ECLI:NL:RBROT:2024:1214

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
10/107798-22, 10/261302-22, 10/337061-22 en 10/082689-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Vrijspraak van diefstal met geweld in vereniging en veroordeling voor medeplegen van mishandeling, bedreiging, belediging en voorhanden hebben van illegaal vuurwerk.

Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, bedreiging, belediging en het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van diefstal met geweld in vereniging, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte goederen van de aangever had weggenomen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever inconsistent waren en dat de verdachte niet de intentie had om de goederen te stelen. De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mishandeling en bedreiging van een slachtoffer op 24 oktober 2021, evenals aan het beledigen van politieambtenaren en het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk op respectievelijk 7 september 2022 en 14 december 2022. De rechtbank heeft rekening gehouden met een ernstig vormverzuim, omdat de verdachte niet was gewezen op zijn recht op consultatie- en verhoorbijstand door een advocaat. Dit vormverzuim heeft geleid tot de beslissing om voor het bewezen verklaarde feit geen straf op te leggen. De rechtbank heeft de verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf van 120 uur opgelegd, waarvan 80 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 5.770,- toegewezen kreeg, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het volgen van onderwijs en het meewerken aan hulpverlening.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/107798-22, 10/261302-22, 10/337061-22 en 10/082689-23 (gev. t.t.z.)
Datum uitspraak: 8 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. N. Roos, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 25 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Verbeterde lezing tenlastelegging – parketnummer 10/082689-23:

De raadsvrouw van de verdachte heeft ten aanzien van het onder parketnummer 10/082689-23 ten laste gelegde feit vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat in de tenlastelegging de pleegdatum 24 februari 2023 staat, terwijl zich ten aanzien van de verdachte in het dossier enkel stukken bevinden die zien op een mogelijke gekwalificeerde belediging gepleegd op 24 maart 2023.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de in de tenlastelegging opgenomen pleegdatum kan worden beschouwd als een kennelijke verschrijving en de tenlastelegging verbeterd kan worden gelezen.
Het ligt op de weg van de rechter om in de tekst van een tenlastelegging voorkomende misslagen te verbeteren, indien de verdachte daardoor in zijn verdediging niet wordt geschaad. Zo'n verbetering is niet een wijziging van de tenlastelegging in de zin van artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), maar een vaststelling van de juiste inhoud van de tenlastelegging waarvoor geen medewerking van het openbaar ministerie of van de verdachte is vereist.
De pleegdatum is een kernbestanddeel van de tenlastelegging en is essentieel met het oog op de informatiefunctie van de dagvaarding. Ondanks de vergissing inzake de pleegdatum heeft de tenlastelegging in de onderliggende zaak aan die informatiefunctie voldaan. Uit de verklaring die de verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, leidt de rechtbank af dat de verdachte wist waarvan hij werd beschuldigd en tegen welke verdenking hij zich moest verdedigen. Op de terechtzitting is niet gebleken dat er bij de verdachte enige onduidelijkheid bestond.
Uit de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden volgt dat de verdachte door een wijziging in de bewezenverklaring van de pleegdatum niet in zijn verdediging wordt geschaad. Dit brengt mee dat de rechtbank tot de conclusie komt dat sprake is van een kennelijke verschrijving en dat zij deze verschrijving in de tenlastelegging verbeterd kan lezen. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging.

4.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J.A. de Bruijn heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/107798-22, 10/261302-22, 10/337061-22 en 10/082689-23 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 45 dagen, met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de jeugdreclassering) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 10/107798-22 onder 2 en 3 ten laste gelegde, het onder parketnummer 10/261302-22 en het onder parketnummer 10/337061-22 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2.
Vrijspraak – parketnummer 10/107798-22 feit 1
5.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De aangever heeft meermalen verklaard dat er goederen zijn weggenomen. Ook is op een filmpje te zien dat hij € 20,- moet afgeven aan iemand. Daarnaast heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij het geld uit het tasje van de aangever heeft gehaald. Verder verklaren de verdachte en de medeverdachte onduidelijk. Gelet hierop kan worden bewezen dat de verdachte samen met de medeverdachte meerdere spullen en € 250,- heeft afgepakt van de aangever.
5.2.2.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt dat de medeverdachte ruzie had met de aangever op TikTok. Medeverdachte [medeverdachte01] heeft het plan bedacht om de aangever onder valse voorwendselen te lokken naar Rotterdam met de bedoeling om hem daar aan te spreken en sorry te laten zeggen. De aangever dacht dat hij op 24 oktober 2021 met een meisje in Rotterdam zou afspreken, maar is toen in een kelder van een gebouw opgewacht door de verdachte en de medeverdachte. Hij is daar vervolgens door hen mishandeld en bedreigd. Volgens de aangever zijn er ook goederen van hem gestolen, waaronder een powerbank, oplader en een geldbedrag van € 250,-.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat er door de verdachte en de medeverdachte goederen van de aangever zijn weggenomen. De aangever heeft wisselend verklaard over wie welke goederen heeft weggenomen en de wijze waarop dit is gegaan. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte01] ontkennen goederen van de aangever te hebben gestolen. De verdachte heeft weliswaar de tas van de aangever afgepakt en €20,- daaruit gehaald, maar heeft verklaard dat hij daarbij niet de intentie had om het geld (noch andere goederen) te houden. De verdachte verklaart dat hij het geld en de tas heeft teruggegeven aan de aangever. De door de aangever overgelegde foto’s van een video waarin (volgens de aangever) een briefje van € 20,- wordt overgegeven, sluiten dat niet uit. De aangever heeft bevestigd dat hij nog € 20,- had toen de verdachten weg waren. Medeverdachte [medeverdachte01] heeft verklaard dat hij de tas van de aangever weliswaar heeft vastgehad om te kijken wat er in zat, maar ook heeft hij verklaard dat alles aan de aangever terug is gegeven. Bij de verdachte en de medeverdachte zijn geen goederen van aangever aangetroffen. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat er onvoldoende ondersteunend bewijs is voor de in de aangifte vermelde en in de tenlastelegging opgenomen wegnemingshandelingen.
5.2.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/107798-22 onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/082689-23 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/107798-22 onder 2 en 3, 10/261302-22 en 10/337061-22 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
parketnummer 10/107798-22:
2.
hij op 24 oktober 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander
[slachtoffer01] heeft mishandeld door
- meerdere keren tegen het gezicht, althans het lichaam, te slaan en te
stompen en
- meerdere keren tegen het gezicht, althans het lichaam te
trappen.
3.
hij op 24 oktober 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
[slachtoffer01] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, ,
door
- tegen die [slachtoffer01] te zeggen: 'ik ga je vermoorden'.
parketnummer 10/261302-22:
hij op 7 september 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander
[slachtoffer02] en [slachtoffer03] heeft mishandeld door
die [slachtoffer02]
- aan de haren te trekken en- meermalen, tegen de armen en de schouder, te slaan en
- tegen de rug en de heup, te
trappen en- te duwen
en die [slachtoffer03]
- meermalen, tegen de armen, te slaan en
- tegen de benen, te trappen
en- te duwen.
parketnummer 10/337061-22:
hij, op 14 december 2022 te Rotterdam,
opzettelijk,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis,
professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
twee stuks knalvuurwerk, type cobra 6,
voorhanden heeft gehad.
parketnummer 10/082689-23:
hij op 24
maart2023 te Rotterdam,
opzettelijk
ambtenaren, te weten [naam01] en [naam02] , hoofdagenten Politie
Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun
bediening,
in hun tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hen de woorden toe te voegen: "Kankerdomme homo's", althans woorden van
gelijke beledigende aard en strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10/107798-22:
2. medeplegen van mishandeling

3.medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

parketnummer 10/261302-22:
medeplegen van mishandeling, meermalen gepleegd
parketnummer 10/337061-22:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan
parketnummer 10/082689-23:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zestien- en zeventienjarige leeftijd in ruim anderhalf jaar tijd schuldig gemaakt aan een reeks feiten. Ten eerste heeft de verdachte op 24 oktober 2021 samen met een medeverdachte een ander jong slachtoffer mishandeld en bedreigd. Het slachtoffer dacht dat hij een afspraak met een meisje had, maar hij werd opgewacht en belaagd door de twee verdachten, waarbij de gebeurtenissen door de medeverdachte zijn gefilmd. Het slachtoffer heeft het gevoel (gehad) dat de verdachten hem daadwerkelijk iets wilden aandoen en heeft zich heel vernederd gevoeld. Zoals door de raadsvrouw van het slachtoffer ter zitting in de slachtofferverklaring tot uiting is gebracht, heeft het feit veel impact gehad op het slachtoffer, zowel in fysiek als in emotioneel opzicht. De videobeelden zijn na afloop door een onbekend gebleven persoon op social media geplaatst. De aangever kampt nog steeds met de gevolgen van dit alles.
Daarnaast heeft de verdachte op 7 september 2022 samen met een medeverdachte twee slachtoffers op school mishandeld. Hierbij zijn de slachtoffers meerdere keren aan hun haren getrokken, geslagen en getrapt. De verdachte heeft door zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en hen pijn en letsel bezorgd. Hiermee heeft de verdachte gevoelens van angst en onveiligheid bij hen teweeggebracht. Juist een school dient ook een veilige plek en gemeenschap te zijn voor leerlingen en docenten.
Vervolgens heeft de verdachte, terwijl hij in twee schorsingen liep, op 14 december 2022 twee cobra’s voorhanden gehad. De verdachte heeft zich dus schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk. Hiermee heeft hij zichzelf en personen in de directe omgeving van het vuurwerk in gevaar gebracht.
Tot slot heeft de verdachte zich op 24 maart 2023 schuldig gemaakt aan het beledigen van twee politieambtenaren in functie. Met de belediging heeft de verdachte de politieambtenaren in hun goede naam en eer aangetast.
De rechtbank neemt de verdachte deze ernstige feiten zeer kwalijk.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
9 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages en verklaring van de deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft op 16 januari 2024 over de verdachte gerapporteerd dat hij het afgelopen jaar positieve stappen heeft gezet. Hij is sinds maart 2023 niet meer in contact geweest met de politie. Ook is de hulpverlening bij Jeugdprofs positief afgerond. De verdachte heeft nu tijd en ruimte nodig om het geleerde in de praktijk toe te passen en zich eigen te maken. Indien blijkt dat de verdachte meer nodig heeft, zou een ander hulpverleningstraject kunnen worden ingezet. De Raad adviseert daarom om de jeugdreclassering nog langer betrokken te laten blijven. Het is van belang dat de verdachte nog een steunpilaar heeft en hierop kan terugvallen. Daarnaast kan de jeugdreclassering specialistische hulp inzetten ten aanzien van wat de verdachte heeft meegemaakt. Zij kunnen ook toezicht houden op de continuering van de positieve ontwikkeling. Omdat de jeugdreclassering al sinds oktober 2022 bij de verdachte is betrokken, adviseert de Raad om de jeugdreclasseringsmaatregel voor maximaal een jaar op te leggen.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke werkstraf, met aftrek van het voorarrest, en met als bijzondere voorwaarden dat hij blijft deelnemen aan onderwijs en stage, een positieve vrijetijdbesteding behoudt, inzicht geeft in zijn sociale netwerk en meewerkt aan hulpverlening of behandeling en eventueel diagnostiek, indien de jeugdreclassering dit nodig acht.
De jeugdreclasseringheeft op 18 januari 2024 in een rapport over de verdachte geschreven dat het goed met hem gaat. De verdachte volgt een opleiding in de richting horeca en heeft een stage. Ook heeft hij een bijbaan in de horeca en werkt hij daar veel. De verdachte is van mening dat hij niet nog eens de fout in zal gaan. Hij gaat niet meer met zijn oude vrienden om en denkt beter na over wat hij gaat doen. De verdachte begrijpt dat de jeugdreclassering het handig vindt om een persoonlijkheidsonderzoek af te nemen, maar hij vindt dit zelf niet nodig.
De jeugdreclassering adviseert een werkstraf en een deels voorwaardelijke jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest, en met de bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt met de begeleiding van de jeugdreclassering, onderwijs volgt, een zinvolle dagbesteding heeft en meewerkt aan behandeling vanuit de Waag en indien nodig een persoonlijkheidsonderzoek uit te voeren en daarnaast een contactverbod met de slachtoffers en medeverdachten.
Aanvullend heeft de
jeugdreclasseerderop de terechtzitting verklaard dat het belangrijk is dat de verdachte zal meewerken aan behandeling om zijn emoties beter te leren reguleren. De jeugdreclassering zal het behandeltraject samen met de verdachte bespreken en van de behandelaar laten afhangen of een persoonlijkheidsonderzoek nodig is.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapporten en wat op de terechtzitting naar voren is gebracht.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Parketnummer 10/337061-22 - vormverzuim:
De raadsvrouw heeft bepleit dat er sprake is van een ernstig vormverzuim, omdat de verdachte bij zijn aanhouding op 14 december 2022 niet is gewezen op zijn verplichte consultatie- en rechtsbijstand en deze bijstand niet aan hem is verleend. De raadsvrouw is van mening dat dit vormverzuim in straf verminderende zin moet worden meegewogen bij de strafoplegging.
Aangehouden minderjarige verdachten kunnen op grond van artikel 489 Sv geen afstand doen van de consultatie- en verhoorbijstand door een advocaat. De verdachte is dus voorafgaand aan zijn verhoor op 15 december 2022 ten onrechte niet gewezen op zijn recht op consultatie van een advocaat en zijn recht op verhoorbijstand. Dit betekent dat er sprake is van een ernstig vormverzuim.
De rechtbank is van oordeel dat dit vormverzuim er toe leidt dat de verklaring van de verdachte bij de politie van het bewijs moet worden uitgesloten. Aangezien de verdachte zijn bekennende verklaring op de terechtzitting in het bijzijn van zijn advocaat heeft herhaald, is de rechtbank – zoals eerder overwogen – van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Gelet op de ernst van het vormverzuim, zal de rechtbank hiermee wel rekening houden bij de strafoplegging en voor dit bewezen verklaarde feit geen straf of maatregel opleggen.
Parketnummers 10/107798-22, 10/261302-22 en 10/082689-23:
Bij de bepaling van de strafmodaliteit en de duur van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de door het LOVS (Landelijk overleg vakinhoud strafrecht) geformuleerde oriëntatiepunten. De verdachte is een first offender betreffende de bewezen verklaarde feiten onder de hierboven genoemde parketnummers. Bij first offenders worden voor dit soort feiten werkstraffen geadviseerd. Anders dan door de officier van justitie is geëist, zal de rechtbank daarom afzien van het opleggen van een deels voorwaardelijke jeugddetentie. In plaats daarvan wordt een taakstraf in de vorm van een werkstraf van de hierna te noemen duur opgelegd. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van minder feiten dan waarvoor door de officier van justitie tot bewezenverklaring is geconcludeerd en dat maakt dat zij tot een lagere strafoplegging komt. Ook vindt de rechtbank een minder zware straf beter passen bij de positieve ontwikkeling van de verdachte. Daarnaast houdt zij rekening met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) met vier maanden in de zaak met parketnummer 10/107798-22 en het lange tijdsverloop in de zaak met parketnummer 10/261302-22.
Uit de rapportages van de deskundigen en wat ter zitting is besproken, is gebleken dat de verdachte zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis positief heeft ontwikkeld. De verdachte heeft zich geruime tijd goed aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. Onlangs heeft hij de hulpverlening bij Jeugdprofs positief afgerond. Ook is de verdachte sinds het meest recente feit uit maart 2023 niet opnieuw in aanraking gekomen met politie en justitie. De rechtbank zal met deze omstandigheden in het voordeel van de verdachte rekening houden. Ook kan de rechtbank zich vinden in het advies van de jeugdreclassering, waaruit noodzaak van begeleiding naar voren komt. De rechtbank zal daarom een deel van de werkstraf voorwaardelijk opleggen, zodat zicht kan worden gehouden of de positieve ontwikkeling door de verdachte wordt vastgehouden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Aangezien de verdachte zich al lange tijd goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, acht de rechtbank een proeftijd van een jaar voldoende.
Dit alles maakt dat de rechtbank de verdachte een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, zal opleggen van 120 uur (met aftrek), waarvan 80 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van een jaar.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Ter zake van de onder parketnummer 10/107798-22 ten laste gelegde feiten heeft [benadeelde partij01] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd, bijgestaan door mr. N.M.E. Verpaalen. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 19.549,98 aan materiële schade en een bedrag van € 7.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de materiële schade, met uitzondering van de kostenpost ‘studievertraging’, kan worden toegewezen. Er bestaat een onvoldoende causaal verband tussen de kostenpost ‘studievertraging’ en het bewezen verklaarde feit. Daarnaast verzoekt de officier van justitie om voor de immateriële schade hetzelfde bedrag van € 5.000,- toe te wijzen, zoals dat ook bij de medeverdachte is gedaan. De officier van justitie verzoekt het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het overige gevorderde bedrag dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw bepleit dat er geen nieuwe feiten en omstandigheden aanwezig zijn op grond waarvan een hoger bedrag aan immateriële schade moet worden toegewezen dan bij de medeverdachte. Gelet op de bepleite vrijspraak van de diefstal, zouden de bedragen voor de IPhone oplader en het weggenomen geld niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Ook bepleit de raadsvrouw dat er geen causaal verband is tussen de kostenpost ‘studievertraging’ en onderzoek hiernaar is een onevenredige belasting van het strafproces.
9.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10/107798-22 onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
De benadeelde partij zal voor het deel van de vordering dat betrekking heeft op de IPhone oplader en het contante geld van € 250,- niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op het eigen risico van 2023 en 2024 is voldoende onderbouwd, komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt door de verdachte niet weersproken. De rechtbank zal de vordering voor die bedragen toewijzen (tweemaal € 385,-).
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de studievertraging in het schooljaar 22-23, is door de verdediging ter zitting gemotiveerd betwist. Voor de rechtbank is onvoldoende komen vast te staan dat deze schade rechtstreeks verband houdt met de onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten. Deze schadepost vergt nader onderzoek en dat is een onevenredige belasting van het strafproces. De benadeelde partij zal voor deze schadepost niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Daarnaast is de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade toegebracht. De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel opgelopen. Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de inbreuk die daarmee is gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de benadeelde partij, zal de rechtbank een bedrag voor de immateriële schade toekennen. Gelet op de geringere rol van de verdachte bij de mishandeling van het slachtoffer acht de rechtbank het niet billijk om een hoger bedrag voor de immateriële schade toe te wijzen dan bij de medeverdachte is toegekend. De schade zal daarom naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Dat wat aan hoofdsom meer is gevorderd zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
Hoofdelijkheid en wettelijke rente
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 oktober 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.770,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 266, 267, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer en 1.2.2. van het Vuurwerkbesluit.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/107798-22 onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/107798-22 onder 2 en 3, parketnummer 10/261302-22, parketnummer 10/337061-22 en parketnummer 10/082689-23 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het onder parketnummer 10/337061-22 bewezen verklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
legt de verdachte ten aanzien van de onder parketnummers 10/107798-22 onder 2 en 3, parketnummer 10/261302-22 en parketnummer 10/082689-23 bewezen verklaarde feiten een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf groot
80 (tachtig) uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op een jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- onderwijs en stage zal volgen volgens het rooster;
- een zinvolle dagbesteding zal hebben;
- zal meewerken aan behandeling vanuit de Waag of een soortgelijke instelling en indien nodig meewerkt met een persoonlijkheidsonderzoek en een eventueel op grond daarvan geïndiceerde behandeling;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- slachtoffer [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2004;
- slachtoffer [slachtoffer02] , geboren op [geboortedatum03] 2008;
- slachtoffer [slachtoffer03] , geboren op [geboortedatum04] 2007;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- medeverdachte [medeverdachte01] , geboren op [geboortedatum05] 2004;
- medeverdachte [medeverdachte02] , geboren op [geboortedatum06] 2007;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
30 (dertig) urente verrichten werkstraf resteren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk deel van de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 15 (vijftien) dagen;
bepaalt dat de vervangende jeugddetentie ten uitvoer kan worden gelegd als vervangende hechtenis, indien de veroordeelde bij aanvang van de eventuele tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt;
heft op de bevelen tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissingen geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 5.770,00 (zegge: vijfduizendzevenhonderdzeventig euro), bestaande uit € 770,- aan materiële schade en € 5.000 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk met zijn mededader
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij01] te betalen
€ 5.770,00(
hoofdsom, zegge:
vijfduizendzevenhonderdzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. S. Riege en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 februari 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
parketnummer 10/107798-22:
1.
hij op of omstreeks 24 oktober 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag van 250 euro en/of 20 euro, althans enig geldbedrag, en/of een
powerbank en/of een oplader, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- tegen die [slachtoffer01] te zeggen: 'ik pak een mes' en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op het gezicht van die
[slachtoffer01] te richten en/of aan die [slachtoffer01] te tonen en/of
- een of meerdere keren op/tegen het gezicht, althans het lichaam, te slaan en/of te
stompen en/of
- een of meerdere keren op/tegen het gezicht, althans het lichaam te
trappen/schoppen en/of
- tegen die [slachtoffer01] te zeggen: 'ik ga je vermoorden';
2.
hij op of omstreeks 24 oktober 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer01] heeft mishandeld door
- een of meerdere keren op/tegen het gezicht, althans het lichaam, te slaan en/of te
stompen en/of
- een of meerdere keren op/tegen het gezicht, althans het lichaam te
trappen/schoppen;
3.
hij op of omstreeks 24 oktober 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer01] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op het gezicht van die
[slachtoffer01] te richten en/of aan die [slachtoffer01] te tonen en/of
- tegen die [slachtoffer01] te zeggen: 'ik ga je vermoorden'.
parketnummer 10/261302-22:
hij op of omstreeks 7 september 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer02] en/of [slachtoffer03] heeft mishandeld door
die [slachtoffer02]
- aan de haren te trekken en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen de armen en/of de schouder, althans het
lichaam, te slaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen de rug en/of de heup, althans het lichaam, te
trappen en/of
- te duwen
en/of die [slachtoffer03]
- meermalen, althans eenmaal, tegen de armen, althans het lichaam, te slaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen de benen, althans het lichaam, te trappen
en/of
- te duwen;
parketnummer 10/337061-22:
hij, op of omstreeks 14 december 2022 te Rotterdam,
opzettelijk,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis,
professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
twee stuks knalvuurwerk, type cobra 6,
voorhanden heeft gehad.
parketnummer 10/082689-23:
hij op of omstreeks 24 februari 2023 te Rotterdam,
opzettelijk
ambtenaren, te weten [naam01] en/of [naam02] , hoofdagenten Politie
Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun
bediening,
in hun tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hen de woorden toe te voegen: "Kankerdomme homo's", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking.