.
Op de polis zijn de algemene voorwaarden bouw en montage verzekering (hierna: de algemene voorwaarden) en de bijzondere voorwaarden CAR doorlopend (hierna: de bijzondere voorwaarden) van toepassing. Voor zover van belang is in de bijzondere voorwaarden het volgende bepaald:
20: Niet (automatisch) verzekerde projecten
De verzekering heeft geen betrekking op projecten die niet vallen binnen de op het polisblad omschreven verzekerde activiteiten en/of op projecten die niet voldoen aan artikel 19.1.a-d.
Indien verzekeringnemer toch dekking wenst voor deze projecten dient de melding hiervan, door middel van het inzenden van het bestek, de bouwovereenkomst en tekeningen, evenals overige van belang zijnde stukken, uiterlijk 14 dagen voor aanvang van die werkzaamheden met betrekking tot deze projecten door verzekeraar te zijn ontvangen.
Indien verzekeraar de aangemelde projecten niet of niet op de normale poliscondities wenst te verzekeren deelt verzekeraar dit mede uiterlijk 10 dagen na ontvangst van de melding mede aan verzekeringnemer – voor zover van toepassing – onder vermelding van premie en voorwaarden.
21: Dekkingstermijnen
21.1
De dekking voor de afzonderlijke projecten vangt aan zodra met de uitvoering van het project wordt gestart en eindigt:
a. ten aanzien van de bouwtermijn: bij oplevering van het project, waarbij de verzekerde bouwtermijn een maximum heeft zoals genoemd op het polisblad.
(…)
Rubriek 1 Het project
24: Dekking tijdens de bouwtermijn
24.1
Tijdens de bouwtermijn dekt de verzekering de schade die een verzekerde lijdt als gevolg van verlies en/of beschadiging van (een deel van) het project, ongeacht door welke oorzaak, ook indien de oorzaak is gelegen in de aard of een gebrek van (een deel van) het project.
2.8.
In artikel 28 van de bijzondere voorwaarden zijn verschillende dekkingsuitsluitingen opgenomen.
2.9.
Daarnaast is op het clausuleblad het volgende artikel opgenomen (hierna: de FOET-clausule):
Fabricage op eigen terrein
In aanvulling op artikel 21 van de bijzondere voorwaarden wordt bepaald dat de fabricage op eigen terrein van verzekerde deel uitmaakt van de bouwtermijn. De dekking ten behoeve van de fabricage vangt aan op het moment dat de voor fabricage bestemde materialen daadwerkelijk voor de fabricage worden gebruikt en/of toegepast en is van kracht tot het moment dat de betreffende objecten in het bedrijf van verzekerde worden opgeslagen. In aanvulling op artikel 28 van de bijzondere voorwaarden biedt de verzekering geen dekking voor verlies en/of beschadiging van op eigen terrein in behandeling zijnde en/of opgeslagen materialen en/of halffabrikaten t.b.v. het project door gevaren als genoemd in het artikel "Gevaren/gebeurtenissen" in de laatste versie van de Nederlandse Beursvoorwaarden voor Uitgebreide Gevarenverzekering (NBUG).
2.10.
In mei 2021 heeft Oostwouder de opdracht aangenomen voor de bouw van 46 tanks en/of silo’s (hierna: het project). De aanneemsom van dit project ging het verzekerde bedrag van de doorlopende CAR-verzekering te boven.
2.11.
Voordat Oostwouder de opdracht aannam is tussen Oostwouder, De Heij, Van Kampen en Dupi gecommuniceerd over de verzekering van het project onder de doorlopende CAR-verzekering.
2.12.
Oostwouder is gedurende het project haar opslagterrein gelegen aan de Balgweg in de Kooyhaven te Den Helder gaan gebruiken als productielocatie voor een deel van de silo’s van het project. Oostwouder heeft dit gemeld bij De Heij en De Heij heeft dit gemeld bij Van Kampen.
2.13.
Op 15 januari 2023 zijn op het terrein gelegen aan de Balgweg drie silo’s die deel uitmaakten van het project beschadigd geraakt door storm.
2.14.
Oostwouder heeft de schade via De Heij gemeld bij Van Kampen. Van Kampen heeft vervolgens een schade-expert van Crawford & Company B.V. (hierna: Crawford) ingeschakeld om de schade te onderzoeken en te begroten. Crawford heeft in haar voorbericht de schade geschat op een bedrag van € 900.000,00 exclusief btw.
2.15.
Dupi heeft dekking onder de CAR-verzekering geweigerd.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
Oostwouder vordert – samengevat – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
1. Baloise te veroordelen tot betaling aan Oostwouder van € 206.250,00,
te vermeerderen met de wettelijke rente;
2. Axis te veroordelen tot betaling aan Oostwouder van € 225.000,00,
te vermeerderen met de wettelijke rente;
3. Argenta te veroordelen tot betaling aan Oostwouder van € 93.750,00,
te vermeerderen met de wettelijke rente;
4. Axeria te veroordelen tot betaling aan Oostwouder van € 150.000,00,
te vermeerderen met de wettelijke rente;
5. Accredited te veroordelen tot betaling aan Oostwouder van € 75.000,00,
te vermeerderen met de wettelijke rente;
6. voor recht te verklaren dat indien en voor zover de hiervoor onder 1 tot en met 5 genoemde vorderingen door de rechtbank worden toegewezen, maar Oostwouder
daarmee geen executoriale titel zou verkrijgen voor de toegewezen bedragen, althans zou blijken dat het vonnis niet tegen gedaagden sub 1 tot en met 5 ten uitvoer kan worden gelegd, Dupi op grond van artikel 3:70 BW jegens Oostwouder
aansprakelijk is en gehouden is de schade van Oostwouder te vergoeden;
7. gedaagden sub 1 tot en met sub 6 hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede de nakosten;
Voorwaardelijke subsidiair
8. Van Kampen en De Heij hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Oostwouder
van € 750.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
9. Van Kampen en De Heij hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede de nakosten.
3.2.
Verzekeraars en Dupi voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen van Oostwouder, met veroordeling van Oostwouder in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.3.
Van Kampen voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Oostwouder, met veroordeling van Oostwouder in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.4.
De Heij voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Oostwouder, met veroordeling van Oostwouder in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.

4.De beoordeling in de hoofdzaak

4.1.
In deze procedure staat allereerst de vraag centraal of Verzekeraars verplicht zijn om over te gaan tot vergoeding onder de CAR-verzekering van de schade aan de drie silo’s van Oostwouder die is veroorzaakt door storm. Indien die vraag bevestigend moet worden beantwoord dan is de tweede vraag of ook Dupi kan worden gehouden tot vergoeding van de schade van Oostwouder in het geval dat blijkt dat Oostwouder zijn schade niet op (een van de) Verzekeraars kan verhalen.
4.2.
In het geval er geen dekking van de schade van Oostwouder onder de CAR-verzekering bestaat, komt de rechtbank toe aan de subsidiaire vorderingen van Oostwouder en zal de vraag moeten worden beantwoord of Van Kampen dan wel De Heij in dat kader enig verwijt kan worden gemaakt.
De vorderingen op Verzekeraars
4.3.
Oostwouder meent dat de stormschade aan de silo’s is gedekt onder de doorlopende CAR-verzekering. Op grond van artikel 24 van de bijzondere voorwaarden dekt de verzekering gedurende de bouwtermijn de schade door beschadiging van het project ongeacht door welke oorzaak. Stormschade is dus ook gedekt. De CAR-verzekering biedt daarnaast dekking voor alle bouwterreinen in de EER en dus ook voor het terrein aan de Balgweg waar de silo’s werden gebouwd. Verzekeraars zijn dan ook gehouden om over te gaan tot vergoeding van de schade.
4.4.
Verzekeraars en Dupi stellen zich op het standpunt dat het project niet is verzekerd onder de CAR-verzekering, omdat Oostwouder het aanbod van Dupi niet uitdrukkelijk heeft geaccepteerd om het project te verzekeren onder dezelfde voorwaarden als die van de doorlopende CAR-verzekering. Er is daarom geen sprake van wilsovereenstemming en dus ook niet van een overeenkomst. Daarnaast geldt dat het project in twee deelopdrachten is verlopen in plaats van in drie, zoals Oostwouder aanvankelijk vermeldde. Het gaat dus niet om verzekerd werk onder de polis vanwege de hoogte van de aanneemsommen van de twee deelopdrachten. Ten slotte is er geen sprake van dekking onder de polis vanwege de uitsluitingen die zijn opgenomen in de FOET-clausule. De silo’s stonden namelijk opgeslagen en de silo’s waren halffabricaten, aldus Verzekeraars en Dupi.
4.5.
De rechtbank zal achtereenvolgens de volgende vragen beantwoorden: is het project verzekerd? Is het werk verzekerd? Is er dekking onder de polis?
Is het project verzekerd?
4.6.
Partijen twisten over de vraag of het project is verzekerd onder de doorlopende CAR-verzekering die Oostwouder bij Verzekeraars en Dupi heeft afgesloten. Op grond van artikel 19.1 van de bijzondere voorwaarden heeft de verzekering betrekking op alle door of in opdracht van Oostwouder uit te voeren projecten mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. De in artikel 19.1 sub d genoemde voorwaarde is dat de geschatte eindwaarde van een project het betreffende maximum zoals op het polisblad bij Rubriek 1 vermeld, niet te boven gaat. Het maximum dat op het polisblad staat vermeld is € 5.000.000,00. Partijen zijn het er over eens dat het project in kwestie dit bedrag te boven gaat. Dit betekent dat het project niet (automatisch) is verzekerd onder de doorlopende CAR-verzekering.
In artikel 20 van de bijzondere voorwaarden is voor de projecten die niet vallen binnen de op het polisblad omschreven verzekerde projecten een regeling opgenomen om voor die projecten toch dekking te kunnen verkrijgen onder de CAR-verzekering. Bepaald is dat de verzekeringnemer de stukken van het project aan de verzekeraar dient te sturen uiterlijk 14 dagen voor de aanvang van de werkzaamheden van het project. Als de verzekeraar het aangemelde project niet, of niet op de normale poliscondities, wenst te verzekeren, deelt verzekeraar dit mede aan verzekeringnemer, en voor zover van toepassing, onder vermelding van de premie en de voorwaarden.
4.7.
Partijen hebben voorafgaand aan de start van het project gecommuniceerd over het verzekeren van het project onder de CAR-verzekering. In dat kader is het volgende van belang.
4.8.
Op 16 maart 2021 heeft Oostwouder per e-mail, via De Heij en via Van Kampen, Dupi bericht over het verzekeren van het project onder de CAR-verzekering. In de e-mail staat – voor zover van belang – het volgende:
(…)
Het betreft voor ons een deel van de totale tank scope en het gaat om 46 tanks met een aanneemsom van 23 miljoen euro.
Hoogst waarschijnlijk worden er drie opdrachten verstrekt:
TP-201 16 tanks waarde ca. € 9,6 miljoen
TP-203-1 16 tanks waarde ca. € 6,9 miljoen
TP-203-2 14 tanks waarde ca. € 6,5 miljoen
Deze drie opdrachten overstijgen de in de CAR polis afgesproken waarde van het werk.
Als dit project voor ons door gaat zouden wij graag een tijdelijke verhoging van de CAR polis willen.
Het lijkt ons dat de risico's voor verzekeraar niet hoger zijn dan vermeld in lopende polis, vanwege
- 250 k max dekking voor storm en brand blijft.
- Tanks zijn groot in diameter en daardoor veel stabieler dan gemiddeld.
- Produktie is volgens de transportcharges, risico verspreid in de tijd en locaties 't Zand bouwterrein, ’t Zand opslagterrein en Botlek.
- Transport wordt apart verzekerd.
- Project is green field en terminal is niet in bedrijf.
Volgens ons zou dit project tegen dezelfde premie verzekerd kunnen worden als op de omzetpolis.
(…)
4.9.
Ook is in de e-mail de volgende tabel meegestuurd van de transportcharges:
4.10.
Dupi heeft vervolgens om aanvullende informatie gevraagd. Zij schrijft:
“Ik lees dat er het totale project in 3 opdrachten gesplist wordt.
Worden deze 3 opdrachten separaat opgeleverd of alle 3 parallel/tegelijk?
Wat is het totale termijn en wat zijn de termijnen per opdracht (bouwtermijn, onderhoudstermijn en evt. testtermijn)?”
4.11.
Oostwouder heeft via De Heij en via Van Kampen het volgende geantwoord:
“De 3 deelorders worden separaat opgeleverd.
Het werk ziet er bij benadering als volgt uit:
De onderhoudstermijn is 6 maanden na de testtermijn.”
4.12.
Dupi heeft vervolgens het volgende geantwoord:
“Bedankt voor je bericht. Wij kunnen het project op basis van de hieronder genoemde deelopleveringen verzekeren tegen de geldende premie en condities van deze doorlopende polis.
Graag ontvangen wij hier een aanhangsel van waarin dit verwerkt is.”
4.13.
Vast staat dat het laatste bericht van Dupi Oostwouder heeft bereikt. Vast staat ook dat De Heij ook om een polisaanhangsel heeft gevraagd aan Van Kampen. Vanuit Van Kampen is niet meer gereageerd richting Dupi, en Van Kampen heeft geen aanhangsel opgemaakt.
4.14.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is of Oostwouder het project heeft aangemeld zoals bedoeld in artikel 20 van de bijzondere polisvoorwaarden. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en licht dit als volgt toe. Artikel 20 bepaalt dat het project moet worden aangemeld onder de CAR-verzekering. Dit is gebeurd door middel van de e-mail van 16 maart 2021 aan Dupi. Oostwouder geeft in die e-mail aan dat zij een project wenst te verzekeren dat niet automatisch onder de doorlopende CAR-verzekering valt. Zij geeft daarbij de benodigde informatie over het project, waaronder de aanneemsommen en de verschillende deelleveringen die plaats gaan vinden. Zij stelt voor om het project onder dezelfde voorwaarden te verzekeren als die van de CAR-verzekering. Deze e-mail moet dus worden gezien als een aanmelding van het project zoals bedoeld in artikel 20 van de bijzondere voorwaarden. De rechtbank verwerpt het standpunt van Verzekeraars en Dupi dat Oostwouder op dat moment geen verzekerbaar belang had bij het project omdat Oostwouder de opdracht voor het project op het moment van de e-mail van 16 maart 2021 nog niet had verkregen, en dat daarom de aanmelding niet voldoende zou zijn. Van belang is namelijk dat de verzekeringnemer een verzekerbaar belang heeft ten tijde van het ontstaan van de schade en niet wanneer de verzekering tot stand komt.
Artikel 20 van de bijzondere polisvoorwaarden geeft vervolgens, na een aanmelding van een project door de verzekeringnemer, de verzekeraar de mogelijkheid om het project wel of niet onder normale polisvoorwaarden dan wel onder andere voorwaarden te verzekeren. Dupi heeft, na het opvragen van aanvullende informatie, laten weten dat het project verzekerd kan worden onder dezelfde voorwaarden als die van de doorlopende CAR-verzekering. Dupi heeft dus niet de mededeling gedaan dat zij het project niet of niet onder de normale poliscondities wenst te verzekeren. Anders dan Verzekeraars en Dupi betogen gaat het hier niet om de situatie van het tot stand komen van een nieuwe verzekeringsovereenkomst waarbij de aspirant-verzekeringnemer een uitnodiging doet tot het doen van een aanbod door de verzekeraar, welk aanbod vervolgens nog door de aspirant-verzekeringnemer moet worden geaccepteerd. Oostwouder heeft het project aangemeld en Dupi heeft bevestigd dat het project verzekerd kan worden, onder de normale polisvoorwaarden, geheel volgens de procedure die artikel 20 van de bijzondere voorwaarden voorschrijft.
Ook is volgens artikel 20 niet vereist dat een polisaanhangsel wordt opgesteld na het aanmelden van het project, zoals door Verzekeraars en Dupi is betoogd. Hoewel het opstellen van een polisaanhangsel gebruikelijk is in de verzekeringswereld, betreft dit geen vereiste voor het tot stand komen van een verzekering. De totstandkoming van een verzekering is immers vormvrij.
De conclusie uit het vorenstaande is dat het project is verzekerd onder de CAR-verzekering.
Is het werk verzekerd?
4.15.
Verzekeraars en Dupi stellen zich op het standpunt dat het werk dat ter uitvoering van het project is verricht niet is verzekerd onder de CAR-verzekering, omdat het werk dat is verricht afwijkt van het project dat is aangemeld. Bij de aanmelding van het project heeft Oostwouder vermeld dat het project zou bestaan uit drie deelopdrachten van 9,6 miljoen (TP-201), 6,9 miljoen (TP-203.1) en 6,5 miljoen (TP-203.2). Uit de purchase order die Oostwouder heeft getekend blijkt echter dat het project bestond uit twee deelopdrachten van 9,6 miljoen (TP-201) en 14,3 miljoen (TP-203). Zodoende kan niet gesproken worden van verzekerd werk. Verzekeraars en Dupi hadden het project in deze vorm niet (onder dezelfde voorwaarden) geaccepteerd vanwege de veel hogere exposure van de tweede deelopdracht.
4.16.
Oostwouder heeft hiertegen het volgende ingebracht. Het project betrof de bouw van silo’s voor twee tankputten (TP-201 en TP-203). Daarom staan deze twee aanduidingen zo vermeld op de purchase order. Feitelijk zouden de silo’s in series van 8 (en dus niet allemaal tegelijk) worden gebouwd en opgeleverd. Oostwouder heeft de verschillende deelopleveringen (transportcharges) ook vermeld bij het aanmelden van het project. Feitelijk heeft de productie en de oplevering van de silo’s dus in (veel) meer dan in twee of drie delen plaatsgevonden. Hiermee is de exposure feitelijk altijd lager gebleven dan van de drie deelopdrachten die bij de aanmelding zijn vermeld.
4.17.
De rechtbank is van oordeel dat het door Oostwouder verrichte werk verzekerd is onder de CAR-verzekering en overweegt hiertoe het volgende. Bij de aanmelding van het project heeft Oostwouder vermeld dat het project hoogstwaarschijnlijk zou worden verstrekt in drie deelopdrachten. Daarbij heeft Oostwouder een tabel overgelegd met de tien geplande transportcharges betreffende de deelopleveringen. Dupi heeft vervolgens gevraagd of de drie opdrachten separaat of tegelijk worden opgeleverd. Daarop heeft Oostwouder geantwoord dat de opdrachten separaat worden opgeleverd. Voor Dupi was dus kennelijk van doorslaggevend belang hoe de silo’s feitelijk zouden worden opgeleverd, en het is ook begrijpelijk dat de exposure toeneemt als de silo’s in minder deelopdrachten zouden worden opgeleverd, omdat er dan immers meer silo’s tegelijk in aanbouw zijn. Voorstelbaar is, dat dan door bijvoorbeeld een storm meer silo’s tegelijk beschadigd kunnen raken met meer schade als gevolg.
Niet gesteld of gebleken is dat Oostwouder de silo’s feitelijk heeft gebouwd en opgeleverd volgens de twee deelopdrachten die op de purchase order staan vermeld. Integendeel, Oostwouder betoogt juist dat de silo’s feitelijk in dezelfde tien deelleveringen werden gebouwd en opgeleverd conform de transportcharges die Oostwouder bij de aanmelding van het project al vermeldde. Ook op de mondelinge behandeling heeft de heer Oostwouder desgevraagd uitdrukkelijk bevestigd dat de bouw en de opleveringen volgens de tien transportcharges verliepen, en dat is door Verzekeraars en Dupi niet betwist.
4.18.
Voormelde feitelijke gang van zaken, dat steeds per deeloplevering werd gewerkt, blijkt ook uit hetgeen Crawford schrijft in zijn voorbericht:
“In week 38 van 2022 is men op deze locatie begonnen met een deelproject van een in 2021
overeengekomen hoofdopdracht met een totale waarde van EUR 23.700.000,00. Het deelproject betrof het vervaardigen van acht vrijwel identieke opslagtanks voor een project in Rotterdam (Botlek) en heeft een waarde van EUR 2.000,000,00 exclusief btw. Het betreft verwarmde en geïsoleerde (zie foto 3) rvs tanks met een diameter van 6 meter, een hoogte van 27 meter en een inhoud van 750m3.”
Dit komt immers overeen met de tiende transportcharge, bestaand uit acht silo’s met een diameter van 6 meter en een inhoud van 750 m³.
4.19.
In dit kader is van belang hetgeen in artikel 21.3 van de bijzondere voorwaarden jo. artikel 17.15 van de algemene voorwaarden is geregeld:
“21.3 Indien oplevering plaatsvindt van delen van een project voor het einde van de verzekerde bouwtermijn, dan eindigt voor die delen op dat moment de bouwtermijn en gaat de onderhoudstermijn in, indien meeverzekerd.
Voor de opgeleverde delen geldt vanaf
dat moment tot het einde van de in artikel 21.1 en 21.2 omschreven dekkingstermijn de polisdekking die hierna onder Rubriek 3 is omschreven, tot een maximum van € 250.000 per gebeurtenis (premier risque) voor alle deelopleveringen tezamen.”

17: Definities
(…)
17.15
Oplevering
De juridische of feitelijke oplevering van een (deel) van een project, waarbij als moment van de oplevering geldt welke het eerste plaatsvond, de juridische of feitelijke oplevering.”
Hieruit volgt dat wanneer een deel van een project feitelijk wordt opgeleverd, de verzekerde bouwtermijn eindigt en de onderhoudstermijn start. Vanaf dan geldt voor de opgeleverde delen een maximum van € 250.000,00 per gebeurtenis voor alle deelopleveringen tezamen. Dit betekent dat met elke feitelijke levering die Oostwouder heeft gedaan, de exposure aanzienlijk is verminderd.
Dat op de purchase order twee deelopdrachten staan vermeld en niet de door Oostwouder verwachte drie deelopdrachten die Oostwouder bij de aanmelding van het project aangaf (“Hoogst waarschijnlijk worden er drie opdrachten verstrekt (…)” zie r.o. 4.8), is naar het oordeel van de rechtbank dus geen gegeven dat maakt dat het werk dat is verricht anders en daarom niet verzekerd zou zijn onder de CAR-verzekering. Van belang is, en dat is wat Dupi kennelijk zelf ook van doorslaggevend belang vond ten tijde van de aanmelding, hoe het werk feitelijk zou worden opgeleverd en daadwerkelijk opgeleverd werd. Vast is komen te staan dat de silo’s feitelijk volgens de tien transportcharges werden opgeleverd. Het werk dat is verricht komt dus overeen met het werk dat door Oostwouder is aangemeld. Het werk is dan ook verzekerd onder de CAR-verzekering.
Is er dekking onder de polis?
4.20.
De rechtbank komt vervolgens toe aan de vraag of er dekking bestaat onder de CAR-verzekering voor de schade die Oostwouder heeft geleden. Oostwouder doet een beroep op de dekking onder Rubriek 1 van de verzekering. Oostwouder stelt dat de CAR-verzekering dekking biedt voor alle bouwterreinen binnen de EER. Op grond van artikel 24 van de bijzondere voorwaarden dekt de verzekering gedurende de bouwtermijn de schade die de verzekerde lijdt door beschadiging of verlies van het project, ongeacht door welke oorzaak. De stormschade aan de silo’s is dus gedekt.
4.21.
Verzekeraars en Dupi doen een beroep op de twee uitsluitingen die zijn opgenomen in de FOET-clausule. Verzekeraars en Dupi stellen zich (1) op het standpunt dat de dekking niet langer van kracht was omdat de silo’s reeds stonden opgeslagen. De silo’s waren, op enkele kleine afwerkingswerkzaamheden na, gereed en dus niet meer in aanbouw. Daarnaast (2) stellen Verzekeraars en Dupi zich op het standpunt dat de silo’s halffabricaten waren en voeren zij aan dat op basis van de FOET-clausule de CAR-verzekering geen dekking biedt voor schade aan halffabricaten door storm.
4.22.
De rechtbank overweegt het navolgende. Op grond van artikel 24 van de bijzondere voorwaarden dekt de CAR-verzekering tijdens de bouwtermijn de schade die de verzekerde lijdt als gevolg van verlies en/of beschadiging van (een deel van) het project, ongeacht door welke oorzaak. In artikel 21.1 van de bijzondere voorwaarden is bepaald dat de dekking aanvangt zodra met de uitvoering van het project wordt gestart en dat de dekking, ten aanzien van de bouwtermijn, eindigt bij oplevering van het project.
In aanvulling op dit artikel hebben partijen de FOET-clausule opgenomen in het clausuleblad. De FOET-clausule bepaalt dat fabricage op eigen terrein van de verzekerde ook valt onder de verzekerde bouwtermijn. Volgens de FOET-clausule is de dekking van kracht tot het moment dat de betreffende objecten worden opgeslagen.
Daarnaast bepaalt de FOET-clausule dat de CAR-verzekering geen dekking biedt voor verlies en/of beschadiging van op eigen terrein in behandeling zijnde en/of opgeslagen materialen en/of halffabrikaten ten behoeve van het project door gevaren als genoemd in het artikel "Gevaren/gebeurtenissen" van de in de laatste versie van de Nederlandse Beursvoorwaarden voor Uitgebreide Gevarenverzekering. Storm is zo’n gevaar.
Verzekeraars en Dupi doen zowel een beroep op de uitsluiting, (1) dat de drie silo’s op het moment van het ontstaan van de schade waren opgeslagen, als op de uitsluiting (2) dat de drie silo’s halffabrikaten waren. Nu Verzekeraars en Dupi zich beroepen op uitsluitingen van de dekking, is het aan hen om te stellen en te bewijzen dat (één van) de uitsluiting(en) in het onderhavige geval van toepassing is/ zijn.
4.23.
De FOET-clausule is van toepassing in het onderhavige geval, omdat de beschadigde silo’s werden gebouwd op eigen terrein van Oostwouder, althans een terrein dat zij huurde. Dit is tussen partijen ook niet in geschil.
4.24.
Het beroep van Verzekeraars en Dupi op de uitsluitingsgrond (1), dat de drie silo’s op het moment van het ontstaan van de schade waren opgeslagen, wordt verworpen. De rechtbank overweegt het navolgende.
Verzekeraars en Dupi voeren aan dat uit het voorbericht van Crawford blijkt dat één van de drie silo’s voor wat betreft de constructie volledig gereed was en dat aan de andere twee silo’s slechts nog kleine werkzaamheden moesten worden verricht. De silo’s stonden geplaatst op blokken/bokken en met kettingen gekoppeld aan in totaal vier metalen frames met daarin ieder drie betonnen stelconplaten. Een dergelijke opstelling geeft geen blijk van het nog bouwen aan de silo’s, aldus Verzekeraars en Dupi. Daarnaast zouden kleine werkzaamheden zoals het afmonteren van de silo’s plaatsvinden na het transport van de silo’s.
Oostwouder heeft hier het volgende tegenin gebracht. Het terrein waarop de serie van acht silo’s, waaronder de drie beschadigde silo’s, werden gebouwd was aanvankelijk een opslagplaats maar is omgezet naar een bouwterrein omdat Oostwouder over te weinig bouwterreincapaciteit beschikte. Vanwege het risico op schade worden silo’s die gereed zijn verplaatst naar daarvoor speciaal ingerichte opslagterreinen. Silo’s die klaar zijn worden nooit op het bouwterrein zelf opgeslagen. De heer [persoon A] heeft op de mondelinge behandeling daarnaast nog verklaard dat silo’s seriematig worden gebouwd en afgewerkt. Op het moment dat een silo constructief gereed is, wordt deze aan de kant gezet. Die plaats aan de kant wordt de afwerkplaats genoemd en daar stonden tijdens de storm de drie silo’s die toen beschadigd zijn geraakt, maar er was ook ruimte voor de andere vijf van de acht silo’s die op dat terrein in aanbouw waren. Die zouden dus ook, als de constructiefase achter de rug was, één voor één naar de afwerkplaats worden verplaatst. De afwerking van de silo’s is een langduriger proces dan het constructief bouwen van de silo’s, want tijdens de constructiefase groeit een silo snel: een meter per dag. Aan alle drie op de afwerkplaats geplaatste silo’s moesten nog verschillende afwerkwerkzaamheden worden verricht, zoals het beitsen van de binnen- en buitenkant van de silo’s, het plaatsen van verwarmingselementen en het isoleren van de silo’s.
Op de mondelinge behandeling zijn Verzekeraars en Dupi niet nader ingegaan op vorenstaande punten die [persoon A] naar voren bracht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat Verzekeraars en Dupi in het licht van de gemotiveerde betwisting door [persoon A] hun stellingen dat de drie silo’s stonden opgeslagen op het bouwterrein, dat de fabricage van deze silo’s was beëindigd en dat deze silo’s (nagenoeg) klaar waren, onvoldoende gemotiveerd hebben gehandhaafd. Aan een bewijsopdracht wordt daarom niet toegekomen.
4.25.
Ten aanzien van uitsluitingsgrond (2) uit de FOET-clausule waar Verzekeraars en Dupi een beroep op doen, overweegt de rechtbank het volgende. Het betreft een beroep op een uitsluiting van dekking door (storm)schade aan halffabrikaten. Volgens Verzekeraars en Dupi is een halffabrikaat het product dat zich bevindt in de fase tussen losse onderdelen of grondstoffen enerzijds en een eindproduct anderzijds. Omdat de geproduceerde silo’s onderdeel zijn van de uiteindelijk te bouwen tankputten in de Botlek, zijn de silo’s te kwalificeren als halffabrikaten. Daarnaast waren de silo’s volgens Oostwouder nog niet volledig gereed, zodat dus ook om die reden nog niet kan worden gesproken van een eindproduct.
De rechtbank stelt voorop dat in de voorwaarden van de CAR-verzekering geen definitie is opgenomen van halffabrikaten. Bij de beantwoording van de vraag of er in het onderhavige geval sprake is van dekking onder de polis moeten de polisvoorwaarden worden uitgelegd. Niet gesteld of gebleken is dat partijen over de inhoud van de FOET-clausule hebben onderhandeld. In die situatie is de uitleg van een beding met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van de in voorkomend geval bij de polisvoorwaarden behorende toelichting (HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793 (Chubb/Dagenstaed)). Partijen hebben de FOET-clausule in het clausuleblad opgenomen om ook het bouwen van de silo’s op eigen terrein van Oostwouder onder de dekking van de CAR-verzekering te brengen. Indien de redenering van Verzekeraars en Dupi wordt gevolgd zouden de silo’s die worden gebouwd op eigen terrein van Oostwouder en die nog in aanbouw zijn, nooit onder de dekking van de CAR-verzekering vallen, tot het moment dat de silo’s volledig gereed zijn en dus een eindproduct zijn. De uitbreiding van de FOET-clausule voor eigen terrein zou daarmee van geen enkel voordeel voor Oostwouder zijn geweest. De uitleg die Verzekeraars en Dupi aan de FOET-clausule geven, rijmt dan ook niet met de CAR-verzekering in zijn geheel en de overige polisvoorwaarden en wordt daarom niet door de rechtbank gevolgd. Er is geen steekhoudende argumentatie aangevoerd waarom de silo’s in aanbouw moeten worden aangemerkt als halffabrikaten in de zin van de FOET-clausule. Het beroep op deze uitsluitingsgrond faalt eveneens.
4.26.
De rechtbank komt, gelet op het hiervoor overwogene, tot de conclusie dat de schade die is ontstaan door storm aan de silo’s van Oostwouder, gedekt is onder de CAR-verzekering en dus voor vergoeding in aanmerking komt. Op het polisblad is bepaald dat bij schade door storm Oostwouder recht heeft op een vergoeding van maximaal € 250.000,00 per silo. Daarnaast is bepaald dat er bij storm een eigen risico geldt van € 5.000,00 per gebeurtenis. Dit betekent dat Oostwouder recht heeft op een maximale uitkering van de schade van € 745.000,00.
Na melding van de schade heeft Crawford de beschadigde silo’s onderzocht. Door de storm zijn de drie silo’s omgevallen. Crawford schrijft in zijn voorbericht dat de silo’s vervormd en zwaar beschadigd zijn. Mogelijk zijn specifieke onderdelen zoals flenzen en mangaten na verwijdering herbruikbaar maar voor het overige dienen de silo’s als verloren gegaan te worden beschouwd. De kosten voor het opnieuw vervaardigen van de drie silo’s heeft Crawford in zijn voorbericht geraamd op een bedrag van € 900.000,00, exclusief btw. De kosten zijn beduidend hoger dan de oorspronkelijke waarde van het deelproject omdat de materiaalkosten en de kosten voor het isoleren van de silo’s sinds 2021 sterk zijn gestegen.
Crawford heeft na het schrijven van zijn voorbericht geen nader onderzoek naar de schade gedaan en heeft dan ook geen definitief rapport opgesteld. Verzekeraars en Dupi stellen zich thans op het standpunt dat op basis van het voorbericht van Crawford niet kan worden afgeleid wat de omvang van de schade is. Verzekeraars en Dupi hebben echter niet betwist dat de schade aan de silo’s hoger is dan de maximale vergoeding van € 745.000,00, zodat op basis van het voorbericht van Crawford wordt vastgesteld dat de schade aan de drie silo’s het bedrag van de maximale vergoeding te boven gaat.
4.27.
Vorenstaande betekent dat Verzekeraars gehouden zijn om tot die maximale vergoeding van de schade van Oostwouder over te gaan. Op verzoek van Oostwouder heeft Dupi opgave gedaan van de betrokken risicodragers. Daaruit blijkt het volgende. Baloise is risicodrager voor 27,5%, Axis voor 30%, Argenta voor 12,5%, Axeria voor 20% en Accredited voor 10%. De vorderingen van Oostwouder worden, met inachtneming van het eigen risico, toegewezen zoals hieronder is bepaald.
4.28.
Verzekeraars zijn in verzuim en tegen de ingangsdatum van de gevorderde wettelijke rente – 17 januari 2023 – is geen verweer gevoerd, zodat dat deel van de vordering wordt toegewezen.
De vordering op Dupi
4.29.
Oostwouder vordert, naast de vorderingen op Verzekeraars, dat voor recht wordt verklaard dat Dupi gehouden is de schade van Oostwouder te vergoeden indien Oostwouder het vonnis jegens Verzekeraars niet ten uitvoer kan leggen. Oostwouder legt daaraan ten grondslag dat ten eerste op de polis is vermeld dat het risico voor 100% bij Dupi is ondergebracht en dat de polis niet de onderliggende risicodragers vermeldt. Meer in het bijzonder vindt Oostwouder dat Dupi onvoldoende informatie heeft verschaft over de hoedanigheid van de risicodrager Argenta, en dat Dupi gelet op het bepaalde in artikel 3:70 BW daarom heeft in te staan voor de vergoeding die Argenta zou moeten uitkeren.
Dupi meent dat zij voldoende opgave van de risicodragers van de polis heeft gedaan. Dupi is zelf geen verzekeraar en kan niet worden gehouden tot vergoeding van de schade van Oostwouder.
4.30.
De rechtbank overweegt als volgt. In artikel 17.20 van de algemene voorwaarden is bepaald dat Dupi handelt als gevolmachtigd agent van de in de polis vermelde risicodragers. Op het polisblad staat echter vermeld dat Dupi voor 100% heeft getekend. Nergens in de polis worden de onderliggende risicodragers vermeld. Op grond van artikel 72 lid 5 Bgfo Wft stelt de gevolmachtigde agent de verzekernemer desgevraagd onverwijld in kennis van de naam van de verzekeraars en van de aandelen die de verzekeraars hebben geaccepteerd. Dupi is dus verplicht om informatie te verschaffen over de onderliggende risicodragers. Met Oostwouder is de rechtbank van oordeel dat Dupi onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over verzekeraar Argenta. Aanvankelijk heeft Dupi met Oostwouder gedeeld dat zij vermoedt dat de naam van de risicodrager Argenta “Argenta Syndicate 2121 ARG” is. Daarna is nog de informatie gedeeld dat het Syndicate wordt gemanaged door Argenta Syndicate Management Limited. Hiermee is echter onduidelijk gebleven of dit de juiste rechtspersoon is die kan worden aangesproken op grond van de polis. Als daarom blijkt dat Oostwouder haar vordering jegens Argenta op grond van onderhavig vonnis niet ten uitvoer kan leggen, is Dupi gehouden om dat deel van de vergoeding dat voor rekening van Argenta komt, aan Oostwouder te vergoeden. Bij de gevorderde verklaring voor recht betreffende de andere verzekeraars heeft Oostwouder geen belang gesteld. De vordering zal daarom alleen met betrekking tot Argenta worden toegewezen zoals hieronder is bepaald.
De vorderingen op Van Kampen en De Heij
4.31.
Oostwouder heeft haar subsidiaire vorderingen tegen Van Kampen en De Heij ingesteld onder de voorwaarde dat er geen dekking onder de CAR-verzekering bestaat. Uit vorenstaande blijkt dat Oostwouder wel degelijk recht heeft op vergoeding van zijn schade onder de CAR-verzekering. Aan de voorwaarde van de subsidiaire vorderingen wordt dan ook niet voldaan. De vorderingen hoeven daarom niet inhoudelijk te worden behandeld.
De proceskosten
4.32.
Verzekeraars en Dupi zullen als de in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Oostwouder worden begroot op:
- dagvaarding € 112,15
- griffierecht € 5.737,00
- salaris advocaat € 7.004,00 (2 punten × tarief € 3.502,00)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals hieronder vermeld)
Totaal € 13.031,15
4.33.
De vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad is op de wet gebaseerd en Verzekeraars en Dupi hebben er geen verweer tegen gevoerd. De vordering zal, voor zover dat wettelijk mogelijk is, worden toegewezen.
4.34.
Omdat de rechtbank niet aan de inhoudelijke behandeling van de vorderingen van Oostwouder op Van Kampen en De Heij is toegekomen, kan geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. De rechtbank compenseert daarom de kosten van Van Kampen en De Heij in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing in de hoofdzaak

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Baloise om aan Oostwouder te betalen een bedrag van € 204.875,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 17 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Axis om aan Oostwouder te betalen een bedrag van € 223.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 17 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Argenta om aan Oostwouder te betalen een bedrag van € 93.125,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 17 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Axeria om aan Oostwouder te betalen een bedrag van € 149.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 17 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt Accredited om aan Oostwouder te betalen een bedrag van € 74.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 17 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.6.
verklaart voor recht dat indien en voor zover de hiervoor onder 5.3 uitgesproken veroordeling jegens Argenta niet door Oostwouder ten uitvoer kan worden gelegd, Dupi hoofdelijk aansprakelijk is voor het deel van de schade van Oostwouder dat Argenta gehouden is te vergoeden, zijnde een bedrag van € 93.125,00,
5.7.
veroordeelt Verzekeraars en Dupi hoofdelijk in de proceskosten van Oostwouder van € 13.031,15, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als Verzekeraars en Dupi niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten Verzekeraars en Dupi € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.8.
compenseert de proceskosten van Van Kampen en De Heij in die zin dat zij hun eigen kosten dragen,
5.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.

6.De beoordeling in de vrijwaringszaak

6.1.
In het kader van de vorderingen van Oostwouder op Van Kampen en op De Heij heeft Van Kampen De Heij in vrijwaring gedagvaard. In de vrijwaringszaak stelt Van Kampen zich op het standpunt dat tussen Van Kampen en De Heij een rechtsverhouding bestaat op grond waarvan De Heij verplicht is de nadelige gevolgen van een veroordeling van Van Kampen in de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk te dragen. Nu in de hoofdzaak de vorderingen tegen Van Kampen (en ook tegen De Heij) worden afgewezen, behoeft de vrijwaringsprocedure geen verdere inhoudelijke behandeling. De reeds geplande mondelinge behandeling in de vrijwaringsprocedure op 5 december 2024 vindt dan ook geen doorgang. Doorhaling dan wel verwijzing van de zaak naar de parkeerrol ligt voor de hand. De rechtbank zal de vrijwaringszaak naar de rol verwijzen voor uitlating door Van Kampen en De Heij.

7.De beslissing in de vrijwaringszaak

7.1.
verwijst de zaak naar de rol van 11 december 2024 voor uitlating door Van Kampen en De Heij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024.
3304/638