ECLI:NL:RBROT:2024:12120

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
10-129071-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van aanranding en veroordeling voor verkrachting met gevangenisstraf en taakstraf

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1960, heeft de rechtbank Rotterdam op 2 december 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van verkrachting en ontuchtige handelingen met twee slachtoffers, aangeduid als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer 1] in de periode van 15 tot en met 26 januari 2024 heeft gedwongen tot seksuele handelingen, waarbij hij zijn vingers en tong in haar vagina heeft gebracht. De verdachte heeft ook zonder toestemming van de slachtoffers seksueel beeldmateriaal van hen vervaardigd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 199 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 199 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft de vordering van [slachtoffer 1] tot schadevergoeding van € 5.000,- toegewezen, terwijl de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact van seksueel misbruik op slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-129071-24
Datum uitspraak: 2 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] , op [geboortedatum 1] 1960,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats]
raadsvrouw mr. A.M. Rus, raadsman mr. E.E.W.J. Maessen, advocaten in Rotterdam.

1.Het onderzoek op de zitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 november 2024.

2.Tenlastelegging

De verdachte wordt verweten dat hij [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft verkracht of ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd en dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ). Daarnaast wordt hem verweten dat hij zonder toestemming van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] seksueel beeldmaterieel van hen heeft gemaakt. De volledige tenlastelegging houdt (na wijziging) in dat de verdachte:
1
in de periode van 15 januari 2024 tot en met 26 januari 2024 te [plaats] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten onverhoeds en/of door op manipulerende wijze misbruik te maken van zijn
vertrouwensrelatie met die [slachtoffer 1] om als chiropractor behandeling seksu(e)l(e) gedraging(en) en/of handeling(en) te verrichten,
- een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] te brengen en/of bewegen en/of
houden en/of
- zijn, verdachtes, tong in of tegen de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] te bregen
en/of houden
- de billen van die [slachtoffer 1] te betasten en/of
- de borsten van die [slachtoffer 1] te betasten en/of
- die [slachtoffer 1] op haar voorhoofd en/of wang te kussen
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
in de periode van 15 januari 2024 tot en met 26 januari 2024 te [plaats] , gemeente Albrandswaard, terwijl hij (al dan niet in zijn hoedanigheid als chiropractor) werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door
- een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] te brengen en/of bewegen en/of
houden en/of
- zijn, verdachtes, tong in of tegen de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] te brengen
en/of houden
- de billen van die [slachtoffer 1] te betasten en/of
- de borsten van die [slachtoffer 1] te betasten en/of
- die [slachtoffer 1] op haar voorhoofd en/of wang te kussen;
2
in de periode van 15 januari 2024 tot en met 26 januari 2024 te [plaats] , opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , een afbeelding van seksuele aard, te weten een of meer afbeeldingen van het ontblote lichaam, waarbij de nadruk ligt op de ontblote geslachtsdelen van die [slachtoffer 1] en/of een of meer afbeeldingen van het ontblote lichaam van die [slachtoffer 2] heeft vervaardigd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
in de periode van 15 januari 2024 tot en met 26 januari 2024 te [plaats] , gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt opzettelijk en wederrechtelijk van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aanwezig in een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten de [naam praktijk] gevestigd aan de [adres 2] een afbeelding heeft vervaardigd;
3
op of omstreeks 15 februari 2024 te [plaats] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds vastpakken en/of houden en/of bewegen van de borsten van die [slachtoffer 2] .

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Blanken heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 199 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 24 juli 2024.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De verdachte heeft het bewezen verklaarde bekend en er is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Dit feit zal bewezen worden verklaard, met dien verstande dat de rechtbank de verdachte partieel zal vrijspreken voor het bestanddeel
‘de borsten van die [slachtoffer 1] te betasten’, omdat het dossier daarvoor onvoldoende aanknopingspunten biedt en de verdachte die handeling heeft ontkend.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken voor zover de beschuldiging betrekking heeft op [slachtoffer 2] .
Voor het overige heeft de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde bekend en er is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Het feit zal verder zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering feit 3
4.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De tenlastegelegde ontucht kan worden bewezen op basis van de verklaring van [slachtoffer 2] , die voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. De e-mailcorrespondentie tussen de verdachte en [slachtoffer 2] , waarin de verdachte uit zichzelf over onzedelijke handelingen begint, dient als steunbewijs te worden gebruikt. Daarnaast dient schakelbewijs te worden toegepast door de verklaring van [slachtoffer 1] (ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde) te gebruiken voor het bewijs. Hieruit blijkt dat de verdachte in dezelfde periode dezelfde zorg verleende en overeenkomstige seksuele handelingen heeft gepleegd.
4.3.2
Beoordeling
De tenlastelegging is gebaseerd op artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht zoals dat luidde tot 1 juli 2024. Op grond van het bepaalde in artikel 1 lid 2 Sr wordt bij een verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het ten laste gelegd feit zou zijn begaan de voor de verdachte gunstigste bepaling toegepast. Dat is in dit geval artikel 242 (oud) Sr.
Aan de verdachte is een zedendelict tenlastegelegd. Een kenmerk van dit soort delicten is dat bij de seksuele handelingen vaak maar twee personen aanwezig zijn: degene die stelt slachtoffer te zijn en degene die als dader wordt gezien. Dat betekent dat als de verdachte ontkent, vaak alleen de verklaring van het slachtoffer het bewijs vormt. De rechter mag
het bewijs dat een verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet aannemen op basis van één verklaring. Voor een bewezenverklaring moet deze verklaring worden ondersteund door ander bewijs.
De verklaring van [slachtoffer 2] wordt niet ondersteund door ander bewijs. Dat de verdachte in de e-mailcorrespondentie als reactie op een klacht over [slachtoffer 2] over een ‘onveilig gevoel’ tijdens de behandeling uit zichzelf over onzedelijke handelingen begint, kan niet zonder meer tot de conclusie leiden dat de verdachte daarmee bevestigt de gestelde ontuchtige handelingen te hebben gepleegd. De bewoordingen in zowel de e-mail van [slachtoffer 2] als die van de verdachte zijn daarvoor onvoldoende concreet. Daarnaast is de door de verdachte gegeven verklaring, dat de behandeling (deels) plaatsvond rondom de borsten van [slachtoffer 2] in samenhang met het gegeven dat [slachtoffer 2] opmerkte zich onveilig te hebben gevoeld, aannemelijk. De verklaring van [slachtoffer 1] kan niet als steunbewijs dienen. De handelingen die de verdachte bij [slachtoffer 1] heeft gepleegd en de omstandigheden waaronder dit is gebeurd, verschillen daarvoor namelijk te veel van de gestelde handelingen die de verdachte bij [slachtoffer 2] zou hebben gepleegd en de omstandigheden waaronder dit zou zijn gebeurd. De wijze waarop de verdachte volgens aangevers heeft gehandeld vertoont daardoor op essentiële punten onvoldoende kenmerkende gelijkenissen.
Alles afwegend is er onvoldoende steunbewijs om tot een bewezenverklaring te komen. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van de tenlastegelegde ontucht met [slachtoffer 2] .
De rechtbank acht het van belang te benadrukken dat dit geen betrouwbaarheidsoordeel van de verklaringen van de aangeefster of de verklaringen van de verdachte betreft.
4.3.
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
1
Primair
in de periode van 15 januari 2024 tot en met 26 januari 2024 te [plaats]
door een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van
handelingen die mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten onverhoeds ,
- vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] te brengen en/of bewegen en/of
houden en
- zijn, verdachtes, tong in devagina te bre
ngen
en/of houden
en
- de billen van die [slachtoffer 1] te betasten en
- die [slachtoffer 1] op haar voorhoofd en/of wang te kussen
2
Primair
in de periode van 15 januari 2024 tot en met 26 januari 2024 te [plaats] ,
opzettelijk en wederrechtelijk
van een persoon, [slachtoffer 1] ,
afbeelding
envan seksuele aard, te weten afbeeldingen van het
ontblote lichaam, waarbij de nadruk ligt op de ontblote geslachtsdelen van die [slachtoffer 1] heeft vervaardigd
4.4.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt op de inhoud van de hieronder opgenomen bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen zijn ook de basis voor de hierna opgenomen vaststellingen, overwegingen en conclusies die bij de bewezenverklaring zijn betrokken.
4.5.
Opgave bewijsmiddelen feiten 1 en 2
Verklaring van de verdachte op de zitting van 18 november 2024;
Het proces-verbaal van de politie met nummer [proces-verbaalnummer 1] (pagina 31 t/m 41 van zaaksdossier [naam dossier] ), inhoudende de aangifte van [slachtoffer 1] ;
Het proces-verbaal van de politie met nummer [proces-verbaalnummer 2] (pagina 65 van zaaksdossier [naam dossier] ), inhoudende het onderzoek van de telefoon van de verdachte.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1
Verkrachting
Feit 2
Vervaardigen van seksueel beeldmateriaal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluit. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte had een praktijk als chiropractor en [slachtoffer 1] kwam bij hem voor een behandeling. De verdachte heeft [slachtoffer 1] zich zogenaamd in het kader van de behandeling laten uitkleden en haar op haar buik op de behandeltafel laten plaatsnemen. [slachtoffer 1] bevond zich door deze omstandigheden in een kwetsbare positie. Vervolgens heeft hij [slachtoffer 1] misbruikt door zijn vingers en tong in haar vagina te brengen, haar billen te betasten en op haar voorhoofd en wangen te zoenen. Daarnaast heeft de verdachte met zijn telefoon opnames van [slachtoffer 1] gemaakt. De verdachte heeft hiermee het vertrouwen en de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] op grove wijze geschaad. Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik een grote impact heeft op een slachtoffer. Dat blijkt ook uit de verklaring van [slachtoffer 1] , waaruit volgt dat het misbruik een grote rol in haar leven speelt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblaf van de verdachte van 30 augustus 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Rapportage
De rechtbank heeft kennisgenomen van een psychologisch Pro Justitia onderzoek van 16 september 2024. Op basis van hun onderzoek concluderen de rapporteurs – zakelijk weergegeven – dat bij de verdachte geen sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. Ook zijn er geen aanwijzingen dat bij hem ten tijde van het tenlastegelegde sprake is geweest van een psychische stoornis. De tenlastegelegde feiten kunnen de verdachte volledig worden toegerekend. De kans op herhaling van seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt ingeschat als laag en er bestaan geen gronden voor een behandeladvies in een strafrechtelijk kader.
De reclassering heeft op 24 juli 2024 geadviseerd. Het risico op recidive en letsel wordt als gemiddeld ingeschat. De reclassering adviseert om – bij een veroordeling – een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, contactverbod met de slachtoffers en een beroepsverbod.
Op 13 november 2024 heeft de reclassering – over de periode van de schorsing van de voorlopige hechtenis – een voortgangsverslag opgesteld. De verdachte heeft zich gedurende de schorsing gehouden aan de bijzondere voorwaarden. Hij werkt mee aan de voorwaarden en komt de afspraken na. De verdachte laat zien dat hij openstaat voor een behandeling omdat hij wil weten hoe het komt dat hij deze delicten heeft gepleegd. Hij is aangemeld bij polikliniek De Waag maar vanwege een wachtlijst is de behandeling nog niet gestart.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank ziet dat behandeling en begeleiding die de reclassering adviseert noodzakelijk zijn om in de toekomst herhaling te voorkomen. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de persoon van de verdachte. Hij heeft de feiten die de rechtbank bewezen verklaart erkend, is gestopt met zijn werkzaamheden om herhaling te voorkomen en lijkt intrinsiek gemotiveerd voor begeleiding en behandeling.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen moet worden opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 199 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Aan die proeftijd moeten bijzondere voorwaarden worden verbonden (meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod en een beroepsverbod). Het voorwaardelijk strafdeel en de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden bieden de verdachte de mogelijkheid om met hulp en begeleiding van de reclassering te onderzoeken waar zijn gedrag vandaan komt om te voorkomen dat hij opnieuw strafbare feiten begaat. Daarnaast ziet de rechtbank in de ernst van de feiten aanleiding om aan de verdachte een (maximale) taakstraf op te leggen voor de duur van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis wanneer die taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht.

8.Beslag

Zoals de officier van justitie heeft gevorderd zal het in beslag genomen voorwerp:
- Telefoontoestel Apple iPhone zwart met goednummer: [beslagnummer] ,
worden verbeurd verklaard. Het voorwerp behoort aan de verdachte toe. Het onder 2 bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.

9.Vordering benadeelde partij

Vordering [slachtoffer 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 2] ter zake van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte partieel wordt vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit voor zover betrekking hebbend op [slachtoffer 2] , en wordt vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde feit.
Vordering [slachtoffer 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 1] ter zake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,- zodat de vordering zal worden toegewezen. Dit bedrag doet recht aan wat het slachtoffer is overkomen en de gevolgen die zij daarvan heeft ondervonden. Ook is dit bedrag in lijn met de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 26 januari 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van € 5.000,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 57, 139h en 242 oud van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissingen

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf van 300 (driehonderd) dagen;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) urenen beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
199 (honderdnegenennegentig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden na het maken van een afspraak bij de Reclassering op het adres Marconistraat 2, te Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zal zich laten behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te
bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener nodig vindt;
de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect - contact met [slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum 2] 1983, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
de veroordeelde verricht geen psychotherapeutische en/of zorgwerkzaamheden, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de veroordeelde aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]te betalen een bedrag van
€ 5.000,- (vijfduizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de veroordeelde de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 1], te betalen
€ 5.000,- (vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening en bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de veroordeelde in de proceskosten door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]gemaakt, en begroot deze op nihil;
verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 2]niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij
[slachtoffer 2]in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen goederen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de verbeurdverklaring van de Apple iphone zwart met goednummer: [beslagnummer] .
Dit vonnis is gewezen door:
Mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
Mrs. J. van de Klashorst en R.D.M. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 2 december 2024.