ECLI:NL:RBROT:2024:12178

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
C/10/686656 / JE RK 24-2106
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen door de kinderrechter in Rotterdam

In deze beschikking van de kinderrechter in Rotterdam, gedateerd 25 oktober 2024, is een ondertoezichtstelling uitgesproken voor de duur van een jaar voor de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend, omdat er ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie en de ontwikkeling van de kinderen. De ouders bagatelliseren de problematiek en de hulpverlening in het vrijwillig kader komt niet van de grond. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 oktober 2024, waarbij ook een tolk aanwezig was, zijn de zorgen over de kinderen besproken. [minderjarige 2] vertoont zelfbepalend en agressief gedrag, terwijl [minderjarige 1] worstelt met haar identiteit en emotionele problemen heeft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende in staat zijn om aan de opvoedbehoeften van hun kinderen te voldoen. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te stellen, terwijl het verzoek voor [minderjarige 3] is afgewezen, omdat er geen zorgen over haar ontwikkeling zijn. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/686656 / JE RK 24-2106
Datum uitspraak: 25 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2009 in [geboorteplaats 1], hierna te noemen: [minderjarige 1],
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2011 in [geboorteplaats 1], hierna te noemen: [minderjarige 2],
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum 3] 2022 in [geboorteplaats 2], hierna te noemen: [minderjarige 3].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1],
[naam 2],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 27 september 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 30 september 2024;
- de door de Raad nagestuurde reactie van de moeder van 1 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de vader;
- twee vertegenwoordigers van de Raad, [naam 3] en [naam 4];
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna te noemen: de GI), [naam 5].
1.3.
Aangezien de ouders de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de Arabische taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 6], tolk in de Arabische taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover (afzonderlijk) een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 3].
2.2.
[minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij de moeder.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van een jaar. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. Er zijn ernstige zorgen over de opvoedsituatie en de ontwikkeling van de kinderen. [minderjarige 2] vertoont zelfbepalend en agressief gedrag. Er zijn zorgen over haar psychische gesteldheid: zij snijdt zichzelf. Daarbij gaat zij al voor een langere periode niet naar school en zij is veelvuldig in aanraking gekomen met de politie. Er bestaan ook zorgen over [minderjarige 1]. Zij lijkt overprikkeld, trekt zich snel terug en is op zoek naar haar identiteit. In het verleden heeft haar problematiek geleid tot eetproblemen. [minderjarige 3] lijkt zich goed te ontwikkelen. Zij is meerdere malen getuige geweest van huiselijk geweld en zij is geconfronteerd met de problemen in de thuissituatie. [minderjarige 1] staat onder behandeling bij Youz. Verdere hulpverlening is niet van de grond gekomen, omdat het moeilijk is om in contact te komen met het gezin. Het is voor de komende periode van belang dat [minderjarige 2] psychodiagnostisch onderzocht wordt om te bepalen welke behandeling passend is voor haar. Daarnaast is systemische hulp nodig. Verder is het van belang dat er gekeken wordt naar de schoolgang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Een jeugdbeschermer kan de ouders ondersteunen.

5.Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt ter zitting het verzoek en licht het volgende toe. De reeds betrokken hulpverlening is ontoereikend gebleken en ouders zijn hier ambivalent in. Het is van belang dat de noodzakelijk geachte hulpverlening ingezet wordt.

6.Het standpunt van de moeder

Door de moeder wordt ter zitting het volgende naar voren gebracht. De moeder (h)erkent de zorgen over [minderjarige 2] en de gevolgen hiervan op het gezin. [minderjarige 2] heeft hulp nodig en het is belangrijk dat zij weer naar school gaat. De moeder doet al voor een langere periode haar best om dit te realiseren, maar dit is nog niet gelukt. Verschillende instanties hebben de hulp voor [minderjarige 2] geweigerd. De moeder is verbaasd dat er een ondertoezichtstelling wordt verzocht.

7.Het standpunt van de vader

Door de vader wordt ter zitting het volgende naar voren gebracht. Het gaat nu beter met [minderjarige 2]. Zij wil geen problemen meer veroorzaken. De problemen die er nog spelen kunnen worden opgelost door meer met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te praten en tijd met hen door te brengen. De vader kan dit doen. De ondertoezichtstelling veroorzaakt stress bij de kinderen.

8.De beoordeling

8.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
8.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] kennen een belast verleden waarin zij zijn opgegroeid in een asielzoekerscentrum. Zij kennen twee culturen waarbij er verschillende normen en waarden gelden en dit is verwarrend voor hen. Op dit moment zijn er grote zorgen over het gedrag en de persoonlijkheidsontwikkeling van [minderjarige 2]. Zij is snel boos en heeft zich verbaal en fysiek agressief geuit in de thuissituatie, op school en buiten op straat. [minderjarige 2] kan niet meer naar school, omdat de veiligheid van medeleerlingen in het geding komt als [minderjarige 2] op school is. [minderjarige 2] heeft nu geen zinvolle dagbesteding, zij is veelal thuis en loopt vast in haar ontwikkeling. Daarbij is zij in aanraking gekomen met politie en justitie. Ook zijn er zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige 1]. [minderjarige 1] is zoekende naar haar identiteit en zij raakt snel overprikkeld. [minderjarige 1] probeert controle te krijgen over haar emoties op een zorgelijke manier, waardoor zij hoge eisen aan zichzelf kan stellen. Hoewel duidelijk is dat de ouders het beste met hun kinderen voor hebben, zijn zij onvoldoende machtig gebleken aan te sluiten bij de (opvoed)behoeften van hun dochters.
8.3.
Het is de afgelopen periode niet gelukt de situatie te veranderen. Hoewel het positief is dat de moeder geprobeerd heeft om hulpverlening in te schakelen, is dit niet van de grond gekomen. Dit komt mede door de ambivalente houding van de ouders. Daarnaast lijken de ouders de problematiek die er bij [minderjarige 2] en [minderjarige 1] speelt te bagatelliseren. Ook ter zitting hebben zowel de ouders als [minderjarige 2] en [minderjarige 1] een heel positief beeld geschetst van de huidige situatie, dat niet overeenkomt met de zorgen en observaties van derden. Dat maakt dat de eerdergenoemde zorgen nog aanwezig zijn. Het is noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer betrokken raakt om de ouders te ondersteunen en de regie te voeren. De kinderrechter zal daarom [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.
8.4.
Het is voor de komende periode van belang dat er zicht komt op de opvoedsituatie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Daarnaast is het van belang dat hulpverlening wordt ingeschakeld om de zorgen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] af te nemen. Hoewel het op dit moment beter lijkt te gaan met [minderjarige 2], is het van belang dat er onderzoek wordt gedaan naar het gedrag van [minderjarige 2] en zij hierbij behandeling en therapie kan volgen. Daarnaast is het van belang dat [minderjarige 2] snel weer naar school kan gaan.
8.5.
[minderjarige 3] is nog heel jong. Zij ontwikkelt zich goed en er blijken geen zorgen uit het raadsonderzoek over haar ontwikkeling. De kinderrechter zal daarom het verzoek betreffende de ondertoezichtstelling van [minderjarige 3] afwijzen.

9.De beslissing

De kinderrechter:
9.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 25 oktober 2024 tot 25 oktober 2025;
9.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
9.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in aanwezigheid van M.Y.R. Veldkamp als griffier, en op schrift gesteld op 8 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.