Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 (medeplegen van oplichting) en 2 (medeplegen van gekwalificeerde diefstal) ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest.
4.Bewijs en bewezenverklaring
jnde de bank
- of politiemedewerker die voornoemde bankpassen/creditcards en bijhorende pincodes en/of sieraden en/of een tablet en/of I-pad en/of telefoon kwam ophalen;
5.Strafbaarheid feiten
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Benadeelde partijen
€ 1.831,20. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
de benadeelde partij [slachtoffer 4] ,te betalen een bedrag van
€ 1.831,20 (zegge: duizend achthonderdeenendertig euro en twintig cent), als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 4] te betalen
€ 1.831,20(
hoofdsom, zegge: duizend achthonderdeenendertig euro en twintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.831,20 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
28 (achtentwintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
de benadeelde partij [slachtoffer 2] ,te betalen een bedrag van
€ 4.371,20 (zegge: vierduizend driehonderdeenenzeventig euro en twintig cent), bestaande uit € 4.121,20 als vergoeding voor materiële schade en € 250,- als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 4] te betalen
€ 4.371,20(
hoofdsom, zegge: vierduizend driehonderdeenenzeventig euro en twintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 4.371,20 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
53 (drieënvijftig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
de benadeelde partij ING Bank N.V.,te betalen een bedrag van
€ 5.850 (zegge: vijfduizend achthonderdvijftig euro), als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;