In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2024 een verstekvonnis gewezen in een kort geding. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Blom, heeft een loonvordering ingediend tegen [gedaagde01] B.V., die niet is verschenen op de zitting. De eiser heeft gesteld dat hij recht heeft op doorbetaling van zijn loon over de periode van 1 december 2023 tot 15 januari 2024, omdat hij arbeidsongeschikt is door ziekte. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er voldoende spoed aanwezig is om de eis in kort geding toe te wijzen, aangezien de eiser niet kan wachten op de uitkomst van een reguliere procedure. De vordering is toegewezen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond is. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van € 4.960,25 bruto aan loon, plus wettelijke verhogingen en rente, alsook € 621,03 aan buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.048,42. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de betalingsverplichtingen, ongeacht een eventuele hoger beroep.