ECLI:NL:RBROT:2024:12137

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
10-234079-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gekwalificeerde opzetverkrachting met bewijs van dwang en onvrijwilligheid

Op 5 november 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van gekwalificeerde opzetverkrachting. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte op 18 juli 2024 met zijn vinger binnendrong in de vagina van de aangeefster, terwijl zij in zijn auto zat. De aangeefster had herhaaldelijk aangegeven dat zij dit niet wilde, wat de rechtbank als dwang kwalificeerde. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de aangeefster het seksuele contact zelf had geïnitieerd. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaring van de aangeefster consistent en gedetailleerd was, en dat deze werd ondersteund door opgenomen spraakberichten waarin de verdachte de aangeefster vroeg niet over de situatie te spreken. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging en oordeelde dat de seksuele handelingen onvrijwillig en onder dwang hadden plaatsgevonden, wat leidde tot de bewezenverklaring van de gekwalificeerde opzetverkrachting.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 42 dagen, gelijk aan de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij nooit eerder met de strafrechter in aanraking was gekomen. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 1.750,- had geëist, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank kende een schadevergoeding van € 1.000,- toe, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-234079-24
Datum uitspraak: 5 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1970,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. G.H. Kroon, advocaat te Gorinchem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. F. Koolhof heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde gekwalificeerde opzetverkrachting;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.

4.Bewijs en bewezenverklaring

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat er geen wettig en bovenal geen overtuigend bewijs is dat de tenlastegelegde seksuele handelingen tegen de wil en onder dwang hebben plaatsgevonden. De verdachte heeft consistent verklaard dat de aangeefster het seksuele contact zelf geïnitieerd heeft. De verdachte is hier op ingegaan waarna de aangeefster opeens hysterisch werd. De aangeefster heeft eerder op de dag naar de zoon van de verdachte, voor wie zij vanuit Nijmegen naar Rotterdam was gekomen maar die geen contact meer met haar wilde hebben, een bericht gestuurd ‘let op wat ik ga doen, ik heb je kk gewaarschuwd’ en zij heeft geluidsfragmenten opgenomen. Dit wijst op een vooropgezet plan om op deze manier alsnog contact te kunnen krijgen met die zoon van de verdachte. Bovendien heeft de aangeefster wisselend verklaard en heeft haar zus haar getuigenverklaring ingetrokken, omdat zij twijfelt aan de eerlijkheid van de aangeefster.
4.2.
Beoordeling
Vaststaat dat de verdachte op 18 juli 2024 met een of meer vingers in de vagina van de aangeefster is geweest, terwijl zij bij hem in de auto zat.
Ter discussie staat of hierbij sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 243, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte, die haar zou wegbrengen naar het station ineens een andere route ging rijden en tijdens het rijden zijn rechterhand op haar been legde, omhoog bewoog en daar ondanks haar protesten mee doorging en zijn vingers in haar vagina stak.
De verdachte ontkent dat er sprake is geweest van dwang en verklaart dat juist aangeefster degene was die het initiatief nam door zijn hand op haar been en tegen haar vagina aan te leggen.
Hoewel wordt getwijfeld aan de juistheid van de verklaring van aangeefsters dat de verdachte een andere route ging rijden dan was afgesproken en ook niet helemaal duidelijk is op wiens initiatief de hand van de verdachte op het been van aangeefster terecht is gekomen, wordt niet getwijfeld aan de oprechtheid van de verklaring van aangeefster wat betreft het (vervolgens) door de verdachte tegen haar wil binnendringen met zijn vinger(s) in de vagina van aangeefster.
De aangeefster heeft (steeds) consistent en gedetailleerd verklaard dat de seksuele handelingen tegen haar wil hebben plaatsgevonden. Deze verklaring wordt ondersteund door de door haar opgenomen spraakberichten. Hierop is onder meer te horen dat de verdachte zegt ‘wat ik nou doe moet je niet over spreken’ en ‘je moet niet zeggen dat ik daar gezeten heb’ waarop de aangeefster reageert met ‘maar ik zeg ook al: ik wil niet’. De verklaring van de verdachte dat er sprake zou zijn geweest van een vooropgezet plan van de aangeefster is niet aannemelijk geworden. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de verdachte tijdens zijn verhoren door de politie in eerste instantie heeft ontkend dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en dat hij zich vervolgens, na confrontatie met de spraakberichten, op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Pas bij zijn derde verhoor heeft de verdachte verklaard dat hij door de aangeefster in de val gelokt is.
Gelet op het voorgaande wordt wettig en overtuigend bewezen geacht dat de seksuele handelingen onvrijwillig en onder dwang hebben plaatsgevonden in de zin van artikel 243, tweede lid Sr.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II is de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 18 juli 2024 te Dordrecht
met een persoon, te weten [slachtoffer]
seksuele handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- zijn vinger(s) in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] brengen,
terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak
en welke opzetverkrachting werd voorafgaan door
envergezeld van dwang, door
- te blijven rijden, waardoor die [slachtoffer] niet uit de (rijdende) auto kon stappen en
- het (herhaaldelijk) doorgaan met voornoemde seksuele handelingen terwijl die [slachtoffer] (herhaaldelijk) zegt dit niet te willen en zijn hand wegduwt/wegtrekt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
gekwalificeerde opzetverkrachting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemeen
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit
De verdachte is kortstondig met zijn vinger(s) de vagina van zijn (ex-)schoondochter binnengedrongen terwijl zij meerdere malen had aangegeven dat zij dit niet wilde en de hand van de verdachte heeft weggeduwd. Op dat moment zaten ze in een rijdende auto waardoor het slachtoffer zich niet aan de situatie kon onttrekken. De verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer geschonden en misbruik gemaakt van haar vertrouwen en kwetsbaarheid. Zelfs als het zo is geweest dat het slachtoffer op enig moment aanleiding heeft gegeven voor de seksuele handelingen had de verdachte moeten stoppen op het moment dat duidelijk werd dat zij niet verder wilde gaan. De verdachte heeft niet stilgestaan bij de impact van zijn handelen op het slachtoffer en heeft zijn eigen behoeftes vooropgesteld. De nadelige gevolgen en de impact van wat er is gebeurd voor het slachtoffer zijn ook gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaring die het slachtoffer zelf op de terechtzitting heeft voorgelezen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 september 2024 blijkt dat de verdachte, die 54 jaar oud is, behalve in een heel ver verleden niet eerder met de strafrechter in aanraking is geweest.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 oktober 2024. Dit rapport houdt onder meer in dat de verdachte sinds de geboorte van zijn jongste zoon (meer dan twintig jaar geleden) een keurig leven heeft geleid waarin hij gewerkt heeft en voor zijn gezin gezorgd heeft. Tot aan zijn detentie heeft hij nooit problemen gehad op praktisch gebied. Door zijn detentie is hij zijn baan kwijtgeraakt en is hij in de financiële problemen gekomen. Het recidiverisico wordt ingeschat in als laag-gemiddeld.
De verdachte zelf heeft op de zitting verklaard dat, wanneer hij weer terug zou moeten naar de gevangenis, hij waarschijnlijk ook zijn woning zal kwijtraken.
7.4.
Straf
Gezien de aard en de ernst van het gepleegde strafbare feit is een gevangenisstraf onontkoombaar.
De verdachte heeft 42 dagen in voorlopige hechtenis verbleven. Deze is geschorst met ingang van 29 augustus 2024. De op te leggen gevangenisstraf zal worden beperkt tot de duur van de reeds in voorlopige hechtenis ondergane tijd.
Daarbij heeft meegewogen dat, zoals gezegd, het in dit geval gaat om een (kortstondige) penetratie met de vinger of vingers, wat een andere gradatie van verkrachting oplevert dan een penetratie met de penis. Ook is meegewogen dat het delict een incident lijkt te zijn dat situatief is bepaald en dat de rechtbank het recidiverisico als laag inschat. Tevens heeft in niet onbelangrijke mate meegespeeld dat het opnieuw in detentie moeten verblijven voor de 54jarige verdachte grote consequenties zal hebben, zoals het dreigende verlies van zijn woning.
In plaats van een verdere detentie zal aan de verdachte wel een taakstraf worden opgelegd van aanzienlijke duur om daarmee recht te doen aan de ernst van wat er is gebeurd.
Alles afwegend worden de hierna te noemen straffen passen en geboden geacht. De eis van de officier van justitie houdt onvoldoende rekening met al deze omstandigheden en komt daarom te hoog voor.

8.Voorlopige hechtenis

Bij beslissing van 29 augustus 2024 is de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst tot aan de einduitspraak, dat wil zeggen tot vandaag. Omdat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf die niet langer is dan de tijd die hij al heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis wordt het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

9.Benadeelde partij

9.1.
Vordering
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer] , raadsvrouw mr S. Striekwold, advocaat te Doetinchem. De benadeelde partij vordert een vergoeding voor immateriële schade van € 1.750,-.
9.2.
Standpunt officier van justitie
Gevorderd is de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.3.
Standpunt verdediging
Verzocht is de vordering van de benadeelde partij af te wijzen of de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Primair omdat vrijspraak is bepleit en subsidiair omdat de vordering ondeugdelijk is onderbouwd.
9.4.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal bepalen dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 juli 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 270,- (2 punten x 135,-) aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Deze kosten zijn berekend op basis van het liquidatietarief kantonzaken, waarbij er voor het indienen van de vordering en voor het bijwonen van en op de terechtzitting toelichten van de vordering telkens 1 punt wordt toegekend.
9.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.000,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
9.6.
Schadevergoedingsmaatregel
Om de inningsmogelijkheden te vergemakkelijken wordt tevens oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 243 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [slachtoffer] ,te betalen een bedrag van
€ 1.000,-(zegge: duizend euro), als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 270,- aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 1.000,-(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en N. Shahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Voorwinden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 juli 2024 te Dordrecht
met een persoon, te weten [slachtoffer]
een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- meermaals althans eenmaal met zijn vinger(s), althans hand over/tegen de vagina van die [slachtoffer] te wrijven/bewegen en/of
- zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] te brengen/bewegen,
terwijl hij, verdachte, wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak
en welke opzetverkrachting werd voorafgaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door
- de autodeur op slot te doen en/of te houden en/of te (blijven) rijden, waardoor die [slachtoffer] niet uit de (rijdende) auto kon en/of durfde te stappen en/of
- het onverhoeds aanraken van die [slachtoffer] en/of het (herhaaldelijk) doorgaan/verdergaan met voornoemde seksuele handelingen terwijl die [slachtoffer] (herhaaldelijk) zegt dit niet te willen en/of zijn hand wegduwt/wegtrekt;