ECLI:NL:RBROT:2024:12138

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
10-230835-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor eendaadse samenloop van medeplegen van oplichting en medeplegen van diefstal met valse sleutel (bankhelpdeskfraude)

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan bankhelpdeskfraude. De verdachte, geboren in 2003 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd beschuldigd van eendaadse samenloop van medeplegen van oplichting en diefstal met valse sleutel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, meerdere slachtoffers had opgelicht door zich voor te doen als bankmedewerkers. De slachtoffers, voornamelijk oudere vrouwen, werden telefonisch benaderd en misleid om hun bankpassen en pincodes af te geven. Vervolgens haalde de verdachte deze goederen op en maakte hij geldbedragen over van de rekeningen van de slachtoffers. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van 15 maanden op. De rechtbank weegt in haar beslissing de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de recidive van de verdachte mee. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder slachtoffers en de ING Bank N.V. De rechtbank benadrukte dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en dat zijn handelen aanzienlijke schade had veroorzaakt, zowel financieel als emotioneel, bij de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-230835-24
Datum uitspraak: 5 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsvrouw mr. L. Janse, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Jacobs heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 (medeplegen van oplichting) en 2 (medeplegen van gekwalificeerde diefstal) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Bewijs en bewezenverklaring

4.1.
Bewijsverweren feit 1 (oplichting)
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is primair aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden dat de verdachte een rol heeft gehad bij de in de tenlastelegging opgenomen oplichtingshandelingen of dat hij bij deze handelingen nauw en bewust heeft samengewerkt met degenen die deze hebben uitgevoerd. De signalementen die de aangeefsters hebben gegeven van de persoon die bij hun thuis bankpassen etc. kwam ophalen zijn wisselend en zeer algemeen. De verdachte heeft alleen geldbedragen gepind nadat hij de bankpassen van iemand anders kreeg. Deze feitelijke handelingen maken geen onderdeel uit van de tenlastegelegde oplichting. Subsidiair is aangevoerd dat – indien de rechtbank van oordeel is dat dit geen belemmering vormt voor een bewezenverklaring van de oplichting – het opzet van de verdachte niet gericht was op de oplichting aangezien hij daarvan geen wetenschap had. Meer subsidiair is aangevoerd dat in elk geval niet kan worden bewezen dat het opzet van de verdachte gericht was op de afgifte van de iPad, de tablet en de iPhone, nu de oplichting enkel gericht was op het verkrijgen van bankpassen/creditcards en bijbehorende pincodes.
4.1.2.
Beoordeling
Modus operandi
Vast staat dat de in de tenlastelegging genoemde vijf personen slachtoffer zijn geworden van oplichting, zogeheten bankhelpdeskfraude. Hierbij is steeds sprake geweest van dezelfde modus operandi met specifieke kernmerken. De aangeefsters, telkens vrouwen op hoge leeftijd, zijn gebeld door personen die zich hebben voorgedaan als een zogenaamde ING-medewerker. Tijdens deze telefoongesprekken werden zij overgehaald om betaalpassen en andere goederen af te staan en hun pincodes door te geven. Hen werd verteld dat er frauduleuze handelingen werden gepleegd met hun rekening, dat er grote geldbedragen werden overgemaakt naar het buitenland of dat er sprake was van een virus. Vervolgens kwam er telkens een man die zich voordeed als medewerker van de bank dan wel als politieagent naar de woning van de aangeefsters om de goederen op te halen. Kort nadat de bankpassen waren meegenomen werden met de ontvangen bankpassen en pincodes geldopnames verricht bij geldautomaten.
Rol verdachte
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte niet alleen degene is geweest die de geldopnames heeft verricht, maar ook degene die de bankpassen en andere goederen bij de slachtoffers heeft opgehaald. De verdachte past in het signalement dat de aangeefsters van die persoon hebben gegeven. Ook komt de kleding die door vier van de vijf aangeefsters beschreven wordt steeds overeen met de kleding van de pinner die even later op de camerabeelden te zien is. Daarnaast volgt uit het overzicht van de pintransacties dat bij de aangifte van de ING is gevoegd, dat de geldopnames steeds in een kort tijdsbestek na het ophalen van de bankpassen en op een korte afstand van de woningen van de aangeefsters (270 meter tot 5,8 kilometer) verricht zijn. De verklaring van de verdachte dat hij de bankpassen niet heeft opgehaald, maar van iemand anders heeft gekregen is gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, onaannemelijk. Daar komt bij dat de verdachte op de terechtzitting heeft verklaard ook de gouden sieraden van de aangeefster [slachtoffer 1] op enig moment voorhanden te hebben gehad, wat niet past bij de rol van uitsluitend pinner. Gelet hierop staat buiten redelijke twijfel vast dat de verdachte degene is geweest die de goederen en de bankpassen bij de woning van de aangeefsters heeft opgehaald.
Medeplegen
Door de goederen en betaalpassen bij de aangeefsters op te halen heeft de verdachte actief deelgenomen aan de ten laste gelegde oplichtingshandelingen. Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat de verdachte in nauw contact stond met de personen die zich telefonisch als bankmedewerkers voordeden. Zo wist de verdachte kennelijk de adressen waar en het specifieke tijdstip waarop hij de goederen moest ophalen, de codes waarmee hij zich moest identificeren en de pincodes van de aangeefsters die zij aan de telefoon hadden doorgegeven. Gelet hierop staat vast dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met de personen die zich telefonisch als bankmedewerkers voordeden. Ook volgt hieruit dat de verdachte wetenschap had van de oplichting en dat zijn opzet hierop gericht was.
Uit de bewijsmiddelen volgt ook dat de oplichting niet alleen gericht was op het verkrijgen van betaalpassen en pincodes, maar ook op het verkrijgen van de iPad, tablet en telefoon.
4.1.3.
Conclusie
De verweren van de verdediging worden verworpen.
4.2.
Bewijsverweren feit 2 (diefstal)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft partiële vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat het dossier ten aanzien van bepaalde pintransacties tegenstrijdig en onvolledig is waardoor deze niet aan de verdachte kunnen worden toegeschreven. Met betrekking tot de locatie van de geldopnames van de rekeningen van aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is het dossier tegenstrijdig. Met betrekking tot een van de geldopnames van de rekening van aangeefster [slachtoffer 3] , namelijk die op de Koningin Julianalaan, kan niet worden vastgesteld dat deze opname door de verdachte is verricht. Ook met betrekking tot een van de geldopnames van de rekening van aangeefster [slachtoffer 4] , namelijk die bij de Kruidvat, kan niet vastgesteld worden dat deze opname door de verdachte is verricht.
4.2.2.
Beoordeling
Zoals hiervoor is opgemerkt is het de verdachte geweest die de bankpassen bij de aangeefsters heeft opgehaald. Dit samen met het feit dat alle geldopnames binnen een kort tijdsbestek en op een korte afstand van de woningen van de aangeefsters hebben plaatsgevonden, is het onaannemelijk dat enkele geldopnames door iemand anders dan de verdachte zouden zijn verricht. Met betrekking tot de specifiek door de verdediging aangehaalde pintransacties wordt voorts het volgende overwogen.
Op grond van het eerdergenoemde overzicht van de pintransacties wordt vastgesteld dat de geldopname van de rekening van de aangeefster [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden bij een geldmaat op de Spinozaweg en dat de geldopnames van de rekening van aangeefster [slachtoffer 2] hebben plaatsgevonden bij een geldmaat op de Johan de Wittstraat. De verdachte is op de beelden van deze geldmaten als pinner te zien. Dat de politie tijdens het verhoor kennelijk per abuis de Dumasstraat en de Schouwweg (de adressen van de aangeefsters) heeft genoemd maakt dit niet anders. Uit het voornoemde overzicht volgt ook dat de door de verdediging aangehaalde pintransactie op de Koningin Julianalaan niet een van de door de aangeefster [slachtoffer 3] benoemde geldopnames betreft. De in de aangifte aangehaalde geldopnames hebben zeer kort na elkaar (namelijk op 27 mei 2024 om 18:42 uur en 18:43 uur) plaatsgevonden bij een geldmaat op het Koningin Julianaplein. De verdachte is op de beelden van deze geldmaat als pinner te zien. Uit hetzelfde overzicht volgt eveneens dat de geldopname van de rekening van aangeefster [slachtoffer 4] bij de Kruidvat in Alphen aan de Rijn op 27 februari 2024 om 18:43 uur is verricht. Dit is zeer kort na de geldopname bij de geldmaat op de Noorderkeerkring, 140 meter daar vandaan, die plaatsvond om 18:39 uur en waarbij de verdachte als pinner te zien is op de beelden. Gelet hierop stelt de rechtbank buiten redelijke twijfel vast dat de verdachte degene is geweest die deze pintransacties heeft verricht.
4.2.3.
Conclusie
De verweren van de verdediging worden verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II is de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de voor het bewijs redengevende inhoud van wat hiervoor onder 4.1 en 4.2. is opgemerkt, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van
20 januari 2024 tot en met 01 juni 2024 te Rotterdam en Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg en Hazerswoude-Rijndijk, gemeente Alphen aan den Rijn en Wassenaar en Vlaardingen, tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen, telkens met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van goederen en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten één of meer bankpassen/creditcards en bijhorende pincodes en/of sieraden en/of een tablet en/of I- pad en/of telefoon, door
- zich (telefonisch) jegens die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] voor te doen als bankmedewerker(s) en (daarbij) (telefonisch) de mededelingen te doen -zakelijk weergegeven-:
* dat er (op dat moment) frauduleuze handelingen met de bankrekeningen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] werden gepleegd en/of
* dat er (op dat moment) (grote) geldbedragen van de bankrekeningen van die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] werden overgeboekt/afgeschreven en/of
* dat de/een bankpas(sen) en/of telefoon van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] met een virus geïnfecteerd was/waren en/of
* dat zij de sieraden van die [slachtoffer 1] konden taxeren en verzekeren en
- ( daarbij) (vervolgens) bij die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] aan de deur te gaan en zich daar middels een code te identificeren als zi
jnde de bank
- of politiemedewerker die voornoemde bankpassen/creditcards en bijhorende pincodes en/of sieraden en/of een tablet en/of I-pad en/of telefoon kwam ophalen;
2.
hij in de periode van
20 januari 2024 tot en met 01 juni 2024 te Rotterdam en Leidschendam-Voorburg en Alphen aan den Rijn en Wassenaar en Vlaardingen,
tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen, telkens één of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van 11.550,00 euro),
die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededader(s)die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten middels het gebruikmaken van één of meer bankpassen (inclusief bijhorende pincodes) op naam van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] , tot welk gebruik hij, verdachte, en zijn mededader(s) onbevoegd en niet gerechtigd waren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
eendaadse samenloop van
1.
medeplegen van oplichting
en
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels,
meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemeen
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan zogeheten bankhelpdeskfraude. Hierbij werden de slachtoffers gebeld door personen die zich voordeden als bankmedewerkers met de mededeling dat zij de slachtoffers ervoor wilden behoeden grote geldbedragen te verliezen. Met het oog daarop moesten de slachtoffers hun pincodes doorgeven en bankpassen afgeven. Vervolgens heeft de verdachte de bankpassen bij de slachtoffers thuis opgehaald en daarmee grote geldbedragen van hun bankrekeningen opgenomen. Ook heeft hij slachtoffers weten te bewegen om sieraden met een emotionele waarde en andere waardevolle goederen af te geven.
Met zijn handelen heeft de verdachte een aanzienlijke bijdrage geleverd aan het op geraffineerde wijze ontfutselen van waardevolle goederen en geldbedragen van de slachtoffers. Dit soort feiten zorgen niet alleen voor financiële schade, maar ook voor gevoelens van onmacht en onveiligheid. Extra kwalijk is dat de slachtoffers steeds oudere vrouwen betroffen die extra kwetsbaar en afhankelijk zijn. Er zijn dus doelbewust vrouwen op leeftijd uitgezocht. Het handelen van de verdachte heeft bij de slachtoffers ook gezorgd voor gevoelens van schaamte dat ze zich hebben laten oplichten.
De verdachte mocht volgens eigen zeggen een (klein) deel van de gepinde geldbedragen houden en heeft kennelijk alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Hij heeft zich totaal niet bekommerd om de slachtoffers.
Daarnaast leidt bankhelpdeskfraude tot hoge kosten voor de banken.
De verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor deze door hem gepleegde fraude.
Dit is zorgelijk, zeker omdat de verdachte nog jong is (21 jaar) en hij geen enkele hulp wil aanvaarden om zijn leven weer op orde te brengen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden verdachte
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 september 2024 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 september 2024. Dit rapport houdt onder meer in dat de verdachte geen zinvolle dagbesteding heeft. De verdachte is eerder bij de (jeugd)reclassering in beeld geweest. In 2022 is er een toezicht negatief retour gezonden vanwege het overtreden van voorwaarden. Ook nu laat de verdachte een onbegeleidbare houding zien. Hij ziet geen meerwaarde in een behandeling en ziet geen heil in een begeleid woonvorm waar hij zich aan diverse afspraken moet houden. De verdachte lijkt vooral zijn eigen plan te willen trekken. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zonder bijzondere voorwaarden.
7.4.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat van gezien de aard, ernst en herhaling van de feiten en wat hiervoor verder is overwogen niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van die strafsoort en de duur daarvan is tevens acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Benadeelde partijen

8.1.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
8.1.1.
Vordering
Als benadeelde partij heeft zich [slachtoffer 4] in het geding gevoegd ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.889,- aan materiële schade. Hiervan heeft een bedrag van € 1.600,- betrekking op de gepinde geldbedragen en een bedrag van € 289, op de afgegeven tablet.
8.1.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de tablet is aangevoerd rekening te houden met de afschrijving van 20%, en daarom de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 1.830,-.
8.1.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit, gelet op de bepleite vrijspraak met betrekking tot een aantal van de geldopnames en de tablet, ten hoogste € 1.000,- toe te wijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
8.1.4.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is genoegzaam onderbouwd, uit de stukken blijkt dat de verdachte een bedrag van € 1.600,- heeft opgenomen van de rekening van de benadeelde partij. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er met betrekking tot de tablet rekening dient te worden gehouden met de afschrijving hiervan. Die zal worden begroot op 20% van de nieuwwaarde, te weten een bedrag van € 231,20. De vordering zal dus worden toegewezen tot een bedrag van
€ 1.831,20. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
8.1.5.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
8.1.6.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal bepalen dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 februari 2024.
8.1.7.
Kosten
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.1.8.
Conclusie en schadevergoedingsmaatregel
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.831,20, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) passend en geboden geacht.
8.2.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
8.2.1.
Vordering
Als benadeelde partij heeft zich [slachtoffer 2] , gemachtigde mr. U.A. Ranbaran Mishre, in het geding gevoegd ter zake de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.121,20 voor geleden materiële schade en een vergoeding van € 750,- voor geleden immateriële schade. Van het gevorderde bedrag voor materiële schade ziet € 3.850,- op de gepinde geldbedragen en € 271,20 op de afgegeven iPad.
8.2.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en daarom integraal kan worden toegewezen.
8.2.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de materiële schade op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Met betrekking tot de immateriële schade is aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat deze schade onvoldoende onderbouwd is.
8.2.4.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De vordering met betrekking tot de materiële schade is genoegzaam onderbouwd, omdat de verdachte het gevorderde bedrag heeft weggenomen van de rekening van de benadeelde partij. De schade van € 3.850,- zal dan ook worden toegewezen. Met betrekking tot de immateriële schade wordt overwogen dat de aard en de ernst van de normschending met zich meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon in de zin van artikel 6:106, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen. De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,=, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
8.2.5.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde van deze betalingsverplichting bevrijd.
8.2.6.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 25 januari 2024.
8.2.7.
Kosten
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 542,- aan salaris voor de gemachtigde, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Deze kosten zijn berekend op basis van het liquidatietarief kantonzaken, waarbij er voor het indienen van de vordering en voor het bijwonen van en het toelichten van de vordering op de terechtzitting telkens 1 punt wordt toegekend a € 271,-.
8.2.8.
Conclusie en schadevergoedingsmaatregel
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.371,20, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.
8.3.
Benadeelde partij ING Bank N.V.
8.3.1.
Vordering
Als benadeelde partij heeft zich ING Bank N.V. in het geding gevoegd ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 6.000,- voor materiële schade. Hiervan ziet een bedrag van € 5.100,- op de schadevergoeding die is uitgekeerd aan de slachtoffers van de bankhelpdeskfraude en een bedrag van € 900,- op de onderzoekskosten met betrekking tot de fraudedossiers.
8.3.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd, wat betekent dat de gehele vordering toewijsbaar is.
8.3.3.
Standpunt verdediging
Met betrekking tot de uitgekeerde schadevergoeding is, gelet op de bepleite vrijspraak met betrekking tot een aantal van de geldopnames, het standpunt ingenomen ten hoogste € 1.500,- toe te wijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Met betrekking tot de onderzoekskosten is verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd.
8.3.4.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering met betrekking tot de uitgekeerde schadevergoeding is genoegzaam onderbouwd. De vordering met betrekking tot de onderzoekskosten omvat zes fraudedossiers, terwijl de bewezen strafbare feiten slechts betrekking hebben op vijf van deze fraudedossiers. Daarom zal 5/6e deel van het als onderzoekskosten gevorderde bedrag van € 900,- worden toegewezen, te weten een bedrag van € 750,-.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van in totaal (€ 5.100,- + € 750,- =) € 5.850,-. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
8.3.5.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
8.3.6.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal bepalen dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 9 juli 2024.
8.3.7.
Kosten
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.8.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.850,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
8.4.
Slachtoffer [slachtoffer 1]
8.4.1.
Voegingsformulier
Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft een voegingsformulier ingevuld waarop in algemene zin beschreven is wat het strafbare feit is geweest en welke gevolgen dit voor haar heeft gehad. Ook is beschreven dat de schade die ontstaan is door de gepinde geldbedragen door de bank vergoed is en dat het slachtoffer geen bewijzen meer heeft van de waarde (€ 8.000,-) van de weggenomen sieraden. Het slachtoffer benoemt hierbij niet dat zij de schade vergoed wil krijgen. Ook is er geen bedrag ingevuld bij het onderdeel ‘verzoek tot schadevergoeding’.
8.4.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het voegingsformulier een vordering tot schadevergoeding is en geconcludeerd een bedrag van € 4.000,- als schadevergoeding toe te wijzen voor de weggenomen sieraden.
8.4.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het voegingsformulier geen verzoek tot schadevergoeding behelst.
8.4.4.
Beoordeling
De rechtbank is, met de verdediging, van oordeel dat het geen vordering tot schadevergoeding bevat. De rechtbank zal hier dan ook geen beslissing op nemen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 55, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [slachtoffer 4] ,te betalen een bedrag van
€ 1.831,20 (zegge: duizend achthonderdeenendertig euro en twintig cent), als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 4] te betalen
€ 1.831,20(
hoofdsom, zegge: duizend achthonderdeenendertig euro en twintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.831,20 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
28 (achtentwintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [slachtoffer 2] ,te betalen een bedrag van
€ 4.371,20 (zegge: vierduizend driehonderdeenenzeventig euro en twintig cent), bestaande uit € 4.121,20 als vergoeding voor materiële schade en € 250,- als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 542,- aan salaris voor de gemachtigde en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 4] te betalen
€ 4.371,20(
hoofdsom, zegge: vierduizend driehonderdeenenzeventig euro en twintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 4.371,20 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
53 (drieënvijftig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij ING Bank N.V.,te betalen een bedrag van
€ 5.850 (zegge: vijfduizend achthonderdvijftig euro), als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij. gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en N. Shahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Voorwinden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
20 januari 2024 tot en met 01 juni 2024 te Rotterdam en/of Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg en/of Hazerswoude-Rijndijk, gemeente Alphen aan den Rijn en/of Wassenaar en/of Vlaardingen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens)
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van enig(e) goed(eren) en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten één of meer bankpassen/creditcards en/of bijhorende pincodes en/of sieraden en/of een tablet en/of I-pad en/of telefoon, door
- zich (telefonisch) jegens die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] voor te doen als bankmedewerker(s) en/of - (daarbij) (telefonisch) de mededelingen te doen -zakelijk weergegeven-:
* dat er (op dat moment) frauduleuze handelingen met de bankrekeningen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] werden gepleegd en/of
* dat er (op dat moment) (grote) geldbedragen van de bankrekeningen van die die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] werden overgeboekt/afgeschreven en/of
* dat de/een bankpas(sen) en/of telefoon(s) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] met een virus geinfecteerd was/waren en/of
* dat zij de sieraden van die [slachtoffer 1] konden taxeren en verzekeren en/of
- ( daarbij) (vervolgens) bij die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] aan de deur te gaan en/of zich daar middels een (valse) code te identificeren als zjnde de bankmedewerker die voornoemde bankpassen/creditcards en/of bijhorende pincodes en/of sieraden en/of een tablet en/of I-pad en/of telefoon kwam ophalen;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
20 januari 2024 tot en met 01 juni 2024 te Rotterdam en/of Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg en/of Hazerswoude-Rijndijk, gemeente Alphen aan den Rijn en/of Wassenaar en/of Vlaardingen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens)
één of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van 11.550,00 euro),
in elk geval enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] en/of de ING-bank, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van één of meer valse sleutels, te weten middels het gebruikmaken van één of meer bankpassen (inclusief bijhorende pincodes) op naam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] , tot welk gebruik hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) onbevoegd en/of niet gerechtigd was/waren.