Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 20 februari 2024, met bijlagen;
- het antwoord met eis in reconventie (tegeneis) van [gedaagde], met bijlagen;
- het antwoord in reconventie tevens eisvermeerdering in conventie van ZBI, met bijlagen;
- de akte houdende overlegging producties van [gedaagde], met bijlagen;
- de akte uitlating eisvermeerdering in conventie tevens eisvermeerdering in reconventie van [gedaagde], met bijlagen;
- de brief van 30 september 2024 met een aanvullende productie van ZBI;
- de e-mail van 1 oktober 2024 met aanvullende producties van ZBI;
- de e-mail van 1 oktober 2024 met aanvullende producties van [gedaagde];
- het proces-verbaal van de zitting op 2 oktober 2024.
- namens ZBI [naam 1] en [naam 2], werkzaam bij Schep Vastgoedmanagers, bijgestaan door de gemachtigde;
- [gedaagde] met de gemachtigde.
2.De beoordeling
- een verklaring voor recht dat de kale huurprijs in de maand juni 2023 en in de periode vanaf 1 juli 2023 tot 1 juli 2024 € 731,90 bedraagt;
- een verklaring voor recht dat de kale huurprijs vanaf 1 juli 2024 € 774,35 per maand bedraagt;
- met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
- een verklaring voor recht dat sprake is van een gebrek/gebreken aan de woning;
- te bepalen dat zij recht heeft op 60% huurprijsvermindering vanaf 1 juni 2023 tot de gebreken zijn hersteld;
- te bepalen dat de huurprijs per 1 juni 2023 tot en met de datum van de akte € 773,90 voor de woning (inclusief servicekosten) bedraagt en voor de parkeerplaats € 95,20;
- herstel van de gebreken aan het hang- en sluitwerk en de liftinstallaties binnen 4 weken op straffe van een dwangsom;
- restitutie van € 3.297,78 aan onverschuldigde betalingen te vermeerderen met nadien nog teveel betaalde huurpenningen;
- te bepalen dat de huurovereenkomst in stand blijft dan wel dat [gedaagde] een terme de grâce krijgt om ontbinding van de huurovereenkomst te voorkomen;
- met veroordeling van ZBI in de proceskosten.
dinsdag 3 december 2024 om 11:30 uurvoor een reactie van beide partijen op de punten genoemd in rechtsoverwegingen 2.9. en 2.10. van dit vonnis.