ECLI:NL:RBROT:2024:1209

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
10690316
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens niet-nakoming van overeenkomst tot levering en plaatsing van kozijnen

In deze zaak vordert eiser schadevergoeding van gedaagde wegens niet-nakoming van een overeenkomst tot de levering en plaatsing van kunststof kozijnen en gevelbekleding. Eiser heeft in juni 2021 bij gedaagde kozijnen en gevelbekleding besteld, maar er zijn gebreken geconstateerd in de levering en plaatsing. Eiser heeft gedaagde meerdere keren in de gelegenheid gesteld om de gebreken te herstellen, maar dit is niet gebeurd. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde in verzuim is geraakt en dat eiser recht heeft op schadevergoeding. De gevorderde schadevergoeding van € 24.601,42 wordt toegewezen, verminderd met een openstaande betaling van € 2.573,-, resulterend in een toewijsbare schadevergoeding van € 22.028,42. Daarnaast worden buitengerechtelijke incassokosten en expertisekosten toegewezen. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten. Het eerdere verstekvonnis wordt vernietigd en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10690316 CV EXPL 23-24369
datum uitspraak: 19 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,
woonplaats: [woonplaats01] , gemeente [gemeente01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. E.M. Diekman,
tegen
[gedaagde01] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] , kantoorhoudende te [plaats01] , gemeente [gemeente02] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.S. van Knippenberg.
De partijen worden ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 17 april 2023, met bijlagen;
  • het verstekvonnis van deze rechtbank van 5 juli 2023 met zaaknummer
10461313 CV EXPL 23-11104;
- de verzetdagvaarding van 24 augustus 2023, met bijlagen.
1.2.
Op 24 november 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken met [eiser01] , in het bijzijn van zijn partner en bijgestaan door mr. Diekman, en met
[naam01] voor [gedaagde01] en mr. Van Knippenberg.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[eiser01] eist schadevergoeding van [gedaagde01] , met nevenvorderingen.
Wat is er gebeurd?
2.2.
[eiser01] heeft in juni 2021 bij [gedaagde01] voor zijn hele woning en de schuur onder meer kunststof kozijnen met isolatieglas en toebehoren, en ook Keralit gevelbekleding gekocht. [gedaagde01] zou dit ook plaatsen. Er is daarbij echter schade veroorzaakt. Ook is niet alles (op tijd) geleverd en (deugdelijk) geplaatst, ook niet na sommatie en gelegenheid voor herstel.
Wat vindt de kantonrechter
Toewijzing schadevergoeding, met rente.
2.3.
Het geëiste bedrag van € 24.601,42 aan schadevergoeding, met de rente vanaf
21 maart 2023, is toewijsbaar, maar hierop wordt in mindering gebracht de laatste termijn van 10% van de koop- en aanneemsom, die nog niet betaald is. Het gaat om € 2.573,-. Er wordt daarom € 22.028,42 toegewezen. Het geëiste bedrag is gebaseerd op een bouwtechnisch rapport, waaruit kort gezegd naar voren komt dat een deel van de gekochte spullen niet (goed) geleverd is en dat het werk niet althans niet helemaal goed is uitgevoerd, en betreft begrote kosten van herstel. [gedaagde01] heeft een en ander niet weersproken en haar is onder verwijzing naar het rapport, gelegenheid geboden om de daarin genoemde gebreken en tekortkomingen te herstellen. Dat is niet gebeurd binnen de gestelde termijn van twee weken, wat onder de gegeven omstandigheden een redelijke termijn wordt geacht, temeer omdat [gedaagde01] voordien al meermaals aangeschreven is om na te komen. Door dat niet te doen is [gedaagde01] , terzake van wat in het rapport genoemd wordt, in verzuim komen te verkeren. [eiser01] heeft tegengesproken dat [gedaagde01] ervan weerhouden is om de benodigde werkzaamheden te verrichten, doordat [eiser01] haar geen toegang zou hebben verleend tot zijn woning, wat ook nergens uit blijkt, zodat dat niet vast staat. Dat geen oplevering heeft plaatsgevonden, kan [gedaagde01] niet baten, want dat had al lang moeten gebeuren. Omdat het niet gaat om geringe tekortkomingen en er inmiddels bijna twee jaar was verstreken na het sluiten van de overeenkomst is het gerechtvaardigd dat [eiser01] de verbintenissen tot nakoming en herstel heeft omgezet in één tot vervangende schadevergoeding, waarvan [gedaagde01] bij brief van 7 maart 2023 mededeling is gedaan.
2.4.
Anders dan [gedaagde01] heeft aangevoerd, is de overeenkomst niet ontbonden. Daarom behoeven de verweren van [gedaagde01] die voortborduren op de vermeende ontbinding van de overeenkomst ook geen bespreking. Op [eiser01] rusten op grond hiervan geen verbintenissen tot ongedaan making. [gedaagde01] heeft spullen geleverd en werkzaamheden verricht, wat een zekere waarde vertegenwoordigt, maar daar staat tegenover dat [eiser01] , op de laatste termijn van 10% na, de koop- en aanneemsom volledig heeft betaald. Niet valt in te zien waarom de waarde van geleverde spullen en diensten in mindering zou moeten strekken van voormeld schadebedrag. Dit bedrag is dan ook toewijsbaar, zij het met verrekening van de openstaande betalingstermijn van € 2.573,-.
2.5.
Wat de hoogte van het schadebedrag betreft, heeft [eiser01] het prijspeil van maart 2023 kunnen hanteren, omdat toen de omzetting in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:87 BW heeft plaatsgevonden.
2.6.
Onderkend wordt dat [gedaagde01] waarschijnlijk goedkoper uit zou zijn als zij opnieuw / alsnog nakomt wat partijen zijn overeengekomen, maar dat is een gepasseerd station.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.7.
De incassokosten van € 1.021,01 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
Expertisekosten
2.8.
De gevorderde expertisekosten van € 1.415,70 zijn onderbouwd en niet weersproken, en worden daarom ook toegewezen.
Proceskosten
2.9.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 133,13 aan dagvaardingskosten, € 693,- aan griffierecht, € 1.058,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 529,-) en € 132,- aan nakosten. Dit is totaal € 2.016,13. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).
Vernietiging verstekvonnis
2.11.
Omdat de veroordeling thans anders is dan in het verstekvonnis, wordt dat vonnis vernietigd.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
vernietigt het op 5 juli 2023 tussen partijen gewezen verstekvonnis met zaaknummer 10461313 CV EXPL 23-11104;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen € 24.465,13, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 24.601,42 vanaf 21 maart 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 2.016,13, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
465