Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde (poging doodslag);
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
4.Waardering van het bewijs
5.Strafbaarheid feit
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straffen
8.Vordering benadeelde partij
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
niet bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bewezen, dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
gevangenisstraf voor de duur van 49 (negenenveertig) dagen;
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
120 (honderdtwintig) dagen;
€ 2.500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), bestaande immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 2.500,-(
hoofdsom,
zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
35 (vijfendertig) dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;