ECLI:NL:RBROT:2024:12077

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
ROT 23/4135
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit omgevingsvergunning voor bedrijfsgebouw en bedrijfswoning hoveniersbedrijf

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht tot het verlenen van een omgevingsvergunning aan een hoveniersbedrijf voor het realiseren van een bedrijfsgebouw en bedrijfswoning. Het college heeft op zitting erkend dat het bestreden besluit gebreken vertoont, waardoor het niet in stand kan blijven. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit in strijd is met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt het besluit en bepaalt dat het college het griffierecht en proceskosten aan de eisers moet vergoeden.

De zaak betreft een omgevingsvergunning die is aangevraagd op 2 juli 2021, voordat de Omgevingswet in werking trad. De rechtbank stelt vast dat de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft. De vergunninghoudster wil een hoveniersbedrijf en een bedrijfswoning realiseren op een perceel in Dordrecht, maar het college heeft de vergunning verleend in strijd met het bestemmingsplan "Nieuwe Dordtse Biesbosch". Eisers, die in de nabijheid wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning, omdat deze niet uitvoerbaar zou zijn en onvoldoende rekening houdt met de ruimtelijke gevolgen.

De rechtbank concludeert dat het college een nieuw besluit moet nemen, aangezien het bestreden besluit niet voldoet aan de wettelijke vereisten. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het college de tijd gegeven om het besluit in te trekken. Uiteindelijk heeft het college erkend dat het besluit gebreken vertoont en heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, met de vernietiging van het besluit van 23 mei 2023. De rechtbank heeft ook de proceskosten en het griffierecht aan eisers toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/4135

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 november 2024 in de zaak tussen

[eiser 1A] en [eiser 1B] , eisers 1

en [eiser 2B] en [eiser 2B], eisers 2
allen uit Dordrecht, tezamen eisers,
(gemachtigde: mr. S. Oord),
en

het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht

(gemachtigden: mr. T.J.M. Wüst en [persoon A] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[vergunninghoudster] .uit Dordrecht (vergunninghoudster)
(gemachtigde: mr. M.M. Breukers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van het college van 23 mei 2023 (bestreden besluit) tot het verlenen van een omgevingsvergunning aan vergunninghoudster voor het realiseren van een bedrijfsgebouw en bedrijfswoning aan de [straatnaam] 2A en 2B in Dordrecht, perceel [perceelnummer 1] (hierna: het perceel).
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers 1, [eiser 2B] , de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van het college en de gemachtigde van vergunninghoudster en [persoon B] (directeur van vergunninghoudster).
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
1.5.
Partijen hebben laten weten niet meer op zitting te willen worden gehoord, zodat de rechtbank het onderzoek ter zitting heeft gesloten. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 2 juli 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
3. De rechtbank beoordeelt het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Waar gaat de zaak over?
4.2.
Vergunninghoudster wil met haar bouwplan op het perceel een hoveniersbedrijf en een bedrijfswoning realiseren.
4.3.
Het college heeft voor dit bouwplan een omgevingsvergunning verleend aan vergunninghoudster voor de activiteiten bouwen en gebruik in strijd met het bestemmingsplan. [2] Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Nieuwe Dordtse Biesbosch” (planregels). Het bouwplan is in strijd met de bestemming “Recreatie”, omdat een zelfstandig hoveniersbedrijf niet onder de bestemmingsomschrijving valt. [3] Het bouwplan is ook in strijd met de bestemming “Waarde – Archeologie 2”, op grond waarvan het perceel mede bestemd is voor het behoud van en de bescherming van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden. [4] Met de verlening van de omgevingsvergunning heeft het college voor de activiteit gebruik in strijd met het bestemmingsplan toepassing gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3o, van de Wabo. De uitgebreide procedure, zoals bedoeld in paragraaf 3.3 van de Wabo, is gevolgd. De gemeenteraad heeft op 16 mei 2023 een verklaring van geen bedenkingen aan het college afgegeven.
4.4.
Eisers 1 wonen aan de [straatnaam] 2 en eisers 2 wonen aan de [straatnaam] 3 in Dordrecht. Eisers zijn het niet eens met de omgevingsvergunning.
4.5.
Eisers hebben eerder beroep ingesteld tegen het besluit van 12 mei 2022 waarbij het college de omgevingsvergunning van vergunninghoudster voor het aanleggen en maken van een uitweg aan de [straatnaam] 2A in Dordrecht, perceel [perceelnummer 2] van 1 maart 2022 in stand heeft gelaten. Met de in- en uitrit kan toegang worden verschaft naar het perceel en dus het beoogde bedrijfsgebouw en de bedrijfswoning. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 28 december 2023 (zaaknummers ROT 22/2689, 22/2691 en 23/7) onder meer het besluit van 12 mei 2022 vernietigd en het college opgedragen om met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit te nemen.
Standpunt eisers
5. Eisers betogen dat het bestreden besluit in strijd is met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Daartoe voeren eisers onder meer aan dat het plan niet uitvoerbaar is, omdat er nog geen besluit is genomen over de in- en uitrit. Ook is volgens eisers onvoldoende duidelijk wat precies vergund is en laat de omgevingsvergunning teveel ruimte voor activiteiten waarvan de ruimtelijke gevolgen voor eisers onvoldoende zijn meegewogen bij de vergunningverlening.
Standpunt college
6. Het college heeft naar aanleiding van wat in beroep naar voren is gebracht op zitting desgevraagd erkend dat het bestreden besluit diverse gebreken bevat, zodat het niet in stand kan blijven. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de vergunninghoudster het college inmiddels heeft verzocht om de huidige (door de voorzieningenrechter reeds geschorste) omgevingsvergunning voor perceel [perceelnummer 1] in te trekken en dat het college voornemens is hiertoe over te gaan. Het college heeft in overleg met vergunninghoudster afgesproken om daarna één besluit te nemen op zowel de aanvraag die ziet op de in- en uitrit ( [perceelnummer 2] ) als de aanvraag die ziet op het bedrijfsgebouw en de bedrijfswoning ( [perceelnummer 1] ).
Verder verloop
7. De rechtbank heeft in overleg met partijen het onderzoek ter zitting geschorst en het college drie weken gegeven om het bestreden besluit in te trekken. Het college heeft de rechtbank met de brief van 12 september 2024 het volgende laten weten.
Het college ziet af van het nemen van één besluit tot het verlenen van een nieuwe omgevingsvergunning die zowel ziet op de in- en uitrit als het bedrijfsgebouw en de bedrijfswoning. In plaats daarvan wil het college het bestreden besluit intrekken, vervolgens een nieuw besluit nemen op de aanvraag (die ziet op [perceelnummer 1] ) onder het oude recht en een nieuw besluit op bezwaar nemen over de verleende omgevingsvergunning voor de in- en uitrit ( [perceelnummer 2] ). Het college wil de besluitvorming gelijktijdig laten verlopen om zo het overzicht te behouden. Omdat er volgens het college een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad nodig is met betrekking tot de intrekking van de omgevingsvergunning voor perceel [perceelnummer 1] (en naar de rechtbank aanneemt evenzeer voor het verlenen van een nieuwe omgevingsvergunning voor dit perceel) en dit volgens het college enige tijd duurt, kan het college de rechtbank binnen vier maanden berichten over de voorgenomen besluiten.
7.1.
Eisers hebben met hun brief van 20 september 2024 de rechtbank verzocht om het beroep gegrond te verklaren en het bestreden besluit te vernietigen.
7.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te wachten op de besluitvorming van het college. Gelet op de brief van het college van 12 september 2024 vindt de rechtbank het beter om nu op het beroep te beslissen. Het college heeft immers erkend dat het bestreden besluit zodanige gebreken bevat dat het niet in stand kan blijven. Het college stelt zich zelf ook op het standpunt dat om medewerking te verlenen aan het bouwplan van vergunninghoudster het noodzakelijk is om een nieuwe omgevingsvergunning te verlenen die de nu bestreden omgevingsvergunning moet vervangen. Daarmee komt het college terug op het genomen besluit. De rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding om de gronden verder inhoudelijk te bespreken. Het bestreden besluit is in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel (artikel 3:46 en artikel 3:2 van de Awb).

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel (artikel 3:46 en artikel 3:2 van de Awb). Dit betekent dat eisers gelijk krijgen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over het bestreden besluit te nemen, omdat reeds duidelijk is dat het college een nieuw besluit gaat nemen.
8.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 23 mei 2023;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V. van Dorst, voorzitter, en mr. A. Dingemanse en
mr. R.J.P. Ferwerda, leden, in aanwezigheid van mr. A. Regenboog, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2024.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:2

Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Artikel 3:46

Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. […],
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
[…].

Artikel 2.10

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet;
de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij de bouwverordening of, zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, met de voorschriften die zijn gesteld bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, van de Woningwet dan wel bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120 van die wet;
de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend;
[…].
2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.

Artikel 2.12

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
[…],
3o. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
[…]
[…].
Bestemmingplan “Nieuwe Dordste Biesbosch”

Artikel 11 Recreatie – 1

11.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie -' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
dagrecreatie;
recreatieve dienstverlening;
maneges of pensionstallen;
volkstuinen;
tuincentrum;
agrarisch bedrijf;
agrarisch loonbedrijf;
natuurontwikkeling
groenvoorzieningen;
water, waterpartijen, recreatieplas en kreken;
bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, paden, parkeervoorzieningen, strandjes en speelvoorzieningen,
een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 11.3.

Artikel 21 Waarde - Archeologie – 2

21.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie-2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 29.1.

Voetnoten

1.Artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wabo.
3.Artikel 11.1 van de planregels.
4.Artikel 21.1 van de planregels.