ECLI:NL:RBROT:2024:12107

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
9572417 CV EXPL 21-39990
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid Veiligheidsregio voor verloren gouden ketting tijdens ambulancevervoer

In deze zaak vordert eiser, die een gouden ketting kwijt is geraakt tijdens zijn vervoer met een ambulance op 28 april 2018, een verklaring voor recht dat de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond aansprakelijk is voor de door hem geleden schade. Eiser heeft de Veiligheidsregio gedagvaard en vraagt de kantonrechter om de schade te begroten en de Veiligheidsregio te veroordelen tot betaling van dit bedrag, inclusief rente en kosten. Tijdens de procedure heeft eiser ook Stichting Sint Franciscus Vlietland Groep gedagvaard, maar deze eis is ingetrokken.

De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 16 september 2024 overwogen dat er geen sprake is van zaakwaarneming door de Veiligheidsregio, maar van een geneeskundige behandelovereenkomst. Eiser is toegelaten tot bewijs van zijn stelling dat de ketting in of bij het betreden van de ambulance is afgedaan of ontvreemd. Na meerdere getuigenverhoren is de kantonrechter tot de conclusie gekomen dat eiser niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd. De getuigenverklaringen gaven onvoldoende aanknopingspunten om te concluderen dat de Veiligheidsregio een onrechtmatige daad heeft gepleegd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de getuigen, waaronder ambulancepersoneel en een agent, niet konden bevestigen dat eiser de ketting nog om had bij de overdracht aan de ambulance. Bovendien is er geen bewijs dat de ketting is afgedaan door het ambulancepersoneel. De kantonrechter heeft de eis van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 2.169,-.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9572417 CV EXPL 21-39990
datum uitspraak: 15 november 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. R.M. van der Zwan,
tegen
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Muller.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘Veiligheidsregio’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 16 september 2022 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte na tussenvonnis van [eiser];
  • de rolbeslissing van 18 november 2022;
  • de brief met bijlagen van 25 januari 2023 van de zijde van Veiligheidsregio;
  • het proces-verbaal van het op 1 februari 2023 gehouden getuigenverhoor;
  • het proces-verbaal van het op 22 juni 2023 gehouden getuigenverhoor;
  • het proces-verbaal van het op 22 november 2023 niet-gehouden getuigenverhoor;
  • de rolbeslissing van 2 februari 2024;
  • de brief van 24 april 2024 van de zijde van [eiser];
  • het proces-verbaal van het op 4 juni 2024 gehouden getuigenverhoor;
  • de akte na enquête van de zijde van [eiser];
  • de akte van de zijde van Veiligheidsregio.

2.De verdere beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiser] is een gouden ketting kwijtgeraakt. Volgens hem is dat gebeurd toen hij op 28 april 2018 met een ambulance naar het ziekenhuis is gebracht. [eiser] eist in deze zaak een verklaring voor recht dat Veiligheidsregio aansprakelijk is voor de door hem geleden schade. Ook vraagt hij de kantonrechter de door hem geleden schade te begroten en Veiligheidsregio te veroordelen dit bedrag aan hem te betalen met rente en kosten.
2.2.
[eiser] heeft Stichting Sint Franciscus Vlietland Groep in deze zaak mede gedagvaard, maar tijdens de procedure zijn eis ten aanzien van deze partij ingetrokken. De kantonrechter hoeft daarom alleen nog maar te beslissen over de eis ten aanzien van Veiligheidsregio.
Bewijsopdracht
2.3.
In het tussenvonnis van 16 september 2024 is overwogen dat in elk geval geen sprake is geweest van zaakwaarneming door Veiligheidsregio, maar van een geneeskundige behandelovereenkomst tussen [eiser] en (de rechtsvoorganger van) Veiligheidsregio. De eis van [eiser] kan daarom niet worden toegewezen op de primaire grondslag. Ten aanzien van de vraag of Veiligheidsregio een onrechtmatige daad heeft gepleegd is [eiser] toegelaten tot bewijs van zijn stelling dat de ketting in of bij het betreden van de ambulance is afgedaan dan wel ontvreemd.
2.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter is [eiser] niet in zijn bewijsopdracht geslaagd. Hierna wordt toegelicht waarom.
Wat hebben de getuigen verklaard?
2.5.
Getuige [naam 1] (voormalig hoofdagent) heeft verklaard dat hij [eiser] eerder op de avond heeft gezien met een ketting die opviel omdat die groter was dan normaal. Na het incident was [eiser] volgens deze getuige buiten bewustzijn. Bij de overdracht aan de ambulancebroeders had hij de ketting nog om. Hij is in de ambulance meegegaan naar het ziekenhuis, maar weet niet of [eiser] de ketting toen nog om had, aldus deze getuige.
2.6.
De chauffeur van de ambulance heeft voorafgaand aan het getuigenverhoor schriftelijk verklaard dat hij mogelijk een ketting heeft gezien, maar dat hij niet meer weet of [eiser] deze ketting om had toen hij in de ambulance stapte. Tijdens het getuigenverhoor heeft hij verklaard dat hij [eiser] niet herkent en dat hij niet meer weet of hij de ketting heeft gezien. Hij weet nog wel dat [eiser] in de ambulance werd begeleid door een agent.
2.7.
Getuige [getuige 1] (voormalig teammanager bij Veiligheidsregio) heeft voorafgaand aan het getuigenverhoor schriftelijk verklaard dat uit navraag bij het ambulanceteam is gebleken dat zij de ketting nooit in handen hebben gehad. Volgens het geldende protocol worden persoonlijke eigendommen alleen afgedaan als deze een direct gevaar voor de gezondheid van de patiënt opleveren. Er is volgens haar geen aanleiding om aan te nemen dat dat in deze zaak het geval was. Tijdens het getuigenverhoor heeft deze getuige verder verklaard dat zij werd gebeld door [eiser] die haar vertelde dat zijn ketting was gestolen door ambulancepersoneel. Zij heeft vervolgens een collega de opdracht gegeven onderzoek naar het beweerdelijke voorval te doen. Daar kwam volgens haar uit dat het ambulancepersoneel de ketting niet had en ook niet heeft gehad en deze uitkomst heeft zij teruggekoppeld aan [eiser]. Zij herhaalt dat persoonlijke eigendommen zoveel mogelijk bij de patiënt blijven.
2.8.
Getuige [getuige 2] (voormalig beleidsadviseur agressie en geweld bij Veiligheidsregio) heeft verklaard dat hij zich kan herinneren dat [eiser] na een melding van agressie en/of geweld via een brief een ‘rode kaart’ heeft gekregen. Hij kan zich echter geen telefonisch of schriftelijk contact met [eiser] herinneren en heeft ook zelf het onderzoek niet gedaan.
2.9.
Getuige [getuige 3] (SEH verpleegkundige) heeft verklaard dat een ketting zoals die van [eiser] normaliter af wordt gedaan als er röntgenfoto’s worden gemaakt. De sieraden worden in dat geval in een bakje of zakje gedaan dat bij de patiënt blijft. Voor zover bij deze getuige bekend is er in het dossier van [eiser] geen aantekening gemaakt van de aanwezigheid van een ketting.
2.10.
Getuige [getuige 4] (SEH arts) heeft verklaard dat hij zich [eiser] niet kan herinneren. Hij kan zich ook niet herinneren dat hij een ketting heeft gezien of afgedaan. In zijn verslaglegging maakt hij alleen melding van de medische situatie van de patiënt en niet van eventuele sieraden.
Bewijswaardering
2.11.
De kantonrechter ziet onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat sprake is van een onrechtmatige daad van Veiligheidsregio. Na meerdere getuigenverhoren is het nog steeds niet duidelijk of de ketting in of bij het betreden van de ambulance is afgedaan dan wel ontvreemd. Alleen de toenmalige hoofdagent, [naam 1], kan zich herinneren dat [eiser] de ketting om had toen hij werd overgedragen aan de ambulancebroeders. Wat er daarna is gebeurd, blijft onduidelijk.
2.12.
De stellingen die [eiser] tijdens de zitting op 27 mei 2022 heeft ingenomen dat de toenmalige hoofdagent telefonisch heeft bevestigd dat [eiser] in de ambulance de ketting nog om had, dat de ketting in de ambulance af moest om verstikking te voorkomen en dat de ketting in een kluis is gelegd, zijn door geen van de getuigen bevestigd en dus niet vast komen te staan.
2.13.
Zowel de arts als de verpleegkundige van de SEH kan zich de ketting niet herinneren en in het ziekenhuisdossier is geen melding gemaakt van de aanwezigheid van de ketting. Dit zegt niets over het verlies van de ketting of de mogelijke ontvreemding daarvan, want de arts heeft verklaard dat hij in zijn verslaglegging nooit melding van sieraden maakt. Als [eiser] de ketting bij het betreden van het ziekenhuis nog omhad zou dit dus niet uit het dossier blijken.
2.14.
De ambulancechauffeur kan zich niet herinneren of hij de ketting heeft gezien. Het is niet mogelijk om dit te achterhalen via de camerabeelden die in de ambulance zijn gemaakt, want die worden niet opgeslagen. Een verklaring van ambulanceverpleegkundige [naam 2] ontbreekt, omdat zij onvindbaar is en daarom niet als getuige is gehoord. De kantonrechter is het niet met [eiser] eens dat deze omstandigheid voor rekening en risico van Veiligheidsregio komt. [eiser] heeft niet weersproken dat de betreffende ambulanceverpleegkundige inmiddels al enkele jaren niet meer werkzaam is voor Veiligheidsregio en van een werkgever mag niet worden verwacht dat zij een voormalige werknemer na uitdiensttreding kan blijven traceren en daarmee contact kan blijven leggen. In de huidige arbeidsmarkt is het ook niet ongebruikelijk dat iemand uit dienst treedt en ergens anders gaat werken. De kantonrechter ziet hierin geen verdachte omstandigheid die voor rekening van Veiligheidsregio komt.
2.15.
Uit de getuigenverklaringen van [getuige 1], [getuige 3] en [getuige 4] komt naar voren dat het zowel bij het ambulancevervoer als bij de spoedeisende hulp gebruikelijk is om sieraden om te laten bij de diagnostiek. Pas als dit een gevaar oplevert voor de patiënt of als dit nodig is voor een specifieke medische (be)handeling, zoals het maken van röntgenfoto’s, worden sieraden afgedaan. Niet gesteld of gebleken is dat het noodzakelijk was om de ketting van [eiser] op enig moment af te doen.
2.16.
Verder is niet uitgesloten dat [eiser] de ketting is kwijtgeraakt tussen het moment van overdracht van [eiser] aan het ambulancepersoneel en het betreden van de ambulance. Niet in geschil is dat [eiser] letsel heeft opgelopen door een handgemeen. Het is niet uitgesloten dat de ketting toen los is gegaan en pas op een later moment is afgevallen. Verder staat vast dat de gebeurtenissen in de nacht hebben plaatsgevonden. Dit kan het zicht van de aanwezige personen hebben belemmerd.
2.17.
Uit het voorgaande volgt dat [eiser] niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd. De eis wordt daarom afgewezen.
[eiser] moet de proceskosten betalen
2.18.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser], omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [eiser] aan Veiligheidsregio moet betalen op € 2.034,- aan salaris voor de gemachtigde (6 punten x € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 2.169,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eis af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die aan de kant van Veiligheidsregio worden begroot op € 2.169,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
43416