ECLI:NL:RBROT:2024:12175

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
10-079127-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanranding in een massagesalon met bewezenverklaring van feitelijke aanranding van de eerbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte, werkzaam als masseur, werd beschuldigd van het ongewenst betasten van twee vrouwelijke klanten tijdens massages in een massagesalon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 februari 2023 en 25 november 2023 ontuchtige handelingen heeft verricht, waarbij hij de slachtoffers heeft gedwongen tot het dulden van deze handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen van partners en medewerkers van de salon. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 74 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 120 uur opgelegd en is de verdachte voor 3 jaar ontzet van het recht om het beroep van masseur uit te oefenen. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn grotendeels toegewezen, waarbij de rechtbank schadevergoeding heeft toegewezen aan beide slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat en de bijkomende straffen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-079127-24
Datum uitspraak: 4 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. R.L.I. Jansen, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.P. Mandos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
  • ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep van masseur voor de duur van drie jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. De verdachte ontkent dat hij de borsten van [slachtoffer 1] en de billen en vagina van [slachtoffer 2] heeft betast, laat staan met een seksuele intentie. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben aangifte gedaan, maar er is onvoldoende steunbewijs uit andere bron om tot een bewezenverklaring te komen.
4.1.2.
Beoordeling
Inleiding
Op 26 februari 2023 heeft [slachtoffer 1] met haar partner [naam 1] een bezoek gebracht aan [naam resort] in [plaatsnaam], waar zij een duomassage hadden geboekt. [slachtoffer 1] werd gemasseerd door de verdachte en [naam 1] door een collega van de verdachte, [naam 2].
Op 25 november 2023 heeft [slachtoffer 2] met haar moeder [naam 3] een bezoek gebracht aan [naam resort]. Ook zij hadden een duomassage geboekt. [slachtoffer 2] werd gemasseerd door de verdachte en haar moeder door een collega van de verdachte, [naam 4].
Ontuchtige handelingen - [slachtoffer 1]
Over de massagebehandeling verklaart [slachtoffer 1] als volgt. De verdachte ging met beide handen vanuit haar oksel over haar borsten en vanuit daar weer naar boven richting haar nek. [slachtoffer 1] vond dat vreemd, maar dacht dat het misschien per ongeluk gebeurde. Die beweging herhaalde de verdachte, waarbij hij opnieuw met beide handen over haar borsten bewoog. [slachtoffer 1] raakte nu geïrriteerd. Het kon een keer per ongeluk gebeuren, maar dit was opvallend. De derde keer gleed hij niet met zijn handen over haar borsten, maar kneep hij met beide handen tegelijk in haar tepels. [slachtoffer 1] verklaart dat ze “in haar gedachten even leeg was” en zich afvroeg wat er gebeurd was. [slachtoffer 1] deed haar ogen open en keek de verdachte aan. Ze haalde haar armen onder de handdoek vandaan en legde deze daar bovenop, zodat de handdoek strak over haar borsten kwam te liggen. Na afloop van de massage kwam ze gelijk rechtop zitten, in plaats van dat ze, zoals haar partner deed, nog even ontspannen bleef liggen. Ze wilde zo snel mogelijk weg.
[naam 2] verklaart dat het haar opviel dat [slachtoffer 1] na de massage heel stil was en direct wegliep.
Volgens [naam 1] was [slachtoffer 1] na afloop van de massage timide en teruggetrokken en begon ze te huilen. Later op de dag zijn zij en [slachtoffer 1] terug naar de receptie gelopen, waar [slachtoffer 1] haar verhaal heeft gedaan bij de receptioniste en een leidinggevende van de horeca. [naam 1] verklaart dat [slachtoffer 1] overstuur was. Ook getuige [getuige], toenmalig vestigingsmanager van [naam resort], verklaart dat ze van de receptioniste had begrepen dat [slachtoffer 1] erg van streek was.
Ontuchtige handelingen - [slachtoffer 2]
Over de massagebehandeling verklaart [slachtoffer 2] als volgt. Zij lag op haar buik. De verdachte ging met beide handen over haar billen en begon deze te masseren. Daarna legde hij de handdoek over haar benen en billen en masseerde haar rug. Vervolgens begon hij opnieuw haar billen te masseren, waarbij hij zijn handen onder de handdoek bracht. [slachtoffer 2] realiseerde zich dat dit niet normaal was, maar liet het over zich heen komen.
Als [slachtoffer 2] even later op haar rug ligt en de verdachte haar been masseert, wrijft hij met zijn vlakke hand over haar schaamlippen, van onder naar boven. Ze verklaart dat ze niets kon doen en zo graag wilde dat het voorbij was. Na afloop van de massage zei de verdachte dat ze nog even ontspannen kon blijven liggen, maar [slachtoffer 2] zei: “Nee!” en ging gelijk rechtop zitten. Ze was ontzettend geschrokken, was bang en voelde zich vies. De olie brandde op haar vagina. Ze kon alleen maar “huilen, huilen, huilen”.
[naam 4] verklaart dat het haar opviel dat [slachtoffer 2] gelijk na de behandeling rechtop zat. Zij en de verdachte laten aan het einde van de massage de behandeltafels zakken en leggen dan een handdoek over de klanten heen, maar [slachtoffer 2] zei dat ze gelijk omhoog wilde. Dat verbaasde [naam 4].
Na afloop van de massage heeft [slachtoffer 2] van haar ervaring melding gemaakt bij floormanager [naam 5]. [naam 5] verklaart dat [slachtoffer 2] tijdens het gesprek erg geëmotioneerd en in tranen was. [slachtoffer 2] vertelde haar dat ze wel iets had willen doen, maar dat zij verstijfd was.
Verklaringen betrouwbaar
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich de behandeling van [slachtoffer 1] niet herinnert, maar dat het onmogelijk is dat hij haar heeft aangeraakt op de wijze zoals door [slachtoffer 1] verklaard. Hij doet dat nooit op die manier. De verdachte heeft ter terechtzitting tevens verklaard dat hij de billen van [slachtoffer 2] niet heeft gemasseerd en dat hij haar vagina niet heeft betast. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] echter betrouwbaar. Hun verklaringen zijn specifiek en worden ondersteund door de verklaringen van (in het geval van [slachtoffer 1]) [naam 1], [naam 2] en [getuige] en (in het geval van [slachtoffer 2]) [naam 4] en [naam 5].
Dwang
Op grond van de genoemde verklaringen concludeert de rechtbank dat de verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De door de verdachte aangewende dwang is gelegen in het fysieke overwicht dat de verdachte had en zijn onverhoeds handelen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lagen naakt op de behandeltafel, terwijl de verdachte naast die behandeltafel stond. Beide vrouwen voelden zich overvallen door de plotselinge en onverwachte ontuchtige handelingen van de verdachte, waardoor van verzet geen sprake kon zijn. Er was geen sprake van vrijwilligheid of instemming aan de zijde van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], hetgeen ook blijkt uit het feit dat zij na de behandeling overstuur en in tranen waren. Uit de aard van de aanrakingen leidt de rechtbank af dat deze aanrakingen niet per ongeluk plaatsvonden, maar dat de verdachte in plaats daarvan met opzet heeft gehandeld.
Voldoende steunbewijs
De rechtbank verwerpt het standpunt van de verdediging dat er onvoldoende steunbewijs voorhanden is uit andere bron dan aangeefsters. De verklaringen van [naam 2] en [getuige] vormen steunbewijs uit andere bron dan [slachtoffer 1], en de verklaringen van [naam 4] en [naam 5] vormen steunbewijs uit andere bron dan [slachtoffer 2].
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op 26 februari 2023
te [plaatsnaam],
[slachtoffer 1] door een feitelijkheid, te weten door, terwijl die
[slachtoffer 1] door hem, verdachte, gemasseerd werd,
telkens onverhoeds de borsten te betastenen daarin te knijpen,
heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige
handelingen, te weten het meermalen betasten van en knijpen in de borsten;
2.
hij
op 25 november 2023
te [plaatsnaam],
[slachtoffer 2] door een feitelijkheid, te weten door, (terwijl die [slachtoffer 2]
op een massagetafel lag) haar ontblote billen te masseren en over haar vagina te wrijven, heeft gedwongen tot het dulden van
ontuchtige handelingen, te weten
- het meermalen masseren van de (ontblote)
bil
len, en
- het wrijven over de vagina van die [slachtoffer 2];
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen,
zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn
verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd

2.feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Bij beide vrouwen heeft de verdachte door zijn onverhoeds en grensoverschrijdend handelen het in hem gestelde vertrouwen als masseur ernstig beschaamd. De verdachte heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de vrouwen en heeft geen oog gehad voor de gevolgen die zijn gedrag zou kunnen hebben. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] heeft aangegeven nog altijd last te hebben van de psychische gevolgen van de aanranding.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 juni 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Gezien de ontkennende houding van de verdachte kan de reclassering geen verbanden leggen tussen eventuele criminogene factoren en het delictgedrag. De verdachte is getrouwd en woont samen met zijn partner. Hij heeft twee volwassen dochters uit een eerder huwelijk en met zijn familie heeft hij goed contact. Er lijkt geen sprake te zijn van seksuele problematiek. Ook heeft de verdachte geen psychische problemen, schulden of verslavingen. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Sinds de aangifte heeft de verdachte naar eigen zeggen niet meer gewerkt als masseur.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien het voorgaande en de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarbij acht de rechtbank voorts een taakstraf van de hierna te noemen duur passend en geboden.
Omdat de bewezenverklaarde feiten tijdens de uitoefening van zijn beroep als masseur zijn begaan, zal de rechtbank (hoewel op de hoogte van het feit dat de verdachte zijn werkzaamheden als masseur inmiddels heeft gestaakt en hij gepensioneerd is) daarnaast aan de verdachte als bijkomende straf een beroepsverbod opleggen om als masseur werkzaam te zijn. Deze bijkomende straf wordt, uit oogpunt van preventie en om mogelijke recidive te voorkomen, opgelegd voor een termijn van drie jaar.

8.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1] (ter zake van het onder 1 ten laste gelegde) en [benadeelde partij 2] (ter zake van het onder 2 ten laste gelegde).
8.1.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij vordert vergoeding van € 274,- aan materiële schade (€ 38,- aan reiskosten en € 236,- aan kosten voor de sauna en de massage voor [benadeelde partij 1] en haar partner) en € 226,- aan immateriële schade, het totaalbedrag van € 500,- te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij verzoekt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [benadeelde partij 1], en subsidiair tot toewijzing van een bedrag van € 156,- aan materiële schade (€ 38,- aan reiskosten en alleen de eigen saunakosten van € 118,-).
8.1.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Alleen de schade die de benadeelde partij zelf heeft geleden (en dus niet de schade van haar partner) kan voor vergoeding in aanmerking komen. Dat betekent dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van € 156,- (€ 118,- aan sauna- en massagekosten en € 38,- aan reiskosten). Voor het overige zal de benadeelde partij in haar vordering tot vergoeding van materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. [benadeelde partij 1] heeft een tijd niet volledig kunnen werken en kampt als gevolg van de aanranding met paniekaanvallen. De verdediging heeft de hoogte van de vordering van € 226,- niet betwist, zodat deze zal worden toegewezen.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag van € 382,- wordt vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 26 februari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij vordert vergoeding van € 15.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en verzoekt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 1000,- en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering voor het overige.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [benadeelde partij 2], en subsidiair tot toewijzing van de vordering tot € 500,-.
8.2.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. [benadeelde partij 2] kampt met PTSS en is onder behandeling bij Psytrec. [benadeelde partij 2] heeft haar vordering echter niet met stukken onderbouwd. De rechtbank stelt de immateriële schade van [benadeelde partij 2] om die reden naar billijkheid vast op € 1000,-. Tot dit bedrag zal de vordering worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 25 november 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van schadevergoeding een bedrag betalen van € 382,-, en aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van schadevergoeding een bedrag van € 1000,-, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en met de kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De rechtbank acht oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht in beide gevallen passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 28, 31, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 90 (negentig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
74 (vierenzeventig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
bepaalt dat de verdachte voor de duur van
3 (drie) jaren wordt ontzet van het recht het beroep van masseur uit te oefenen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]te betalen een bedrag van
€ 382,- (zegge: driehonderdtweeëntachtig euro), bestaande uit € 156,- aan materiële schade en € 226,- aan immateriële schade, het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 382,-(hoofdsom,
zegge: driehonderdtweeëntachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2023 tot aan de dag van algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 382,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
7 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]te betalen een bedrag van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro), bestaande uit
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] meer gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 1.000,-(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 november 2023 tot aan de dag van algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Joele, voorzitter,
en
mrs. R.P. Boonen
L. den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van
mr. N.S.S. Obispo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 26 februari 2023
te [plaatsnaam],
[slachtoffer 1] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met
geweld of een andere feitelijkheid, te weten door (telkens) onverhoeds, terwijl die
[slachtoffer 1] door hem, verdachte, gemasseerd werd,
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten het meermalen, althans eenmaal betasten van en/of strelen
over en/of knijpen in de borst(en);
2.
hij
op of omstreeks 25 november 2023
te [plaatsnaam],
[slachtoffer 2] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld
of een andere feitelijkheid, te weten door (telkens) onverhoeds, (terwijl die [slachtoffer 2]
op een massagetafel lag) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van
een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het meermalen, althans eenmaal masseren van, en/of strelen over de (ontblote)
bil(en), althans het brengen van zijn, verdachtes, hand(en) onder de handdoek en
het (vervolgens) houden van zijn, verdachtes handen op de bil(en) van die [slachtoffer 2]
en/of
- het wrijven over de vagina van die [slachtoffer 2];