ECLI:NL:RBROT:2024:12115

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
10-261051-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het voorhanden hebben van een vuurwapen en heroïne, en voorbereidingshandelingen voor de handel in verdovende middelen

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1996 en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd, heeft de rechtbank Rotterdam op 18 november 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen, het voorhanden hebben van 297 gram heroïne en voorbereidingshandelingen voor de handel in verdovende middelen. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor het vuurwapen, bewezenverklaring van de heroïne en voorbereidingshandelingen, en een gevangenisstraf van 9 maanden. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor het voorhanden hebben van het vuurwapen niet overtuigend was, en sprak de verdachte vrij van dit feit. Voor de heroïne en voorbereidingshandelingen oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk deze middelen aanwezig had. De verdachte had op 14 augustus 2024 in zijn woning in Capelle aan den IJssel, waar hij met anderen stond ingeschreven, verschillende verdovende middelen en versnijdingsmiddelen aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor opzet, en sprak de verdachte ook van deze feiten vrij. De in beslag genomen patronen werden onttrokken aan het verkeer, omdat er wel een strafbaar feit was gepleegd in de woning. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-261051-24
Datum uitspraak: 18 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat in Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.L. van Montfoort heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak (feit 2 en 3)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Bewezen kan worden dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De verdachte bevond zich op 14 augustus 2024 in een woning aan de [adres] in [woonplaats] , de woning waar hij staat ingeschreven. Verbalisanten zijn op een rechtmatige wijze deze woning binnengetreden en troffen daar ongeveer 300 gram heroïne, verschillende relatief grote hoeveelheden versnijdingsmiddelen en een pers aan. De aangetroffen goederen bevonden zich op plaatsen die bij normaal gebruik van een woning zichtbaar zijn. De verklaring van de verdachte dat hij enkel in de woonkamer en de badkamer van deze woning is geweest, is ongeloofwaardig. Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat de verdachte de aangetroffen goederen opzettelijke aanwezig heeft gehad. Dat de verdachte wetenschap had van deze goederen wordt gesterkt door het nerveuze gedrag van de verdachte ten tijde van zijn aanhouding.
4.2.2.
Standpunt verdediging
Er is sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De verbalisanten zijn de woning van de verdachte onrechtmatig binnengetreden omdat er geen redelijk vermoeden van schuld was dat in de woning verdovende middelen aanwezig waren. Gelet op het voorgaande dient bewijsuitsluiting en daarmee vrijspraak te volgen.
Subsidiair is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs waaruit blijkt dat de verdachte wetenschap had van de aangetroffen goederen in de woning. De verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.2.3.
Beoordeling
Rechtmatigheid
In artikel 9, eerste lid, van de Opiumwet wordt aan opsporingsambtenaren de bevoegdheid gegeven zich de toegang tot een woning te verschaffen indien een redelijk vermoeden bestaat dat in de woning verdovende middelen aanwezig zijn. De verbalisanten hadden een vermoeden dat het adres [adres] een drugspand was, omdat een inzittende van een personenauto – die betrokken was bij het vervoeren van verdovende middelen – op 2 augustus 2024 op dat adres binnenging. In de nacht van 13 op 14 augustus 2024 werd de woning vervolgens geobserveerd. Wanneer twee verbalisanten aanbellen en de verdachte de deur opent, wordt bij hem nerveus gedrag waargenomen. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden - in onderlinge samenhang bezien - een redelijk vermoeden konden opleveren dat er verdovende middelen in de woning aanwezig waren. Op grond van voornoemde bepalingen hadden zij daarmee dan ook de bevoegdheid tot binnentreden van de woning. Er is derhalve geen sprake van een vormverzuim.
Opzet verdachte
In de woning waar de verdachte zich op 14 augustus 2024 bevond zijn heroïne, versnijdingsmiddelen en een pers aangetroffen. De rechtbank heeft op basis van het dossier geen goed beeld kunnen krijgen van de feitelijke situatie in de woning waar deze goederen zich bevonden en of deze goederen op enig moment voor de verdachte zichtbaar waren. Dat de verdachte – met vijf anderen – staat ingeschreven in de woning en op 14 augustus in de woning aanwezig was, is onder deze omstandigheden onvoldoende om met de vereiste mate van zekerheid bewezen te verklaren dat de verdachte opzettelijk heroïne, versnijdingsmiddelen en een pers aanwezig heeft gehad.
4.2.4.
Conclusie
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.In beslag genomen voorwerpen

5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen munitie te onttrekken aan het verkeer.
5.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3.
Beoordeling
De in beslag genomen patronen zullen worden onttrokken aan het verkeer. Hoewel de verdachte van het hem onder 1 ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken, kan op basis van het dossier worden vastgesteld dat er in de woning aan de [adres] in Rotterdam door een of meerdere personen een strafbaar feit is begaan, te weten het aanwezig hebben van munitie. Gelet op het bepaalde in artikel 36b, eerste lid, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht, kan in dat geval besloten worden tot onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen voorwerp.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.

7.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van het nog niet teruggegeven voorwerp als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: 10 STK Munitie (goednummer: [beslagnummer] );
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. J. van de Klashorst en R.D.M. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 18 november 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 14 augustus 2024 te Capelle aan den IJssel,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en
munitie,
te weten een wapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet
in de vorm van een pistool/revolver
van het merk Glock, model/type 48, kaliber 9 mm en/of
(bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van de Wet wapens munitie, van de
Categorie III
te weten 10 kogelpatronen van het merk/type CBC, kaliber 9 mm
voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 14 augustus 2024 te Capelle aan den IJssel,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 297,0 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 14 augustus 2024 te Capelle aan den IJssel,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van cocaïne en/of heroïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had
om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door versnijdingsmiddelen, te weten:
- 2.013,4 gram paracetamol/cafeïne en/of
- 708,9 gram paracetamol en/of
- 668,6 gram coffeïne en/of
- 413,8 gram coffeïne/paracetamol en/of
- 24,3 gram inositol en/of
- 21,8 gram procaïne
en/of een pers om blokken verdovende middelen te persen
voorhanden te hebben.