ECLI:NL:RBROT:2024:12111

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
11092830 CV EXPL 24-11955
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding van de huurovereenkomst tussen Gotthard Vastgoed B.V. en gedaagde

In deze zaak heeft Gotthard Vastgoed B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde wegens huurachterstand en heeft zij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd. De kantonrechter heeft op 1 november 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de huurachterstand van € 3.435,12 werd toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld om deze achterstand te betalen en de huurovereenkomst werd ontbonden, omdat de gedaagde in gebreke was gebleven met de huurbetalingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te beëindigen, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde. De gedaagde moet de woning binnen veertien dagen na het vonnis ontruimen en een gebruiksvergoeding van € 695,76 per maand betalen tot de ontruiming. Daarnaast zijn de incassokosten van € 120,32 toegewezen en moet de gedaagde de proceskosten van in totaal € 978,97 vergoeden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11092830 CV EXPL 24-11955
datum uitspraak: 1 november 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Gotthard Vastgoed B.V.,
vestigingsplaats: Luchthaven Schiphol,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder mr. O.J. Boeder,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Gotthard’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 30 augustus 2024 en de daarin genoemde stukken;
  • de e-mail van de gemachtigde van Gotthard van 26 september 2024.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Gotthard eist in deze zaak betaling van een huurachterstand met kosten, ontbinding van de huurovereenkomst met [gedaagde] en ontruiming van de woning aan [adres]. Deze eis wordt grotendeels toegewezen. [gedaagde] moet van de kantonrechter inderdaad de huurachterstand betalen en de woning verlaten. Hierna wordt uitgelegd waarom.
De eis tegen [naam] is ingetrokken
2.2.
In het tussenvonnis is Gotthard in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat de ondertekening op het borgstellingsformulier behorende bij de huurovereenkomst met ingangsdatum 1 januari 2019 afkomstig is van [naam], die in deze procedure mede is gedagvaard. Gotthard heeft de kantonrechter naar aanleiding van de bewijsopdracht vervolgens bericht dat zij de eis tegen [naam] intrekt. De kantonrechter doet daarom alleen uitspraak ten aanzien van de eis tegen [gedaagde]. De omstandigheden rondom de ondertekening van het borgstellingsformulier worden niet verder behandeld en beoordeeld.
[gedaagde] moet een huurachterstand van € 3.435,12 betalen
2.3.
[gedaagde] wordt veroordeeld om € 3.435,12 aan huurachterstand aan Gotthard te betalen. De partijen zijn het er namelijk over eens dat dit de huurachterstand was op het moment van de zitting (te weten 21 augustus 2024). De huur tot en met de maand augustus 2024 zit hier dus bij.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.4.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde] verplicht was om de huur op tijd te betalen en dat niet heeft gedaan (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [1] De kantonrechter heeft in dit geval rekening gehouden met het volgende.
2.4.1.
Enerzijds geldt dat Gotthard verplicht is om de acties uit te voeren die staan onder a tot en met d van artikel 2 Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening en om aan de gemeente de hoogte van de huurachterstand te melden. Gebleken is dat Gotthard dat wel heeft gedaan, maar niet minimaal twee maanden voor de datum van dagvaarding. [gedaagde] heeft daardoor slechts een beperkte tijd gehad om daadwerkelijk met schuldhulp te kunnen beginnen.
2.4.2.
Anderzijds geldt dat Gotthard onbetwist heeft gesteld dat [gedaagde] sinds 2017 doorlopend huurachterstanden laat ontstaan, dat Gotthard meermaals een borgsteller heeft moeten aanspreken en dat het niet de eerste keer is dat partijen tegenover elkaar staan in een procedure over de huurbetalingen. Gedurende deze procedure is de huurachterstand opgelopen van vier maanden op het moment van dagvaarden tot ruim vijf maanden op het moment van de zitting en de achterstand is in de tussenliggende periode nog hoger geweest. De kantonrechter vindt dit ernstig genoeg om, ondanks de late melding in het kader van de vroegsignalering, tot ontbinding van de huurovereenkomst over te gaan. De door [gedaagde] aangevoerde persoonlijke omstandigheden, hoe moeilijk deze ook voor haar zijn, leiden niet tot een ander oordeel.
[gedaagde] moet de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.5.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet [gedaagde] de woning met al haar spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis. Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een gebruiksvergoeding van € 695,76 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Gotthard heeft niet uitgelegd waarom [gedaagde] een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand. Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
[gedaagde] moet incassokosten betalen
2.6.
De incassokosten van € 120,32 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] hoeft geen rente te betalen
2.7.
De rente wordt afgewezen, omdat de rente waarop Gotthard volgens de algemene voorwaarden recht heeft hoger is dan de gewone wettelijke rente op het moment van het aangaan van de overeenkomst. De algemene voorwaarden wijken daarmee ten nadele van de consument af van de wet. Gotthard heeft niet uitgelegd waarom deze afwijking in dit geval gerechtvaardigd is. Deze bepaling is daarom oneerlijk met als gevolg dat Gotthard geen recht meer heeft op de wettelijke rente.
Verder geen oneerlijke bepalingen
2.8.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Gotthard moet betalen op € 135,97 aan dagvaardingskosten, € 248,- aan griffierecht, € 476,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 238,-) en € 119,- aan nakosten. Dat is in totaal € 978,97. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De kosten die Gotthard heeft gemaakt voor het dagvaarden van [naam] komen voor rekening van Gotthard.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Gotthard dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Gotthard te betalen € 3.555,44;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis de woning aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Gotthard te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf september 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Gotthard te betalen € 695,76 per maand met de verhoging die is toegestaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Gotthard worden begroot op € 978,97;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
43416

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810