ECLI:NL:RBROT:2024:12152

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
C/10/675822 / JE RK 24-614
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 oktober 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (GI) verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de ouder met gezag, te weten de vader, te verlengen. De ouders van [voornaam minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar [voornaam minderjarige] woont sinds april 2023 volledig bij haar vader. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de beschikking van 2 mei 2024 meegenomen, waarin de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] werd verlengd tot 16 mei 2025, en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 16 november 2024. De GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van negen maanden te verlengen, omdat de veiligheid van [voornaam minderjarige] in de thuissituatie van de moeder niet gewaarborgd kan worden. Tijdens de mondelinge behandeling hebben zowel de moeder als de vader ingestemd met het verzoek van de GI. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De machtiging is verlengd tot 16 februari 2025, met aandacht voor het contact tussen [voornaam minderjarige] en haar moeder, en tussen [voornaam minderjarige] en haar halfbroer.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/675822 / JE RK 24-614
Datum uitspraak: 14 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. H.E.J.M. van Poppel, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. A.J.C. van Bemmel, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 2 mei 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de briefrapportage van de GI van 1 oktober 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • de brief van mr. A.J.C. van Bemmel van 9 oktober 2024;
  • het e-mailbericht met bijlage van de vader van 11 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door mr. S. Visser, waarnemend voor mr. A.J.C. van Bemmel;
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [persoon A] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige] heeft hierover een brief gestuurd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
2.
De feiten
2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] woont bij haar vader.
2.3.
Bij beschikking van 2 mei 2024 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 16 mei 2025. Bij deze beschikking heeft de kinderrechter tevens de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de ouder met gezag, te weten bij de vader, verlengd tot 16 november 2024. De beslissing op het overig verzochte is aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de ouder met gezag te verlengen voor de duur van negen maanden. Er resteert een beslissing op een periode van drie maanden.
3.2.
De GI handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. [voornaam minderjarige] verblijft sinds april 2023 volledig bij de vader. Op 26 september 2024 is uitspraak gedaan in de strafzaak van de halfbroer van [voornaam minderjarige] . Hij is schuldig bevonden en ontkent het misbruik nog steeds. De GI is hierdoor van mening dat er geen veiligheidsafspraken kunnen worden gemaakt. De veiligheid van [voornaam minderjarige] kan in de thuissituatie niet worden gewaarborgd. De GI is daarom van mening dat [voornaam minderjarige] bij de vader zal opgroeien. Op 1 oktober 2024 heeft een overleg plaatsgevonden, waarna is besloten dat er begeleide contactmomenten moeten plaatsvinden die het mogelijk maken dat [voornaam minderjarige] en haar halfbroer elkaar zien. [voornaam minderjarige] heeft behoefte aan contact met haar halfbroer en geeft vaak aan hem te missen. [voornaam minderjarige] is recent geïnformeerd over de visie van de GI over haar toekomstperspectief. [voornaam minderjarige] reageerde hier, hoewel verdrietig, rustig op. De GI zal op korte termijn een verzoek indienen ten aanzien van een wijziging van de zorgregeling en de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] .

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek van de GI. De moeder is van mening dat zij van de GI weinig ruimte heeft gekregen om de veroordeling van de halfbroer van [voornaam minderjarige] te laten bezinken, voordat de visie over het perspectief van [voornaam minderjarige] met haar gedeeld werd. Het is belangrijk dat de GI aandacht blijft houden voor het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] .
4.2.
Door en namens de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek van de GI.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [voornaam minderjarige] sinds april 2023 volledig bij de vader verblijft, nadat er zorgen zijn geuit over seksueel misbruik vanuit haar halfbroer in de thuissituatie. De strafzaak van de halfbroer van [voornaam minderjarige] heeft inmiddels plaatsgevonden en hij is strafrechtelijk veroordeeld. De veiligheid van [voornaam minderjarige] in de thuissituatie van de moeder kan onvoldoende gewaarborgd worden. Een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder is hierdoor niet aan de orde. Er is ter zitting geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI.
5.2.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de ouder met gezag, te weten bij de vader, verlengen tot 16 februari 2025. De kinderrechter overweegt hierbij dat het van belang is dat er aandacht blijft bestaan voor het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] en tussen [voornaam minderjarige] en haar halfbroer en dat dit contact op een passende en veilige wijze wordt vormgegeven.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de ouder met gezag, te weten bij de vader, tot 16 februari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2024 door mr. C.N. Melkert, kinderrechter, in aanwezigheid van L.M. Buurman als griffier, en op schrift gesteld op 22 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.