ECLI:NL:RBROT:2024:12112

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
11238904 CV EXPL 24-18870
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake financiële leaseovereenkomst tussen Volkswagen Pon Financial Services B.V. en vennoten van gedaagde

In deze zaak heeft Volkswagen Pon Financial Services B.V., handelend onder de naam DutchFinance, een rechtszaak aangespannen tegen gedaagden, die gezamenlijk als vennoten optreden. De zaak betreft een financiële leaseovereenkomst waarbij Volkswagen een auto ter beschikking heeft gesteld aan gedaagde 1, met gedaagde 2 en gedaagde 3 als vennoten. Volkswagen stelt dat de gedaagden, ondanks herhaalde aanmaningen, de leasetermijnen niet tijdig hebben betaald. Als gevolg hiervan heeft Volkswagen de teruggave van de auto en betaling van het openstaande saldo van de financiering geëist. De auto is door Volkswagen verkocht voor € 15.453,39, en Volkswagen vordert nu het resterende bedrag van € 4.482,39, plus bijkomende kosten.

Tijdens de rolzitting op 6 augustus 2024 heeft gedaagde 2 aangegeven het niet eens te zijn met de eis, stellende dat de auto voor een te laag bedrag is verkocht. Hij heeft de auto laten taxeren op een waarde van € 18.000,- en weigert het verschil tussen de taxatiewaarde en de verkoopprijs te betalen. Ook stelt hij dat er een betalingsregeling is afgesproken. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de gedaagden niet hebben aangetoond dat de auto door een onafhankelijke partij op een hoger bedrag is getaxeerd dan de verkoopprijs. Het verweer van gedaagden is verworpen, evenals het verweer over de betalingsregeling, omdat Volkswagen dit heeft betwist en gedaagden geen bewijs hebben geleverd.

De kantonrechter heeft de eis van Volkswagen grotendeels toegewezen. Gedaagden zijn veroordeeld tot betaling van het restant van de huurkoopsom van € 4.482,39, plus bijkomende kosten van € 693,62 voor buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast zijn gedaagden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.479,93. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Volkswagen het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, zelfs als gedaagden in hoger beroep gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11238904 CV EXPL 24-18870
datum uitspraak: 1 november 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Volkswagen Pon Financial Services B.V.,
die handelt onder de naam DutchFinance,
vestigingsplaats: Amersfoort,
eiseres,
gemachtigde: Jongejan Wisseborn gerechtsdeurwaarders,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,

2. [gedaagde 2] ,

3. [gedaagde 3] ,

in hun hoedanigheid van vennoten van gedaagde sub 1,
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagden,
die zelf procederen.
De partijen worden hierna ‘Volkswagen’, ‘ [gedaagde 1] ’, ‘ [gedaagde 2] ’ en ‘ [gedaagde 3] ’ genoemd. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] worden hierna tezamen ‘ [gedaagden] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 juli 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met een bijlage;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de dupliek, met bijlagen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Volkswagen heeft op grond van een financiële leaseovereenkomst een auto aan [gedaagde 1] (met vennoten [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ) ter beschikking gesteld. Volgens Volkswagen hebben [gedaagden] , ondanks aanmaning, de leasetermijnen niet tijdig aan haar betaald. Volkswagen heeft daarop teruggave van de auto en betaling van het openstaande saldo van de financiering geëist. [gedaagden] hebben de auto ingeleverd en Volkswagen heeft deze voor € 15.453,39 verkocht. Volkswagen eist in deze procedure betaling van de restant huurkoopsom van € 4.482,39 met bijkomende kosten.
2.2.
[gedaagde 2] heeft tijdens de rolzitting op 6 augustus 2024 aangegeven het niet eens te zijn met de eis. Hij vindt dat Volkswagen de auto voor een te laag bedrag heeft verkocht, omdat hij de auto heeft laten taxeren op een waarde van € 18.000,-. Hij is niet bereid het verschil tussen de taxatiewaarde en de verkoopprijs te betalen en maakt eveneens bezwaar tegen de bijkomende kosten. Ook meent [gedaagde 2] dat partijen een betalingsregeling hebben afgesproken.
2.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
De uitkomst
2.4.
De eis van Volkswagen wordt grotendeels toegewezen. Hierna wordt toegelicht waarom.
Hogere taxatiewaarde is niet vast komen te staan
2.5.
[gedaagden] hebben niet met stukken onderbouwd dat de auto door een onafhankelijke partij op een hoger bedrag is getaxeerd dan waar hij uiteindelijk voor is verkocht. Dat had, gelet op de betwisting door Volkswagen, wel op hun weg gelegen. Dit verweer slaagt daarom niet.
Geen betalingsregeling
2.6.
Ook het verweer dat – naar de kantonrechter begrijpt – het restant van de huurkoopsom niet opeisbaar is omdat partijen een betalingsregeling hebben getroffen, wordt verworpen. Volkswagen heeft dat namelijk betwist en [gedaagden] hebben geen stukken in het geding gebracht waaruit het (nog) bestaan van een betalingsregeling wel blijkt.
Conclusie: [gedaagden] moeten het restant van de kredietvergoeding terugbetalen
2.7.
Uit het voorgaande volgt dat de opgeworpen verweren niet slagen. De geëiste hoofdsom inclusief verschenen rente van € 4.482,39 wordt daarom toegewezen.
[gedaagden] moeten incassokosten van € 693,62 betalen
2.8.
Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt € 693,62 (inclusief btw) toegewezen. De kantonrechter ziet aanleiding om de afgesproken vergoeding te matigen tot het bedrag waarop Volkswagen recht heeft volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (artikel 242 Rv). Volkswagen heeft niet gesteld dat de werkelijke kosten hoger waren en dat het redelijk was om deze kosten te maken.
[gedaagden] moeten rente betalen
2.9.
De rente over de rente wordt afgewezen, omdat het niet duidelijk is welk deel langer dan een jaar verschuldigd is (artikel 6:119a lid 3 BW). Voor het overige wordt de rente toegewezen, omdat Volkswagen genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagden] dat niet gemotiveerd hebben betwist.
[gedaagden] moeten de proceskosten betalen
2.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagden] , omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagden] aan Volkswagen moeten betalen op € 142,93 aan dagvaardingskosten, € 524,- aan griffierecht, € 678,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.479,93. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Volkswagen dat eist en [gedaagden] daar geen bezwaar tegen hebben gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagden] om hoofdelijk, zodanig dat als de een heeft betaald de ander zal zijn bevrijd, aan Volkswagen te betalen € 5.397,99 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over € 5.124,71 vanaf 17 juli 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodanig dat als de een heeft betaald de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, die aan de kant van Volkswagen worden begroot op € 1.479,93;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
43416