Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
in de hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [naam],
1.Waar gaat de zaak over?
primairgeen sprake van voldoende spoedeisend belang bij Woonbron voor een voorlopige voorziening, had Woonbron een bodemprocedure over ontbinding van de huurovereenkomst moeten beginnen, heeft Woonbron haar stellingen niet aannemelijk gemaakt en moet de belangenafweging in het voordeel van [naam] uitvallen. Budget Solutions q.q. is
subsidiairvan mening dat de ontruimingstermijn op drie maanden moet worden gesteld en
meersubsidiair dat het verstekvonnis niet uitvoerbaar bij voorraad had moeten worden verklaard. De kantonrechter vernietigt het verstekvonnis voor wat betreft de ontruimingstermijn en laat het verstekvonnis voor het overige in stand. Dit wordt hierna uitgelegd.
2.De procedure
- het verstekvonnis in kort geding van de kantonrechter in deze rechtbank van 4 september 2024 met zaaknummer 11238000 VV EXPL 24-368 (‘het verstekvonnis’) en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de verzetdagvaarding van 14 oktober 2024;
- de e-mail van 18 november 2024 van Budget Solutions q.q., met bijlagen 1 en 2;
- de e-mail van 20 november 2024 van Woonbron, met bijlagen 21 tot en met 29;
- de mondelinge behandeling op 21 november 2024;
- de pleitnotities van mr. Glen-Boedhram;
- de spreekaantekeningen van mr. Harten.
3.De beoordeling
Indien huurder tekortschiet in een van deze gedragsaanwijzing bepaalde verplichtingen, of enige andere verplichting uit de huurovereenkomst of de wet, is huurder zonder nadere aankondiging of ingebrekestelling in verzuim en is verhuurster zonder meer gerechtigd de ontruiming van de woning en de ontbinding van de huurovereenkomst te bewerkstelligen.”. Op basis van deze bepaling staat het Woonbron, anders dan Budget Solutions q.q. meent, vrij om een kort geding tot ontruiming van de woning of om een bodemprocedure tot ontbinding van de huurovereenkomst te starten; die keuze is aan Woonbron voorbehouden en Woonbron koos voor de eerste optie.
Woonbron heeft (…) onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van een zodanig onhoudbare situatie, dat de mondelinge behandeling in de verzetprocedure op 21 november 2024 en de uitspraak in de verzetprocedure niet kunnen worden afgewacht.”). Dat de kantonrechter in dat vonnis verder heeft opgemerkt dat de “
meest recente overlastmeldingen die Woonbron in het geding heeft gebracht, (…) deels van geringe ernst en deels speculatief[zijn]
voor wat betreft wie verantwoordelijk moet worden gehouden voor de gemelde overlast”, moet worden bezien in het licht van de daarop volgende zin (“
In ieder geval rechtvaardigen die klachten niet het oordeel dat het belang van Woonbron om de woning al op 31 oktober 2024 te mogen ontruimen zwaarder weegt dan het belang van Budget Solutions q.q. om de uitkomst van de verzetprocedure af te wachten.”). Een en ander staat er dus niet aan in de weg dat de kantonrechter in deze zaak kan oordelen dat op basis van die overlastmeldingen – in samenhang bezien met alle andere overlastmeldingen in het dossier – aannemelijk is geworden dat de rechter in een bodemprocedure zal oordelen dat de huurovereenkomst moet worden ontbonden vanwege door [naam] veroorzaakte (geluids)overlast en dat vooruitlopend daarop de vordering tot ontruiming toewijsbaar is.