ECLI:NL:RBROT:2024:12177

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
C/10/684388 / JE RK 24-1813
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van minderjarige met betrokkenheid van ouders en gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling (OTS) van een minderjarige, geboren in 2012. De zaak betreft de ouders van de minderjarige, waarbij de moeder het ouderlijk gezag heeft en de minderjarige bij haar woont. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om de OTS te verlengen voor de duur van een jaar, omdat er nog steeds geen contact is tussen de minderjarige en de vader, die de Turkse taal spreekt en onvoldoende Nederlands beheerst. Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de ouders en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig geweest. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en vastgesteld dat de ouders bereid zijn om mee te werken aan hulpverlening, maar dat de minderjarige angst ervaart voor de vader en geen contact met hem wil. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling geen verbetering heeft gebracht in de situatie en dat de ouders gemotiveerd zijn om in een vrijwillig kader aan hulpverlening te werken. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de OTS afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door de verzoeker en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/684388 / JE RK 24-1813
Datum uitspraak: 25 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats],
advocaat: mr. S. Suzen, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam 2],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats].

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van 30 september 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het bericht van mr. Suzen van 23 oktober 2024 met bijlage, binnengekomen bij de rechtbank op 23 oktober 2024.
1.2.
Op 25 oktober 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door [naam 3], waarnemend voor mr. Suzen;
  • de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 4].
1.3.
Aangezien de vader de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Turkse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met (
telefonische) bijstand van [naam 5], tolk in de Turkse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 30 september 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 8 november 2024. Een beslissing op het verzoek voor het overige is aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Hiervan is reeds één maand verleend. Thans dient nog te worden beslist over de periode tot 30 september 2025. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de GI

De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. Er is nog altijd geen contact tussen [minderjarige] en de vader. [minderjarige] geeft aan dat hij dit ook niet wil. [minderjarige] staat onder behandeling van een psycholoog bij de Hoop. De psycholoog heeft aangegeven dat er kan worden gekeken hoe contactherstel met de vader gerealiseerd kan worden, waarbij [minderjarige] de regie heeft. Hiertoe kan hulp worden verleend aan zowel de moeder als de vader om hen te begeleiden bij dit proces. Voor de komende periode is het van belang om de situatie te volgen, [minderjarige] te ondersteunen en contact te onderhouden met de psycholoog van [minderjarige].

5.Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder wordt ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek. Het is zorgelijk dat [minderjarige] geen contact wil met de vader. Het is belangrijk dat er omgang is tussen [minderjarige] en de vader. De moeder is hiertoe bereid mee te werken aan hulpverlening, maar dit kan in het vrijwillig kader. De moeder heeft zelf de Hoop benaderd. De ondertoezichtstelling is stressvol voor [minderjarige].

6.De mening van de vader

Door de vader wordt ter zitting ingestemd met het verzoek. [minderjarige] blokkeert in het contact met de vader. Er is nog verbetering mogelijk. De vader wil er alles aan doen om contact met [minderjarige] te realiseren en staat open voor hulpverlening.

7.De beoordeling

7.1.
De kinderrechter overweegt het volgende. Er is al geruime tijd geen contact tussen [minderjarige] en de vader. [minderjarige] ervaart angst richting de vader en wijst hem sterk af. De ondertoezichtstelling heeft daarin de afgelopen periode geen verbetering weten te bewerkstelligen. Dit komt mede doordat er geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar geweest.
7.2.
Het is positief dat de moeder ter zitting aangeeft dat zij het belangrijk vindt dat [minderjarige] contact heeft met de vader. De vader geeft aan dat hij graag contact met [minderjarige] wil. Hierbij kijkt hij vooral naar de toekomst en volgt hij het tempo van [minderjarige]. Bovendien zijn de ouders zijn gemotiveerd en bereid mee te werken aan hulpverlening. De moeder heeft hulp voor [minderjarige] ingeschakeld bij de Hoop. [minderjarige] is gemotiveerd en hij werkt hieraan mee. De kinderrechter vertrouwt erop dat de ouders in de toekomst ook blijven meewerken aan hulpverlening. Er zijn vanuit de GI ook geen signalen naar voren gekomen dat dit niet het geval is. Daarmee is de noodzaak voor de ondertoezichtstelling komen te vervallen. De kinderrechter wijst daarom het verzoek af.
7.3.
Het is van belang dat de vader en de moeder in het vrijwillig kader met de Hoop aan de slag gaan, zodat [minderjarige] een ontspannen houding ten opzichte van de vader krijgt en in de toekomst contactherstel kan plaatsvinden. Het tempo van [minderjarige] is leidend.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in aanwezigheid van M.Y.R. Veldkamp als griffier, en op schrift gesteld op 8 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.